Pathologie
1. Het stellen van een medische diagnose
1. De anamnese
2. Onderzoek
2. Bloedziekten
1. Afwijkingen van de rode bloedcellen
2.1.1 Anemie
2.1.2 Polycythemie
2. Afwijkingen van de witte bloedcellen
2.2.1 Leukemie
2.2.2 Hodgkin en non-Hodgkin lymfoom
2.2.3 Ziekte van Kahler (=multipel myeloom)
3. Afwijkingen van de trombocyten
2.3.1 Thrombocytopenie (ITP als voorbeeld)
2.3.2 Thrombocytose
4. De bloedstolling
2.4.1 Mechanisme van bloedstolling
2.4.2 Behandeling van bloedingsproblemen
2.4.3 Antitrombotica
3. Longziekten
1. Anatomie en fysiologie
2. Enkele begrippen
3. Enkele belangrijke onderzoeken binnen de pneumologie
3.3.1 Beeldvormende technieken
3.3.2 Longfunctie-onderzoek en bloedgassen
4. Respiratoire insufficiëntie
3.4.1 Acute respiratoire insufficiëntie (ARDS)
3.4.2 Chronische respiratoire insufficiëntie
5. Astma en COPD
3.6.1 Astma
3.6.2 COPD
6. Longembolen
3.7.1 Wat?
3.7.2 Voorkomen:
3.7.3 Risicofactoren
3.7.4 Diagnose
3.7.5 Behandeling
3.7.6 Longembolen en zwangerschap
7. Pleurauitstorting
8. Pneumothorax
3.9.1 Wat?
3.9.2 Oorzaken
3.9.3 Kliniek
3.9.4 Diagnose
3.9.5 Behandeling
3.9.6 Spanningspneu
,4. Bloedvaten
1. Arteriële pathologie
4.1.1 Atherosclerose
4.1.2 Aneurysma
4.1.3 Infectie arterie
4.1.4 Hypertensie
2. Veneuze pathologie
4.2.1 Varices
4.2.2 Oppervlakkige tromboflebitis
4.2.3 Diep veneuze trombose
5. Hart
1. Anatomie en fysiologie van het hart
2. Problemen thv het prikkel- en het geleidingssysteem
5.2.1 Ritmestoornissen
5.2.2 Geleidingsstoornissen
3. Problemen met zuurstofvoorziening van het hart
4. Infectieproblemen
5.4.1 Endocarditis
5.4.2 Myocarditis
5.4.3 Pericarditis
5. Structurele problemen
5.5.1 Hartklepafwijkingen
5.5.2 Cardiomyopathie
6. Spijsvertering
1. Inleiding
2. Belangrijkste klinische beelden
6.2.1 Buikpijn
6.2.2 Algemene verschijnselen
6.2.3 Gastro-intestinale bloedingen
3. Gastro-intestinale aandoeningen
6.3.1 Slokdarm
6.3.2 Maag
6.3.3 Dunne darm
6.3.4 Appendix
6.3.5 Dikke darm
6.3.6 Proctologie
6.3.7 Ontstekingsziekten van het maag-darmsysteem
6.3.8 Prikkelbare darmsyndroom (PDS)
6.3.9 Lever
6.3.10 Galblaas en galwegen
6.3.11 Pancreas
7. Endocrinologie
8. Nieren en urinewegen
,Inleiding
Pathofysiologie: wat loopt er mis betreffende de anatomie en fysiologie bij een bepaalde
ziekte
Etiologie: wat is de oorzaak van het ontstane probleem?
Symptomen: klinische verschijnselen (objectief of subjectief)
Onderzoek: arts kan eerst zelf het lichamelijk onderzoek uitvoeren en dat kan aangevuld
worden met technische onderzoeken
Diagnose: identificeren van de ziekte
Behandeling: medische verzorging (toedienen van medicatie, chirurgische ingreep,
fysiotherapie, …
Het stellen van de medische diagnose
1. De anamnese
1.1 Personalia
Administratieve gegevens
1.2 Hoofdklacht
Patiënt doet zijn verhaal (wat zijn/haar beleving is en uiteindelijk de hulpvraag)
Heteroanamnese = patiënt kan het zelf niet vertellen (jong kind, verwarde patiënt)
dus wordt verteld door familielid, verzorgend personeel of andere
1.2 Speciële anamnese = gerichte anamnese
Arts vraagt door, gaat dieper in op hoofdklacht
Aard van de klacht, lokalisatie, ontstaan, beloop, ernst, begeleidende verschijnselen,
verergende of verzachtende factoren
Eventueel voorgeschiedenis van de patiënt indien nog niet bekend
Arts vormt zich bepaalde hypothese en gaat hier rond ook vragen stellen
Wordt afgesloten met het duidelijk maken van de hulpvraag en de verwachtingen
van de patiënt
1.4 Algemene anamnese (tractusanamnese + sociale anamnese)
Gegevens over het functioneren van de verschillende orgaansystemen
(tractusanamnese) (welke zijn afhankelijk van de hoofklacht)
Andere zaken (psychosociale omstandigheden) die van belang zijn voor de
diagnostiek en latere behandeling
Algemene symptomen bevragen (koorts, vermoeidheid, gewichtsveranderingen)
Vb patiënt met spoedeisend probleem algemene anamnese duurt niet lang
2. Onderzoek
1.1 Lichamelijk onderzoek= klinisch onderzoek
Inspectie (kijken naar de patiënt)
Auscultatie (beluisteren van door organen voortgebrachte geluiden)
Percussie (‘uitkloppen’ van organen)
Palpatie (bevoelen van organen, lichaamsdelen, …)
1.2 Technische onderzoeken
Laboratoriumtesten (bloedonderzoek, urineonderzoek, faeceskweek, …), radiologisch
onderzoek (gewone RX, CT-stan, NMR-scan, echografie, …), andere (ECG,
endoscopieën, longfunctieonderzoek, …)
, Als alle gegevens binnen zijn (anamnese, lichamelijk en technisch onderzoek) zal de arts tot
een definitieve diagnose proberen te komen.
=> Symptomatische behandeling: de klacht wordt behandeld, niet de ziekte zelf (vb
paracetamol tegen hoofdpijn)
=> causale behandeling: pakt de oorzaak aan. (vb antibiotica)
=> preventieve behandeling: handeling stellen om de ziekte te voorkomen
=> palliatieve behandeling: de patiënt gaat nooit volledig genezen, wel tijdelijk beter zijn
(<-> curatief (de patiënt volledig genezen)
Bloedziekten
Samenstelling: plasma (55%), erytrocyten (45%), leukocyten en trombocyten (<1%) en
stoffen (vitaminen, mineralen, …)
1. Afwijkingen in de rode bloedcellen
RBC bevatten rode kleurstof hemoglobine (Hbg). Zorgt voor aanvoer van 02 en afvoer van
CO2 in de organen/weefsels naar de longen.
Normaalwaarden:
- Aantal RBC: 5.000.000/mm3
- Hgb gehalte: 12-15g/dl (bij mannen, bij vrouwen iets later
- Hematocriet: 40-50%
MCV (mean cell volume): zegt iets over de grootte van je bloedcellen. Hieraan kan je bv ook
ijzertekort zien.
MCH (mean cell hemoglobin): gemiddelde hoeveelheid Hgb per cel
Anemie: tekort aan RBC
Polycythemie: teveel aan RBC
1.1 Anemie
Anemie: een tekort aan Hgb door een te laag aantal RBC en/of een tekort aan Hgb in de
cellen, waardoor er “zuurstoftekort” ontstaat. Anemie is vaak geen aandoening of ziekte op
zich, maar een uiting van een onderliggen aandoening.
Aanmaak RBC:
Gevormd in beenmerk (vnl platte beenderen)
Gestimuleerd door erythropoëtine (hormoon)
o Geproduceerd in de nieren
o Behoefte aan 02 in weefsels stijgt => productie erythropoëtine stijgt => aantal
RBC neemt toe => 02 behoefte daalt weer
Belangrijkste bouwstoffen: ijzer, vitamine B12 en foliumzuur
Afbraak RBC:
Na 120 dagen sterven de RBC af
Proces vindt plaats in de milt