geschiedenis van het economisch denken economie en bedrijfseconomie
École, étude et sujet
Erasmus Universiteit Rotterdam (EUR)
Economie en Bedrijfseconomie
Geschiedenis van het economisch denken
Tous les documents sur ce sujet (5)
Vendeur
S'abonner
olivierhoek
Aperçu du contenu
Geschiedenis van het economisch denken – Economie en
bedrijfseconomie
HC 1: Introduction
• History of economic thought – 1: wat is de essentie van
economie als wetenschappelijke discipline?
o Robbins (1932): economie is de studie van menselijk gedrag als
de relatie tussen gegeven ends en schaarse means die
alternatieve uses hebben
o Marshall: economie is de studie van mensen “in the ordinary business of life”
o Economie is de studie van het functioneren van economic life
in de maatschappij: wat bepaalt de prijs? Wat veroorzaakt
werkloosheid? Etc.
• History of economic thought – 2
o Over tijd is de focus van economische research verandert: lijst
van onderwerpen is veranderd, economie is sharply delimited
richting andere gebieden van wetenschap, relatief belang van
subfields is veranderd
o Centrale thema’s in dit vak: 1. Markt functioneren, 2. Rol publieke
sector, 3. Time path van economische ontwikkeling
• Economie als cumulatieve wetenschap
o Nieuw onderzoek en nieuwe inzichten zijn gebaseerd op bestaande
kennis die constant verbeterd en uitgebreid wordt
o HET: beter begrip van de interne dynamieken van een onderwerp
- Waar komen onze huidige theorieën vandaan? Simpele
elementen in economie zouden misschien niet zo self-
evident als je zou denken-> vraagcurve (1838) was een
grote wetenschappelijke doorbraak!
• Outline cursus
o Main schools of thought (e.g. classicals, marginalism, neoklassieken,
Keynesianen, …)-> Grant/Brue
o Nobelprijs winnaars (o.a. Kenneth Arrow, Gary Becker, James Heckmann, …)
- Additionele materialen + slides
• Voor Adam Smith: 1. Aristoteles, 2. Scholiasten, 3. Mercantilisme, 3. Pre-
classicist: David Hume, 5. Quesnay en Fysiocraten
• Aristoteles (384-322 voor Christus): geen econoom, vb. in brieven van
nadenken/ reasoning over economische issues:
o 1. Transactie kan alleen tot stand komen als er potentieel surplus
(winst) van de transactie is die partijen kunnen delen (veel
bilaterale transacties)
- Geld versimpelt de transactie
o 2. Principe van diminishing marginal returns-> land intensiever
gebruik, steeds minder veel toename opbrengsten
o Maar nog geen begrip van economisch systeem als geheel
• Scholiasten/ scolastics: (M-E: feodaal stelsel)
o Katholieke priesters en docenten op middeleeuwse universiteiten
vanaf de 13e eeuw
o Bepaling van een “just” prijs = prijs “in the interest of society” (ethisch)
o “Natural price”: prijs ontstaan onder vrije en effectieve
competitie, zonder monopolie, verspilling (resource waste) of
deceitful (slecht gedrag zoals uitbuiten) gedrag
- Kosten van productie (grote rol aanbodszijde)
, - Consumenten z’n perceptie van het nut van een goed
(zoals wij nu zouden zeggen: nut)
o Tijd ver vooruit (pas neoklassieken brachten die twee bij elkaar)
o Hoewel fragmentarische theorieën, was dit een poging om een
systematische theorie vast te stellen gebaseerd op economische
wetten
,• Mercantilisten(`~1500-1776)-> zoveel mogelijk rijkdom vergaren
o Handelaren werden machtiger in deze tijd (na feodale stelsel werd
vervangen voor handelskapitalisme; steden belangrijker; gebruik
geld uitgebreid)
o Positief surplus in balance of trade
- Gelimiteerde import: Alleen grondstoffen/ raw
materials, meeste productie binnenlands
- Promoten export: inflow van goud en zilver (wat je wil)
• Niet van grondstoffen: daarop export restrictie
o Doel was om de militaire en economische macht relatief aan dat
van andere landen te promoten
- Gunstige balance of trade als maatstaf voor welvaart
o Voorstander handelsrestricties; beste voor hun land? Of voor hunzelf?
o Goud en zilver meest gewenste vorm van rijkdom; nationalisme;
kolonisatie en monopolisering van koloniale handel; sterke centrale
overheid; belang van een grote, hardwerkende populatie
o Wat is er overgebleven? Internationale handel van belang,
economische/accounting notie van balance of payments;
indirect: hoe we tegen handelaren aankijken, nationalisme
• Pre-classist: David Hume (1711-1776)
o Monetaire theorie voor open economie:
- Geen effect van money stock op reële economie (prijzen
passen zich op LT aan; in tegenstelling tot mercantilisten)
o Long-run theorie; internationale aanpassingen volgen domestic money shock
o Contouren voor later ontwikkelde kwantiteitstheorie (quantity
theory) van geld: MV = PT
• Quesnay (1694-1774) en fysiocraten/physiocrats
o Tableau Economique (1759): national accounts model, empirische
kennis over model parameters
o Supplementen aan table:
- Landbouw is basis voor economische rijkdom (alleen in
landbouw wordt waarde gegenereerd)
- Overheid moet free competition en vrijhandel promoten
(minimale rol overheid): “laissez faire, laissez passer” (i.t.t.
mercantilisten)
o Maatschappij is analoog aan fysiek organisme (circulatie rijkdom en
goederen als bloedcirculatie; beiden conformeerden aan natuurlijke
orde en beiden konden begrepen worden door analyse
o Zijn volgers werden fysiocraten genoemd
o Reactie op mercantilisme + feodale karakteristieken van oude
regime in Frankrijk; natural order; belasten van de
landeigenaar; onderlinge verbondenheid van de economie
• HC 1: Classical school: 1776 (Wealth of nations) – 1871 (Jevons, Menger, Walras)
o Smith, Malthus, Ricardo (+ Mill, maar transitieperiode) (Bentham
ook, maar met name over welvaart dus dan pas behandeld)
• Historische achtergrond: twee belangrijke revoluties leidden tot de start
van klassieke gedachtegoed:
o 1. Wetenschappelijke revolutie-> Newton natuurwetten-> door
economen opgepikt: geldt ook voor economie + handelen mensen-
> geen reden om in te grijpen-> Natuurwetten-> laissez-faire;
periode van verlichting-> snelle verspreiding denkwijzen
, o 2. Industriële revolutie: grote groei industrie, sterke toename
concurrentie, weinig betaalde arbeidskrachten (weinig
onderhandelingsmacht), relatief lage prijzen, (…) kwaliteit
• Voornaamste ideeën klassieke school: economisch liberalisme (was in die tijd wel zo)
o 1. Beperkt overheidsingrijpen: handhaven eigendomsrechten,
publieke educatie, nationale defensie
o 2. Self-interested economisch gedrag (mensen streven eigen
belang na): winsten, lonen
o 3. Harmonie van interesses/harmony of interests: je dient de
belangen van de maatschappij door eigenbelangen na te streven
o 4. Alle economische resources en activiteiten belangrijk (voor
genereren waarde)-> land, arbeid, kapitaal, entrepreneurial ability;
landbouw, commerce, productie, internationale uitwisseling
o 5. Economische wetten: wet van comparatieve voordeel, wet van
afnemende meeropbrengsten, arbeidstheorie van waarde, etc.
• Adam Smith: werken: Theory of Moral Sentiments (1759); Wealth of Nations (1776)
• Wealth of Nations (Schumpeter: niks nieuws, analytisch; komen ideeën
Quesnay en Hume terug)-> 5 boeken
o I. Prijstheorie: verdeling arbeid, prijsvorming en -bepaling
o II. Kapitaalaccumulatie en financieel systeem
o III. Historisch (ontwikkeling landbouw in Europa)
o IV. Internationale handel (kritiek op mercantilisme)
o V. Rol van publieke sector
• Prijstheorie
o Prijstheorie = theory of value (waardetheorie; wat bepaalt prijs?)
- Waarde in gebruik; waarde in transactie
- Die laatste bepaalt prijs, maar kan niet helemaal rijmen:
waarde diamant theorie: water heel nuttig en heel
goedkoop, diamanten niet echt nuttig en heel duur
o Arbeidstheorie van waarde: relatieve prijzen bepaald door
relatieve productiekosten-> voorbeeld jagersmaatschappij
- arbeidskosten
- Enige productie-input; verdeling van arbeid doet
productiviteit stijgen-> 2x veel tijd jagen bever dan hert-> 2x
hogere prijs voor bever dan voor hert; -> eerste om focus op
arbeidsproductiviteit te leggen
- Ontwikkelde maatschappij – arbeid, kapitaal en landkosten->
maar die kon Smith niet meenemen in prijsbepaling
- Schijnbaar geen rol voor vraag in formatie prijzen (misschien impliciet)
• Prijstheorie-> Smith: lonen/rents/winsten all tend towards de “natural
price” (erfenis van de scholiasten)
o Natural price correspondeert met alle normale niveaus van kosten
o Marktprijs is de prijs die prevaleert in de markt: aanbod vs effectieve vraag
o Excess supply: natuurlijke prijs > marktprijs; weinig aanbod:
natuurlijke prijs < marktprijs; LT: marktprijs > natuurlijke prijs
• Returns to productiefactoren
o Lonen/wages: employment contracten, ten minste niveau levensonderhoud
o Lonen kunnen verschillen om niet economische (dis)advantages te reflecteren
- 1. Gemak of moeilijkheid van werknemerschap (edelsmit
verdient minder dan mijnwerker: zwaar en gevaarlijk)
- 2. Niveau van vertrouwen en verantwoordelijkheid (advocaat en arts)
- 3. Regelmaat van baan-> beul is niet droombaan-> hoger loon
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur olivierhoek. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €4,99. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.