Garantie de satisfaction à 100% Disponible immédiatement après paiement En ligne et en PDF Tu n'es attaché à rien
logo-home
Samenvatting Internationale en Europese criminele politiek €15,49   Ajouter au panier

Resume

Samenvatting Internationale en Europese criminele politiek

 14 vues  0 fois vendu

Dit document omvat de notities van alle lessen van prof D. Van Daele + een samenvatting van de belangrijkste teksten.

Aperçu 4 sur 108  pages

  • 11 décembre 2022
  • 108
  • 2021/2022
  • Resume
Tous les documents sur ce sujet (1)
avatar-seller
lizzedemont
Studiemateriaal
 Reader teksten (pdf op Toledo, evt cudi): examenvragen komen eruit.
 Boek teksten met verdragen in.

Examen
 Schriftelijk, max. 3u.
 4-5 vragen: casus (meestal niet), open vragen, stellingen bespreken, historisch perspectief
zien in een bepaald probleem (rode draad).




Deel I. Europese integratie
buiten de Europese Unie
Vergelijking kunnen maken tussen de Raad van Europa en de Benelux.

HOOFDSTUK 1. De Raad van Europa
1.1 De historische achtergronden en ontwikkeling
Afloop WO II:
 Geëindigd met 2 atoombommen op Japan (desastreuze gevolgen tot op de dag van vandaag).
 WO III (nucleaire oorlog) zou de laatste oorlog zijn, want dan is er geen wereld meer.
 Idee Winston Churchill: iets verzinnen om te vermijden dat we naar een 3 e WO zouden gaan.
 Speech aan de universiteit van Zurich (Zwitserland, neutraal land) in 1946: hij riep op om in
het Europees continent een ‘kind of United States of Europe’ op te richten. Als Europa
versplintering wil vermijden, wilden ze zoals Amerika staten hebben met gezamenlijke
belangen, met elkaar samenwerken, geen oorlog. Dit was de aanzet tot Europese
samenwerking op verschillende vlakken om toekomstige agressies te vermijden.

Idee werpt zijn vruchten af:
 Organisatie voor Europese Economische Samenwerking opgericht in 1948:
‐ Doel: financieel herstel van die landen dmv economische samenwerking.
‐ Organisatie bestaat nu niet meer, opvolger: OESO (Organisatie voor Economische
Samenwerking en Ontwikkeling) sinds 1961.
 Groot congres in Den Haag met veel verschillende landen in 1948:
‐ Politici, mensen uit het culturele/academische veld dachten na over hoe men in
Europa beter kan samenwerken (niet enkel economisch).
‐ Als we een Europese integratie willen bewerkstelligen, moeten we doen wat
Churchill ons vraagt en een Europese organisatie ontwikkelen die de democratie en
mensenrechten bewaakt (toezien op naleving mensenrechten).
 Raad van Europa in Straatsburg daadwerkelijk opgericht in 1949:
‐ Straatsburg ligt op de grens tussen Frankrijk en Duitsland, het is dus een symbolische
keuze om de Raad daar te laten zetelen (plaats heeft zwaar geleden onder de
oorlog).
‐ 10 stichtende leden: waaronder Benelux, Italië (tegenstander van Nazi Duitsland),
VK, …
‐ Duitsland zat er nog niet bij omdat het nog moeilijk was om de Duitsers mee aan
tafel te krijgen na de oorlog. Duitsland is toegetreden in 1950.

1

, ‐ Momenteel zijn er 47 lidstaten (Groot Europa): heel de EU is lid.
‐ 2 voorwaarden om toe te treden tot de Raad:
1. Lidstaat moet ‘rule of law’ aanvaard hebben (beginselen van de rechtstaat):
overheden moeten het recht erkennen en naleven.
2. Lidstaat moet aanvaarden dat iedereen die op het grondgebied verblijft,
geniet van de fundamentele vrijheden en mensenrechten (EVRM
aanvaarden). Dit staat los van nationaliteit: ook illegalen genieten van
rechten en vrijheden (art. 3 Statuut Raad van Europa).

1.2 Het actieterrein
(Statuut mag afgedrukt worden).
Het actieterrein van de Raad van Europa was zeer breed:
 Mag zich bezighouden met politieke, economische, sociale onderwerpen van Europees
belang.
 Art. 1 Statuut: Europese defensie (leger) mag niet  elk land bleef bevoegd voor eigen
nationale veiligheid, omdat men nog niet wist of de Raad goed ging werken.
 Doelstellingen: bijdragen aan betere economische ontwikkelingen, meer sociale vooruitgang,
cultureel, veiligheidsbeleid, … Doelstellingen bereiken op 3 manieren:
1. Met elkaar praten en gezamenlijke besprekingen organiseren.
2. Het zou goed zijn als gesprekken leiden tot bindende juridische instrumenten
(verdragen).
3. Er wordt een systeem gecreëerd om de bescherming van de mensenrechten te
controleren en af te dwingen (EHRM en EVRM).


1.3 De institutionele structuur
Intergouvernementele samenwerking: klassieke samenwerking
 ‘Inter’ (tussen) en ‘gouvernement’ (regering): tussen regeringen.
 Samenwerking beperkt zich tot de regeringen van de betrokken landen.
 Elke lidstaat stuurt 1 minister van zijn regering  47 ministers rond de tafel.
 Men beslist bij consensus: als één lidstaat niet akkoord is en zich beroept op zijn vetorecht,
dan bekomt men geen resultaat. Men is nooit gebonden tegen zijn wil  lastig met zoveel
leden, compromissen sluiten is een kerntaak.
 Van structuur veel eenvoudiger dan supranationaal.

Supranationale samenwerking:
 ‘Supra’ (boven) en nationaal.
 Lidstaten richten een organisatie op intergouvernementele wijze op die vervolgens
autonome bevoegdheden gaat uitoefenen, ook tegen de zin van de lidstaten in (landen staan
hun bevoegdheden af aan een supranationale organisatie en zijn hier zelf niet meer voor
bevoegd).
 Grote delen van ons beleid hebben we afgestaan aan de EU met een intergouvernementeel
verdrag. De Unie als supranationale organisatie maakt beleid dat alle lidstaten bindt.
 Men beslist bij meerderheid.
 Complexer van structuur: kan eigen beleid maken, heeft eigen organen nodig om
bevoegdheden uit te oefenen.

Raad van Europa werkt intergouvernementeel samen en bestaat uit 3 belangrijke organen:
 Comité van Ministers (art. 13 e.v. Statuten)


2

, ‐ Hierin zitten alle ministers van de lidstaten (meestal van Buitenlandse Zaken): buigen
zich over Raad van Europa.
‐ Beslissingsorgaan van de Raad van Europa: beleid, activiteiten, begroting, …
‐ Ziet toe op de naleving van de arresten van het EHRM: waakt erover dat de lidstaten
de beslissingen uitvoeren.
‐ Elke minister heeft 1 stem. Er wordt beslist bij 2/3 meerderheid:
 Maar enkel indien de lidstaat het verdrag goedkeurt en ratificeert, is ze
erdoor gebonden.
 Een lidstaat is dus niet automatisch gebonden door de beslissingen van het
Comité.
 Bv. 35 van de 47 staten willen samenwerken, de 12 andere niet  het
verdrag wordt dan goedgekeurd door de 35 staten, de andere 12 zijn niet
gebonden.
Steering committees (sturingscomités) met experten uit de lidstaten:
‐ Bv. CDPC (= European Committee on Crime Problems): comité bestaande uit
ambtenaren uit de 47 lidstaten  deskundigen op vlak van criminologie, penologie,
strafrecht. Experten zijn aangeduid door de regering, kennen de problemen in hun
land, kunnen meer samenkomen dan 2x per jaar.
‐ Ze doen het voorbereidend werk:
 Proberen tot harmonisatie te komen van het nationaal beleid: bv. minimale
normen over hoe omgaan met gedetineerden, gemeenschappelijke normen
op vlak van criminaliteitspreventie.
 Comité stimuleert criminologisch wetenschappelijk onderzoek: overzicht van
alle rapporten op hun website.
 Bereidt de conferenties van de ministers voor.
 Parlementaire Vergadering van de Raad van Europa:
‐ Aantal vertegenwoordigers van de nationale parlementen komen paar keer per jaar
samen.
‐ Het is echter geen volwaardig parlement  taak parlement: wetgeving produceren
(WM) en de regering controleren.
‐ Taak parlementaire vergadering: geen wetgeving produceren en geen regering
contoleren want er is er geen. Wat wel? Discussiëren, advies geven, maken
aanbevelingen, resoluties, opinies, rapporten maken, suggesties aan Comité.
‐ Heeft een beperkte rol en doet enkel niet-bindende voorstellen.
 Secretariaat-generaal van de Raad van Europa:
‐ Administratieve onderbouw die de dagelijkse werkzaamheden uitvoert.
‐ Ondersteunt het Comité van Ministers en de Parlementaire Vergadering.
‐ De tolken, vergaderzalen worden daar bv. geregeld.


1.4 De juridische instrumenten
2 wegen:
 Soft law (niet-bindend): resoluties, aanbevelingen en opinies.
‐ Ministercomité kan ook niet-bindende aanbevelingen doen aan de lidstaten.
‐ Parlementaire vergadering kan ook aanbevelingen doen aan het ministercomité.
‐ De parlementaire vergadering kan ook resoluties aannemen over zaken waarvoor ze
bevoegd is. Ze kan ook opinies geven over taken van het ministercomité.
‐ Niet-bindende instrumenten, maar wel invloedrijk!
 Klassieke internationale verdragen (bindend).



3

, ‐ Ontwerpverdragen: elke lidstaat gaat dit volgens eigen grondwettelijke procedure
moeten ratificeren. Als lidstaat dit niet doet, is het niet gebonden door het verdrag.
‐ Het Parlement van België moet dat verdrag goedkeuren en dat moet in het Belgisch
Staatsblad gepubliceerd worden. Eens het geratificeerd is, staat het bovenaan de
normenpiramide van het land.
‐ Totstandkoming: meerderheid van de stemgerechtigden moet aanwezig zijn en een
2/3 meerderheid moet vóór stemmen.
‐ Over onderwerpen van gezamenlijk belang: economische, sociale, culturele,
wetenschappelijke, juridische en administratieve zaken.
 Strafzaken: gaat vooral over de samenwerking en niet over de
strafbaarstelling zelf.
 Verdragen inzake uitlevering en rechtshulp: Europees verdrag inzake
uitlevering en het Europees verdrag inzake wederzijdse rechtshulp in
strafzaken
‐ Aan verdragen zijn soms reserves (= voorbehouden) gekoppeld. Nationale
soevereiniteit staat namelijk nog steeds op de voorgrond.

1.5 De belangrijkste verwezenlijkingen
 EVRM opgesteld in 1950:
‐ Een lidstaat kan enkel toetreden tot de Raad van Europa als deze het EVRM
ondertekend heeft.
‐ Art. 3 EVRM: verbod op menselijke foltering. België is meerdere keren veroordeeld
voor een schending van dit artikel omwille van:
 Overbevolking in gevangenissen.
 Behandeling van geïnterneerden.
 EHRM kan op 2 manieren geadieerd worden:
1. Elke staat kan een andere staat voor het EHRM dagen (statenklacht).
2. Daarnaast bestaat het individueel klachtrecht: burgers kunnen ook een klacht
neerleggen, op voorwaarde dat de nationale rechtsmiddelen uitgeput zijn.
‐ Het Hof is een supranationaal orgaan in het kader van een intergouvernementele
organisatie.
‐ Elke lidstaat heeft 1 rechter bij het EHRM, die onafhankelijk en onpartijdig zetelen.
‐ Binnen het Hof staan verdragen centraal. Het Hof doet bindende uitspraken tav
lidstaten  dus ook van belang voor België.
‐ Het Hof interpreteert artikelen op moderne wijze (bv. Salduzarrest) die gelden voor
alle lidstaten.
 Salduz zegt dat hij geen eerlijk proces gehad heeft (art. 6), want hij had geen
advocaat die toezicht kon houden op het verhoor. Het Hof heeft dat
argument verschillende keren van tafel geveegd, maar in deze zaak liet ze
het toe. Het Hof wil een moderne interpretatie geven aan art. 6 EVRM en dus
valt het recht van verdediging onder art. 6 EVRM.
 Turkije was bv. niet akkoord met dit arrest.
 Veel belangrijke criminele verdragen:
‐ Bv. Europees verdrag over uitlevering in 1957: verdrag biedt garanties voor het
uitleveren.
‐ Bv. verdrag over rechtshulp in 1957: strafrechtelijk onderzoek in België, maar je
moet iemand anders verhoren in een ander land of daar onderzoeksdaden stellen.
‐ Bv. verdrag over cybercrime, verdrag van bestrijding tegen terrorisme (1977)
gemoderniseerd naar een protocol in 2003.
HOOFDSTUK 2. De Benelux
4

Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:

Qualité garantie par les avis des clients

Qualité garantie par les avis des clients

Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.

L’achat facile et rapide

L’achat facile et rapide

Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.

Focus sur l’essentiel

Focus sur l’essentiel

Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.

Foire aux questions

Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?

Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.

Garantie de remboursement : comment ça marche ?

Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.

Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?

Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur lizzedemont. Stuvia facilite les paiements au vendeur.

Est-ce que j'aurai un abonnement?

Non, vous n'achetez ce résumé que pour €15,49. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.

Peut-on faire confiance à Stuvia ?

4.6 étoiles sur Google & Trustpilot (+1000 avis)

81113 résumés ont été vendus ces 30 derniers jours

Fondée en 2010, la référence pour acheter des résumés depuis déjà 14 ans

Commencez à vendre!
€15,49
  • (0)
  Ajouter