Functieleer
LEERPSYCHOLOGIE
- Leren als intelligentie: flexibel veranderen aan omgeving
- Leren is een van de fundamentele karakteristieken van gedrag
HF1: Basisconcepten en definities
- Niet-leerpsycholoog: wat is leren?
Leren rekenen, schrijven, …
Een motorische/perceptuele vaardigheid onder de knie krijgen -> leren fietsen
- Van Dale: wat is leren?
Studeren, kundigheid verwerven
Gewoonte eigen maken
Wijzer maken, doen inzien
- Leerpsychologie: wat is leren?
Niet enkel intentioneel/bewust leren ook impliciet/niet bewust
. Bv: bang zijn van honden, Lana del Ray herkennen, weg ergens kenen
Niet enkel bij mensen
. Bv: duiven, ratten
Niet enkel gesofisticeerd, ook basale vaardigheden
. Bv: gezichten herkennen, coördinatie van fietsen
Niet enkel doen maar ook leren niet doen
. Bv: leren zwijgen/stilzitten in college
Niet enkel motorisch/perceptueel/cognitief ook emotioneel/affectief
. Bv: vrees voor spinnen, dingen lekker vinden
Niet enkel bij kinderen maar heel leven lang
- Naar een definitie van leren
Dieren gedrag duurzaam wijzigen -> doel betere afstemming op (verandering in) de leefwereld
Gedragsverandering nodig (in bepaalde situatie)
. Kan afname of toename zijn
Fundamentele kenmerken van leren
Leren en andere vormen van gedragsverandering
- Leren moet duurzaam zijn
Tijdelijke veranderingen
. Vermoeidheidseffecten
. Verandering in fysiologische/motivationeel toestand (honger)
. Verandering in omgeving stimuli
- Leren veroorzaakt door specifieke ervaringen
Bv: maturatie en groei (ontwikkeling)
Geen specifieke inbreng of ervaring nodig
Niet beperkt tot 1 bepaald soort gedrag
. Zijn te ruim bv handbewegingen gebruik je voor alles, leereffecten zijn selectiever
MAAR: soms interacties, niet altijd duidelijk
. Bv: zangpatroon van vogels
Gaat niet direct zingen van geboorte, kunnen alleen eigen soort zang
Deels aangeboren (maturatie) deels geleerd (moeten het horen van volwassenen)
Maturatie VS leren
. Leren oefening of ervaring nodig maturatie in principe niet
1x: verbranden of meerdere keren: soliste viool worden
. Leren is specifiek maar wel enige mogelijke generalisatie
- Leren binnen individueel leven
Bv: evolutie
Niet over generaties
MAAR: vermogen tot leren zelf is product van evolutie
1
,Leren, performantie en niveaus van analyse
- Leren is verandering in gedragspotentieel
Performantie is functie van motivatie & stimuluscondities en het geleerde
. Hangt af van context en motivatie -> dan pas kan je leren zien
. Afwezigheid van gedragsverandering is niet gelijk aan afwezigheid van leren
Behaviorally silent learning
. Bv: kinderen snappen hoe ze moeten autorijden, kunnen het pas tonen als ze 18 zijn
. Bv: doolhof leren van ratten met of zonder reward
. Rat wordt er meerdere keren in gezet en vindt na paar keer eten
Na herhaling -> rat kan het sneller = LEREN
. Andere ratten doen hetzelfde maar zonder eten in hokje
Rat gaat niet sneller in hokje geraken
Hebben ratten niks geleerd? Kunnen we niet zeggen aan omstandigheden
Stel leggen op 1 dag toch eens eten -> volgende dag even snel als groep 1 = LEREN
Hadden spatiale kennis, konden het gwn niet toepassen
- Niveaus van analyse type leermechanisme
Volledig organisme gedragsmeting hier leerpsychologie
Neuronale circuits neuronale systemen
Individuele neuronen moleculair en cellulair
Definitie van leren niet vanbuiten kennen
Leren is relatief duurzame verandering in het potentieel om een bepaald gedrag te stellen, die toe te schrijven is aan
ervaring met gebeurtenissen in de omgeving die specifiek gerelateerd zijn aan dat gedrag
- Gedrag: motor-responsen en autonoom-vegetatieve responsen (bv: hart gaat sneller)
- Specifiek gerelateerd: antecedente S, consequente S of beide
- Types van ervaring
Habituatie/sensitisatie: ervaring met een prikkel ‘op zich’ (S)
. Hond zien
Klassieke/Pavloviaanse conditionering : ervaring met relatie tss 2 prikkels (S1-S2)
. Hond zien en pijn of geblaf
. Associatie: rode aardbei = rijp
Operante conditionering: ervaring met relatie tss gedrag en consequent gebeurtenis in omgeving (R-S)
. Bepaalde actie leidt tot bepaalde ervaring
. Bv: roepen naar hond -> hij gaat weg
Naturalistische VS experimentele observaties
- Leerpsychologie = experimenteel
Verschil: manipulatie = controle van omgevingsvariabele (OV)
Causale verbanden nodig
- Oorzaak is een inferentie, niet an sich observeerbaar
- Leren impliceert een causale variabele
Leren is toe te schrijven aan ervaring
Het ‘fundamentele’ leerexperiment
- Experimentele VS controle
Alles gelijk, enkel exp krijgt OV
- Leren kan alleen afgeleid worden door inferentie tss 2 groepen : gevolgen
Naturalistische observatie kan niet: te veel andere verschillen
Controle groep moet alles gelijk zijn behalve OV
2 aparte groepen nodig: exp en controle
. Within subject: iedereen doet alles
. Between subject: 2 groepen
2
,‘Algemeen proces’ benadering bij studie van leren
- Assumptie: dezelfde fundamentele leerprocessen zijn aan de orde in een veelheid van leertaken/situaties en dit in
principe bij alle diersoorten
- Assumptie: er bestaan een aantal universele leerwetmatigheden
Appel en bal vallen op zelfde manier
Aap en kat zoeken op zelfde manier eten
Implicatie: algemene wetmatigheden kunnen gevonden worden door iedere soort te onderzoeken
- Ontkent niet: verschillende leertaken bij verschillende diersoorten kunnen….
Verschillende soorten prikkels/responsen
Bepaalde taken moeilijker of makkelijker verlopen
Biological constraints: bij ene soort zo, bij andere anders
Gebruik van proefdieren
- Controle over leergeschiedenis
- Betere controle leeromgeving en leertaak
- Herhaald trainen/testen mogelijk
- Kennis/controle genetica
- Kennis/controle motivationele variabelen
- Minimale/geen invloed taal
- Minimale invloed demand effects
- Slechte alternatieven
Op planten -> geen Nervous system
Observationeel veldonderzoek -> geen controle
Studies op weefselculturen -> alleen voor cellulair proces
Computerstimulaties -> eerst weten hoe het is op mensen voor namaken
HF2: De structuur van ongeconditioneerd gedrag
Shaping en homogeen VS heterogeen substraat van gedrag
- Leren impliceert veranderen, vormen, shapen van effect
- Analogie Skinner: boetseren klei tot gewenst object = HOMOGEEN substraat
Shaping: gedrag veranderen om nieuwe responsen uit te voeren
Kan alles maken wat je wil
- Betere analogie: bewerken/beeldhouwen blok hout tot gewenst object = HETEROGEEN substraat
Er is al een blauwdruk, die is anders voor alle soorten
Leren kan niet op alle soorten zelfde werken
Nerven en knoesten: genetisch geprogrammeerde predisposities en gedragstendensen
. Bepaalde dingen zijn moeilijker dan andere
. = ongeconditioneerde gedrag waarop leren werkt
Bv: makkelijker om kinderen te leren voeding te nemen dan te laten liggen
Bv: stuk eten met bepaalde vorm, smaak en daarna misselijk
. Mensen: voeding met die smaak skippen (ongezien hoe het eruit ziet)
. Kwartels: voeding dat er zo uit ziet skippen
Het concept ‘reflex’
- Descartes: reflex als verklaring voor onvrijwillig, automatisch gedrag
Bv: analogie met bewegende standbeelden
. Op bepaalde tegel stappen -> standbeeld deed iets
Bv: hitte -> wegdoen hand, hoesten, knipperen bij stof
= elicited behaviour
- Reflexboog
Ontlokkende prikkel
Receptor cel
Sensorieel neuron (afferent)
Interneuronen
Efferent neuron
3
, Effector
Ontlokte respons
Complexe vormen van ontlokt gedrag
- Niet enkel voor vitale levensfuncties
- Ook voor complex gedrag en sociale interacties (vooral dieren)
Sequenties van spec ontlokkende prikkels en specifieke responsen
Nesten bouwen, paargedrag, voeden jongen, wassen, vechten
- Bv: reproductie stekelbaars
MAP: Modale Actie Patronen
- MAP: Aangeboren soort-specifieke actiepatronen van ontlokt gedrag (elicited behavior)
Eerder actiepatronen dan responsen
Modaal ipv vast: meeste leden van soort doen het zo, kan variantie in zitten
- Soortspecifiek
Mensen: gelaatsuitdrukking, kauwen, troost bieden,…
- Mannetje nesttunnel bouwen -> ander mannetje aanvallen -> vrouwen dichtbij: zigzag zwemmen -> vrouw volgt
man naar tunnel -> man raakt staart vrouw -> vrouw eieren in tunnel en weggaan -> man eieren bevruchten en
zwemmen errond voor zuurstof
Signaalprikkels
- Signaalprikkel: de beperkte set van cruciale prikkelkenmerken van de complexe ontlokkende prikkelconfiguratie,
die noodzakelijk en voldoende zijn om een modaal actiepatroon te ontlokken
- MAPs treden op in context van rijke prikkelconfiguraties, signaalprikkel nodig om MAP uit te lokken
- Voorbeeld 1: signaalprikkels voor seksuele benadering door mannen kwartel
Signaalprikkel: visuele cues kop en nek vrouwtje
Niet cues rest lichaam, niet het bewegen, niet horen
- Voorbeeld 2: voeden kinderen bij vogels, jongen tikken op bek moeder
Signaalprikkel: puntvorm van de bek + rode stip
- Supernormale prikkels: artificiële uitvergrotingen van de signaalprikkel
Leidt tot sterkere respons originele signaalprikkel
Bv: stippen nodig voor broedgedrag -> meer stippen -> harder gedrag
Bv: suiker in voeding -> meer suiker -> liever eten
Bv: make-up -> signaalprikkels super maken
Organisatie van ontlokt gedrag
- Reflexen en MAP gecoördineerd en georganiseerd, door aangeleerde en niet aangeleerde factoren
- Motivationele factor cruciaal
Motivationele factoren
- Motivatie moet hoog zijn om gedrag te ontlokken
- Bv: paargedrag alleen bij hoog genoeg hormonen in paartijd
- Bv: aandacht voor voedsel alleen als dier honger heeft
- Hydraulisch model (Lorenz)
Motivationele toestand brengt organisme in gereedheid voor een bepaald door MAP, signaalstimulus
triggert dan MAP tegen deze achtergrond
Signaalprikkel: releasingstimulus
Hydraulisch model van opbouw en ontlading van motivatie
. Verbruik energie na eten -> hoe lager, hoe meer honger
. Aandacht voor signaalstimuli hoger en drempel voor activering MAP lager
. Ontlokken MAP tot je eten hebt -> terug minder honger
Appetitief en consummatorisch gedrag
- Sequentiële organisatie: appetitief gedrag bestaat uit activiteiten die het organisme toelaten in contact te komen
met signaalstimuli die de MAP ontlokken die een response-sequentie voltooien of consumeren
4