DEEL 2: SYSTEEMTHEORIEËN
1. KORTE HERHALING
- Wat is een systeem?
Systeemtheorie = Een reactie op een individuele kijk op problemen → interactieprobleem – kijken
naar het individu
→ Omgeving lokt dat gedrag uit en zal er dan ook op reageren -> reactie zorgt ervoor dat
het gedrag escaleert of vermindert
→ wanneer en waar komt het gedrag voor en hoe reageert men hierop?
→ Oorzaak en gevolg zijn betekenisloos in context van systeemtheorie!!!
- Belangrijke begrippen in de definitie van een systeem:
• Bepaalde functies: steun, verzorging, bescherming,…
• Informatie = in een systeem/gezin wordt er continu informatie uitgewisseld (ook als je niks
zegt geef je informatie) → hoe zitten de interacties hier, hoe wordt er gecommuniceerd, wat
is de rol van elk gezinslid,…
o Informatie staat centraal
o Voortdurende communicatie, Permanente uitwisseling/circulatie van informatie
o = voortdurende stroom van zowel verbale als non-verbale, onbewuste en
onbedoelde signalen die mensen voortdurend uitzenden
o Er wordt voortdurend informatie uitgewisseld tussen delen van het systeem, zo
functioneert het
• Feedback:
→ positieve feedback = naar een hoger evenwicht, er is verandering, gezin past zich aan aan
de nieuwe situatie
→ negatieve feedback = naar een lager niveau, naar het oud evenwicht, ondanks andere
contexten andere situatie past het gezin zich niet aan, alles blijft hetzelfde
• Homeostase/evenwicht = gezinnen streven hiernaar → biedt veel voorspelbaarheid, evolueren
naar hoger evenwicht → interacties veranderen continu door bv het ouder worden van de
kinderen (minder zorg nodig), mama wordt ziek (kan geen taken in het huis meer opnemen) →
nood aan nieuw evenwicht
• Circulaire causaliteit en interpunctie = principe van oorzaak en gevolg, samenhang,
wisselwerking,… → oorzaak is ook gevolg en gevolg is oorzaak, ze spelen op elkaar in
Lineair: waar is de start? (bv: bij mama die niet streng genoeg is of papa die te streng is?)
Circulair: oorzaak en gevolg zijn betekenisloos
• Equifinaliteit = probleemgedrag bij het kind kan komen door verschillende zaken (bv, trauma,
pestgedrag op school, onzeker,…) → niet vastzetten op 1 oorzaak
• Symptoom of probleem = verwijst naar het feit dat er een probleem is binnen het systeem,
binnen het gezin
,2. DE ALGEMENE SYSTEEMTHEORIE (AS T)
1.1. 2.1. ILLUSTREER DE 5 UITGANGSPUNTEN VAN DE AST MET VOORBEELDEN UIT JE
EIGEN GEZIN OF EEN ANDER GEZIN DAT JE GOED KENT
1. Het geheel is meer dan de som van de delen
• Bv. Mama heeft een goeie relatie met haar zoon en papa heeft een goeie relatie met de dochter
en dat dit in z’n geheel het hele gezin versterkt
• Bv. De ouders zijn gescheiden en hebben elk een nieuwe partner → bij het ene gezin heeft het
kind gedragsstoornis en bij het andere gezin niet → zorgt ervoor dat er meer is dan de som van
de delen
2. Binnen het systeem zijn de delen van elkaar afhankelijk
• Bv. De moeder die altijd kookt in huis waardoor de rest eten heeft. De mama moet overwerken
waardoor er geen eten is
• Bv. Daan blijft vragen wanneer papa thuiskomt, mama wordt gefrustreerd omdat Daan dit blijft
vragen, papa moet overwerken en dit heeft dus een invloed op alle drie de delen
• Bv. Corona: de ene heeft corona en de ander zal het ook hebben maar het kan ook zijn dat de
ene corona heeft en jij niet → je moet je hier ook aan aan passen, afstand houden, eten
brengen.
• Bv. Wanneer een van de kinderen bijvoorbeeld een enorm slechte dag gehad heeft op school
zal dit weerspiegelt worden bij de rest van het gezin. Het zou bijvoorbeeld kunnen dat er die
dag wat meer ruzie is of spanning, etc.
3. Het systeem bepaalt in belangrijke mate het gedrag van de individuen
• Bv. Als je in een gezin terechtkomt die altijd stil zijn aan tafel, en je komt hierin terecht maar
bent gewoon om luidruchtig te zijn, zal je ook wel stil zal zijn omdat dit binnen het systeem zo
is
o Gedrag van vriendje wordt meebepaald door het systeem waarin hij terecht komt
• Bv. de hele vriendengroep rookt → jij neemt dit over dus je gedrag is bepaald vanuit dit
systeem
4. Het systeem probeert zich op allerlei manieren aan te passen aan zijn omgeving, omdat het wil
overleven
• Bv. Ze komen wonen in een buurt waar het de gewoonte is om mee te doen aan buurtspelen
bv. dus doen zij dit ook, ook al zijn ze het niet gewoon
• Bv. Ouders nemen beslissingen en de dochters en zonen gehoorzamen
• Bv. Anderstalig gezin waarin ouders de taal moeten leren om een job te kunnen uitoefenen →
kinderen in die gezinnen kunnen soms beter die taal dan de ouders, omdat ze dit leren op
school.
• Bv. Het feit dat Daan zich moest aanpassen aan de kamer in de zorgboerderij
o In de casus van Daan wordt de omgeving fysiek aangepast zodat hij kan overleven
thuis en in de samenleving
5. Een systeem heeft de eigenschap zichzelf te handhaven en te blijven voortbestaan
• Bv. De oudste zus gaat uit huis en daarmee verandert de volledige structuur van het gezin →
nieuwe taakverdeling, in het weekend veranderen gespreksonderwerpen, nieuwe
verantwoordelijkheden
,→ Puntje 4 en 5 horen een stukje samen, bij 4 vooral aanpassen aan eisen van de omgeving en 5 vooral
voortbestaan van een systeem
1.2. VANUIT DE AST BEKEKEN ZIJN ER ZOWEL VOOR- ALS NADELEN AAN HET
TOELATEN VAN STAGIAIRES IN EEN LEEFGROEP. LEG UIT !
De voordelen kunnen ook nadelen zijn, als je die anders benadert en anders gaat beargumenteren
Voordelen
- Er wordt vanuit een andere kijk gekeken naar de structuur op de dienst
- De stagiaires kunnen hun eigen waarden en normen doorgeven waardoor de visie misschien wat zal
veranderen op de afdeling en ze kunnen open staan voor nieuwe zaken
• Linken aan de AST: positieve feedback
• Stagiair zorgt voor verandering in het systeem
• Uitgangspunt 2 → invloed op de rest en op de deeltjes onderling
Nadelen
- Er is al een samenhang tussen de mensen in de leefgroep en dan moet daar een stagiair zich komen
innestelen, das ni altijd even evident
• Nieuw persoon in het systeem
• Concreet koppelen aan een begrip binnen AST: uitgangspunt 5 en 1
• Het systeem wil zichzelf handhaven →(positieve) feedback
- De stagiair kan niet volledig zichzelf zijn omdat er bepaalde waarden en normen in de leefgroep zullen
gehanteerd worden
- Als een team goed samenwerkt en een bepaalde visie heeft kan het voor het team soms moeilijk zijn
als daar een stagiaire bij komt, omdat die misschien een andere visie heeft en ze deze niet zo goed
kunnen accepteren
• Dit kan je linken aan homeostase
• Ze zijn uit evenwicht, opnieuw het evenwicht zoeken…
- Als je de jongeren iets belooft, maar door omstandigheden kan dit niet. De jongere is boos en reageert
dit af op jou.
• Linken aan tweede uitgangspunt van AST
- Kindje heeft hechtingsproblematiek, en hecht zich aan de stagiair. Die stagiair moet weg na zijn
stagetijd. Niet enkel de hechtingsproblematiek is de oorzaak van het gedrag van het kind in kwestie
• Circulaire causaliteit
, LEES ONDERSTAANDE CASUS EN LINK AAN EEN BEGRIP UIT DE AST. LEG GOED UIT
CASUS 1
Op een intervisie van collega’s van een dienst opvoedingsondersteuning vertelt een collega het volgende: Ik denk
dat we de begeleiding van gezin X beter stoppen : de begeleiding daar is echt dweilen met de kraan open. Mama
brengt een probleem bij één van de kinderen aan, we werken samen aan een oplossing, maar tegen dat de
oplossing stilaan werkt, en ik de begeleiding kan afronden, meldt er zich een nieuw probleem aan, bij hetzelfde
kind, of bij een ander kind…. Ik heb de indruk dat mama gewoon problemen zoekt om de begeleiding maar niet
te moeten verliezen, en ze zo steeds meer afhankelijk van ons wordt.
- Circulaire causaliteit:
• Het past, maar betekenis van het symptoom past meer
• Er is inderdaad een visuele cirkel, maar er is telkens een nieuw probleem! Daarom is er niet
echt een circulaire causaliteit aanwezig
- Meest passend bij deze casus → Betekenis van het symptoom
• Kijken naar structuur van het systeem, kijken naar wat achter het symptoom ligt
• Wat is het onderliggende? Waarom al die extra problemen aanmelden?
• Het symptoom is een beschermende functie
• De echte problemen worden gemaskeerd door de symptoomdrager
CASUS 2
Fabienne is sinds lang zeer angstig om alleen de straat op te gaan en durft dus ook niet alleen naar de winkel.
Haar echtgenoot Henri is zeer begripvol en behulpzaam en doet op zaterdag de boodschappen voor de hele
week, zodat ze zich om de boodschappen geen zorgen moet maken.
- Circulaire causaliteit
• Henri gaat naar de winkel en de angst van Fabienne blijft bestaan
- Positieve feedback
• Verandering teweegbrengen doordat Henri nu de naar de winkel gaat
• Klopt niet!
- Equifinaliteit
• Eén oorzaak zorgt voor verschillende gevolgen → Fabienne is angstig waardoor Henri naar de
winkel gaat is maar één gevolg (daardoor is het niet juist)
• Beschrijf in dit geval ook welke gevolgen nog kunnen zijn door Fabienne die angstig is, er zijn
nog gevolgen voor haar gedrag die je dan ook moet gaan benoemen
• Dit puntje klopt niet echt, zorg voor juiste uitleg als je dit kiest!
- Negatieve feedback past het meest
• Nadruk ligt op het behouden van de situatie
• Ze willen het niet veranderen, het tot stand houden van de situatie nu
- Homeostase
• Het evenwicht blijft behouden!
• Dit past ook wel bij deze casus