1 Onze rol als mens in deze wereld en in het
onderwijs van vandaag
Inleiding:
Begripsverduidelijking en uitleg
Religie: levensbeschouwing die ruimte laat voor het transcendent
(godsdienst). Een religie of godsdienst is een ‘religieuze’
levensbeschouwing, waarbij de grondzin van het bestaan herkend wordt in
een ‘persoonlijk, mensoverstijgend’ iets dat men al dan niet benoemt, bijv.
als God of Allah, Adonai, Godess, Wakan Tanka (Grote Geest) of Opperste
Geest Brahman.
Levensbeschouwing: is de manier waarop je naar het leven kijkt. Een
levensbeschouwing is een min of meer logisch samenhangende visie op
het leven: wat het leven betekent, wat de waarde ervan is en hoe het
geleefd moet worden. Het tracht antwoord te geven op de levensvragen
die een mens zich stelt: vb. wat is de rol van liefde in mijn leven? Waarom
leef ik?
Levensbeschouwelijke vragen: kenmerken
Vragen die ons doen stilstaan bij wat ons leven uiteindelijk
waardevol of betekenisvol maakt, zin geeft.
Het antwoord op dergelijke vragen is altijd persoonlijk, en dus
subjectief. Het is een geloofsantwoord: ik geloof dat… (zie verder)
Deze vragen naar de zin of het doel van het leven noemen we ook
‘waarom’-vragen.
Levensbeschouwelijke of waarom-vragen moeten we onderscheiden
van ‘hoe’-vragen: wetenschappelijke vragen naar oorzaken die een
objectief (= voor iedereen gelijk) antwoord hebben.
Levensbeschouwelijke vragen: Een kwestie van geloven?
Geloven’ betekent: waarop vertrouw je als het gaat om de vraag wat
het leven uiteindelijk zin geeft, waardevol maakt.
Datgene waarin je echt gelooft, daar ga je ook voor, je voelt je
ermee verbonden, je engageert je ervoor. ‘Geloven’ is verwant met
het Engelse ‘love’ (beminnen, waarderen) en met ‘loven’.
‘Geloven’ is zeker niet louter een kwestie van al dan niet ‘in God
geloven’, de tegenstelling tussen ‘gelovigen’ en ‘ongelovigen’ is dan
ook te simplistisch.
Geloven als vertrouwen is een werkwoord, een persoonlijke keuze.
Daarom spreken we NOOIT over ‘het geloof’.
, De persoonlijke levensbeschouwelijke overtuiging
De levensbeschouwelijke overtuiging van een persoon is: het geheel
van antwoorden die hij/zij geeft op de levensbeschouwelijke vragen,
de vragen naar zingeving.
Waarin geloof jij wel/niet als het gaat om de vraag wat het leven
uiteindelijk zin geeft?
Vergelijkbare begrippen: levensbeschouwelijke visie,
levensbeschouwelijke positie, geloofsovertuiging, geloofsvisie…
Zingeving: zin, betekenis geven aan alledaagse dingen. Samen met
anderen betekenis, inhoud, doel of richting aan het leven geven. Zingeving
is wat motiveert om te leven.
Kernwoorden:
De wereld als startpunt: uitdagingen – crisis
Ikzelf IN de wereld: identiteit
Mens- en wereldbeeld: welke mens willen we worden in welke wereld?
o Instrumentalisering
o Individualisering
o Kapitalisme
o Groeidenken
o Superdiversiteit
o Onderlinge verbondenheid
o Kosmisch evenwicht
Leerkracht zijn in deze wereld: onderwijs als op de wereld gericht – globaal
competent
Identiteit van de school in de wereld
Levensbeschouwelijke competenties: verlieservaringen
Waarom RZL?
,"Alles van waarde is weerloos"
Persoonlijkheidsvorming
Op het spoor komen van de eigen levensbeschouwelijke bril,
bewustwording eigen referentiekader
=)Hoe beïnvloedt mij dat?
=)Hoe bepaalt dat de manier waarop ik in de wereld sta?
=)Contact met anderen?
Wie wil ik zijn als mens/leerkracht? (PPO)
Religie-allergie versus handelingsbekwaamheid
Meerstemmigheid
Een wereld in transitie, afscheid nemen (van gewoonten/zekerheden)
Op zoek naar de verhouding tussen individu en collectiviteit
De wereld als gemeenschappelijk vertrekpunt
Referentiekader en wereldbeelden:
Wereldburger
Idee van deze cursus: wereldburgerschap ontdekken
Hoe maak je van leerlingen wereldburgers?
Interculturele competenties zijn daar een onderdeel van: illustratie aan de
hand van een klein voorbeeld: het belang van je naam.
Hoe kijken we naar die wereld? We starten met het verkennen van wat een
referentiekader is.
Referentiekader of onze hoogst persoonlijke gekleurde bril of de manier
waarop je naar de wereld kijkt, daarin dingen die voor jou normaal zijn, zo
normaal dat je het niet meer beseft; wat buiten ons referentiekader ligt, zijn
zaken die je vreemd vindt, abnormaal, die je niet goed kent.
Voorbeelden bespreken: wat ligt binnen en buiten het referentiekader
(vrouw met hoofddoek spreekt goed Nederlands en blijkt de
verpleegkundige te zijn en niet de poetsvrouw; nieuwe buren, groot gezin,
zijn zeker Marokkanen of Turken). Referentiekader is in beweging en wordt
beïnvloed door ouders, vrienden, enz. Vb. ook hoe je omgeving/media kijkt
naar geaardheid
,