Thema 1: hs 1 macht van staten
1 – ontstaan van staten
middeleeuwen: nood aan structuur en organisatie – koningen zagen inwoners als persoonlijk bezit
verlichting: koninklijke macht inperken
-> Vrede van Westfalen: geboorteakte van de staat (einde aan een dertigjarige oorlog)
met soevereiniteit als basis
soevereiniteit: elke staat moet bevoegd zijn om alle beslissingen over het eigen grondgebied te
nemen, zonder bemoeienis van anderen
sociaal contract: het idee dat het volk door middel van een stilzwijgende overeenkomst een deel van
zijn vrijheid afstaat aan de vorst of overheid in ruil voor wederdiensten zoals bescherming
3 theoriën over staten:
Thomas Hobbes:
- mens neigt uit nature naar geweld, dat leidt onherroepelijk tot een oorlog
- staat heeft als taak de onderdanen te beschermen, zij geven vrijheid af
John Locke:
- mens = moreel wezen, van nature vrij – mag geen schade toebrengen aan het leven, … v
anderen
- heerser moet veiligheid boven eigen belangen zetten
Jean-Jacques Rousseau:
- om samen te kunnen leven, sluiten ze sociaal contract af
- geven individuele rechten en vrijheiden uit handen aan een overheid
- overheid ontleent macht aan dat contract & dient algemene wil vh volk
- ‘wat een mens verliest door het sociaal contract is zijn natuurlijke vrijheid en een onbeperkt
recht op alles wat hem verleidt en wat hij kan bereiken; wat hij wint is de burgelijke vrijheid en de
eigendom van alles wat hij bezit’
natiestaten: staten waar de bevolking zich verbonden voelt en die samenhorigheid ook territoriaal
ook heeft vastgelegd (Fr Rev – 1789)
nationalisme: de staat is het verlengstuk van de natie of het volk en dient de staat de belangen van
dat volk te verdedigen
2 – de natiestaat
streven naar versterking van eigen volk en ijveren voor zelfbeschikkingsrecht (wij-zij)
nationalisme = samenhorigheidsgevoel, volk heeft eigen staat/wil (niet altijd duidelijk te omschrijven)
belgisch samenhorigheidsgevoel: vlag, volkslied, nationale feestdag
-> zekere solidariteit tussen leden van het volk
-> zekere rivaliteit tussen verschillende volken
vandaag: nationalisme onder druk door mondialisering (open grenzen in Europa & migratiestromen)
superdiversiteit: benadrukt dat het niet alleen meer gaat om verscheidenheid aan afkomst, maar dat
er een grote diversiteit binnen de diversiteit is (etnisch nat. maakt plaats voor politiek nat.)
1
,3 – stateloze organisatievormen
-> groep mensen die met elkaar verbonden zijn door afstamming
bv. Bedoeïnen – Mongoolse volk
4 – waarin staatsvormen verschillen
grondgebied kan wijzigen door:
- eenmaking tussen 2 of meerdere staten
- annexatie (aanhechting) van een deel van een andere staat
- afscheiding of separatisme
- ontbinding van een staat in nieuwe staten
grenswijzigingen van staten gebeuren door:
- (burger)oorlogen
- hoewelijken en erfenissen
- schenkingen, verkoop of aankoop van grond
- natuurfenomenen
separatisme: een deel van een land wilt zich afscheiden van de rest en onafhankelijk worden
-> eigen instellingen uitbouwen
motief voorbeeld
economische motieven Irak vs. Iran / koloniale oorlogen
gebiedsuitbreiding / prestige 3e rijk in WO II
religieus motief Jihaad, kruistochten, Israel en Palestina
nationalistische overtuiging hitler’s superioriteitsgevoel (arisch ras)
wraak voor eerdere conflicten WO I
burgeroorlog amerikaanse / afrikaanse burgeroorlog
defensieve oorlog afghanistan
5 – staatsgrepen
staatsgreep – coup d’etat – putsh: wanneer een individu een groep de staatsmacht in een bepaald
gebied of niet-wettelijke wijze naar zich toetrekt
-> succesvol als ze meer macht naar zich toe weten te trekken dan de zittende overheid
(geweldmonopolie)
revolutie: wanneer een regime omvergeworpen door een bevolkingsgroep die voordien van de
macht verstoten was
6 – verschillende staatsvormen
unitaire staat – eenheidsstaat: macht licht uitsluitend bij centrale overheid (Fr & Nl)
bestuursniveaus liggen ondergeschikt aan centrale bestuur – kunnen opgericht en afgeschaft worden
federale staat – bondsstaat: macht verdeeld tussen centrale of federale overheid en de deelstaten
deelstaten hebben grote verantwoordelijkheid – centrale overheid mag niet zomaar bevoegdheden
toevoegen of afnemen – deelstaten eigen werkingsmiddelen, parlement, regering en soms grondwet
2
, België: voor de Tweede Wereldoorlog was de Belgische grondwet nauwelijks gewijzigd. Enkel de
kieswet was in de loop der jaren aangepast. Vanaf 1970 kwam daar verandering in. Zes
staatshervormingen volgden elkaar op. De unitaire structuur van België werd opgeheven en
bevoegdheden werden overgedragen naar de gemeenschappen en gewesten.
confederatie – statenbond: bond van soevereine staten die voor bepaalde beleidsdomeinen
samenwerken
verschil met federale staat: de staten houden hun soevereiniteit – dmv een vedrag geven ze een deel
van hun macht af, maar ze kunnen dat verdrag ook delen of intrekken
residuaire bevoegdheden: bevoegdheden die niet uitdrukkelijk toegewezen zijn (defensie, soc. zek.)
7 – samenwerking en besluitvorming tussen verschillende staten
supranationale organisaties: bepaalde bevoegdheden van de nationale staten worden overgedragen
naar een autoriteit die boven de nationale staten staat
-> staat behoudt zijn soevereiniteit maar schikt zich naar de beslissingen op supranationaal niveau
-> tussen intergouvernementalisme en federalisme
-> verplicht
intergouvernementele organisaties: lidstaten zijn gebonden aan het vedrag van de internationale
organisatie waar zij uitdrukkelijk mee hebben ingestemd
-> niet tegen wil
-> unanieme beslissingen
7.1 de Europese Unie
1e visie: Europa van de politieke samenwerking en eenheid in beleid (federaal Europa met
supranationale instellingen)
2e visie: Europa met een economische eenheidsmarkt waarbij de politieke macht bij de nationale
staten ligt (intergouvernementeel Europa)
Europese Unie = in economische & monetaire opzichten te beschouwen als een supranationale unie.
op andere gebieden -> meer karakter van een intergouvernementele organisatie
-> vrij verkeer van goederen, personen, diensten & kapitaal -> interne Europese markt
voorzitter Europese Commissie voorzitter Europese Raad Hoge Vertegenwoordiger
Ursula von der Leyen Charles Michel Josep Borell
3
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur monaverheugenluchie. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €8,49. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.