Insolventie-, zekerheden en
executierecht
Deel I: Bronnen en basisbegrippen
H1: Overzicht van de deelgebieden en hun bronnen
Het insolventierecht, het zekerheidsrecht en het executierecht zijn nauw met elkaar verbonden. Zij
houden alle drie op de één of andere manier verband met de nakoming van verbintenissen door een
schuldenaar.
Hoewel voornoemde deelgebieden nauw met elkaar verbonden zijn en het ene niet zonder het
andere kan worden gezien, vormen zij geen coherent systeem van regelen die als één
overkoepelende rechtstak kunnen worden beschouwd. De drie deelgebieden hebben elk een eigen
dynamiek, een eigen toepassingsgebied en eigen bronnen.
Zekerheidsrecht
= recht dat zich bezig houdt met zekerheden. Geheel van regelen die betrekking hebben op
wettelijke of contractuele mechanismen die de nakoming van verbintenissen door een schuldenaar
moeten garanderen of minstens de kans dat de verbintenis wordt nagekomen gaat vergroten.
Zekerheidsrecht gaat over de nakoming van verbintenissen. Zekerheidsrecht is erop gericht om aan
de verschillende schuldeisers verschillende posities te geven.
De zekerheidsmechanismen kunnen voortvloeien uit de wet of een overeenkomst.
Zekerheidsmechanismen die voortvloeien uit een overeenkomst
hypotheek = zakelijk zekerheidsmechanisme op onroerende goederen
o verhoogt de kans dat u uw krediet gaat nakomen. Het is geen absolute zekerheid,
mar het verhoogt wel de kans.
Borg
o vloeit voort uit een overeenkomst
Pand = zakelijk zekerheidsmechanisme voor roerende goederen
Zekerheidsmechanismen die voortvloeien uit de wet
voorrecht van de onbetaalde verkoper
o de verkoper heeft een voorrecht op de opbrengst van de verkoop van het goed
Zakelijke zekerheidsmechanismen vloeit de waarborg van de schuldeiser voort uit de bijzondere
positie die de zekerheid hem verleent ten aanzien van bepaalde activa van de schuldenaar. Zij zijn
gesteund op een aanspraak tav een bepaald goed. Bv. hypotheek, pand, ….
Persoonlijk zekerheidsmechanisme dan vloeit de garantie voort uit aanspraken die de schuldeiser
krijgt op een bepaald vermogen. Een ander vermogen dan dat van de schuldenaar. Bv. Borgtocht
Bronnen:
Hypotheekwet (ingevoegd in oud BW)
Borgtocht (art. 2011 e.v. oud BW)
Pand (nieuwe Pandwet, ingevoegd in oud BW)
WFZ = Wet financiële zekerheden = wet die zekerheden organiseert op financiële activa
o vooral voor professionele kredietverleners, zoals banken, van belang
1
, Specifieke wetgeving (Bv. wetboek Invordering fiscale schulden)
o nieuwe voorrechten in aparte wetten
Er is een nieuw wetboek over goederenrecht (hypotheekwet + algemene bepalingen over
zekerheidsrecht in nieuw BW)
Executierecht
= recht waarbij de overheid tussenkomt om schuldenaren te dwingen hun verbintenissen na te
komen. De gedwongen uitvoering van verbintenissen die niet vrijwillige worden nagekomen.
Executierecht brengt alle regelen samen die betrekking hebben op de gedwongen uitvoering van de
verbintenissen van een schuldenaar wanneer deze in gebreke blijft om dit vrijwillig te doen.
Uitgangspunt: gedwongen uitvoering (zoals een uitvoerend beslag of een pandverzilvering) in
principe steeds de tussenkomst van een rechtbank vereist.
Executierecht = het recht van de gerechtsdeurwaarder
Van zodra de verbintenis vaststaat in een uitvoerbare titel kan die titel gedwongen worden
uitgevoerd. Dit gebeurt door de gerechtsdeurwaarder.
Bv. opleggen en invorderen dwangsommen, gedwongen openbare verkoop,…
Bron:
Gerechtelijk wetboek (art. 1386-1675 Ger. W.)
Insolventierecht
= het recht van degene die hun schulden niet meer kunnen betalen. Het recht van de mensen die
hun verbintenissen definitief niet meer kunnen nakomen. Het recht die een oplossing aanreikt voor
de mensen waarvan het definitief vaststaat dat zij hun verbintenissen niet meer kunnen nakomen.
Om de gelijkheid tussen de verschillende schuldeisers te bewaren en de opdeling van het vermogen
van de schuldenaar ten behoeve van de schuldeisers ordelijk te laten verlopen, heeft de wetgever
een aantal collectieve procedures uitgewerkt die dit betrachten.
Een tweede doelstelling die met de collectieve insolventieprocedures wordt nagestreefd, is het
vermijden van economisch besmettingsgevaar. Een schuldenaar die zijn schuldeiser niet betaalt, kan
hiermee de solvabiliteit van deze laatste in het gedrang brengen, wat op zijn beurt een impact heeft
op de solvabiliteit van diens schuldeisers, enz. Om een dergelijk sneeuwbaleffect van insolventies te
vermijden, is het van belang dat insolvente “marktdeelnemers” tijdig uit het rechtsverkeer worden
gehaald.
Commerciële insolventie
Commerciële entiteiten = ondernemingen
= faillissement
Dit moet ervoor zorgen dat een zieke onderneming uit het verkeer wordt gehaald. Wat er
nog overblijft moet eerlijk worden verdeeld.
Vermijden dat er meerdere schuldeisers zijn die allemaal hun eigen gerechtsdeurwaarder
sturen om zo veel mogelijk te krijgen van de onderneming.
Niet-commerciële insolventie
Niet-commerciële entiteiten = niet ondernemingen, particulieren
heel lange tijd bestond er niks, enkel executierecht
= Collectieve schuldenregeling
2
, procedure voor individuen waarvan vast is komen te staan dat zij hun
schulden/verbintenissen niet meer kunnen nakomen.
Liquidatieprocedure:
faillissement
De “zieke” onderneming wordt definitief uit het rechtsverkeer gehaald, de resterende activa
worden te gelde gemaakt en de daaruit voortvloeiende fondsen worden onder de
schuldeisers verdeeld. Vanuit economisch oogpunt is een dergelijke procedure bijzonder
waardevernietigend.
Activa die in going concern nog een belangrijke waarde vertegenwoordigden (bijv. een
winkelinrichting) worden bij de opening van een faillissementsprocedure plots veel minder
waard of zelfs helemaal waardeloos.
Herstelprocedure
Men probeert de onderneming nog te redden
gericht op duurzaam herstel van de entiteit
= gerechtelijke reorganisatie = ondernemingen die met tijdelijke betalingsproblemen af te
rekenen krijgen de mogelijkheid om tijdelijk bescherming tegen hun schuldeisers aan te
vragen om zo een plan te kunnen uitwerken gericht op de reorganisatie van hun activiteiten.
Redden van bepaalde delen van de onderneming
Gemeenrechtelijk
= insolventierecht dat geldt voor alle ondernemingen of alle particulieren
dit is niet geschikt voor bepaalde soorten ondernemingen, bv. banken
Sectoraal
bepaalde soorten ondernemingen hebben een sectoraal insolventierecht
Bronnen:
Collectieve schuldenregeling: art. 1675/2 e.v. Ger. W.
Faillisementswet
o samen met WCO in boek XX WER
WCO
o in boek XX WER
H2: Begrippen van belang voor het toepassingsgebied
Handelaar
Handelaar bestaat niet meer
Onderneming
Nieuw ondernemingsbegrip
Als u geen onderneming bent, kan u niet failliet worden verklaard.
boek XX WER (art. I.1,1° WER en I.22, 7°/1 (onderneming)
“Formeel” ondernemingsbegrip
Alle rechtspersonen zijn ondernemingen (alle vennootschappen met rechtspersoonlijkheid, alle
verenigingen met rechtspersoonlijkheid)
o VZW kan failliet worden verklaard
o Stichting kan failliet worden verklaard omdat dit ook een onderneming is.
o Feitelijke vereniging kan niet failliet worden verklaard. Het is een organisatie die geen
uitkeringen kan doen en die zijn uitgesloten (art. I,1 WER).
3
, o Publiekrechtelijke rechtspersonen dat zijn rechtspersonen opgericht door de overheid,
belast met een taak van algemeen belang en die eenzijdig beslissingen kan nemen die
bindend zijn. Publiekrechtelijke rechtspersonen zijn voor het toepassingsgebied van het
insolventierecht geen onderneming. Zij worden dus van het faillissementsrecht
uitgesloten.
Art. I,1, 1° WER: begrip onderneming
o Natuurlijk persoon met een zelfstandige beroepsactiviteit
Zelfstandig = niet in dienstverband, niet verbonden door een
arbeidsovereenkomst of een statuut. Welk statuut u concreet hebt in de sociale
zekerheid is niet doorslaggevend.
Beroepsactiviteit: 2 dingen:
Doet men iets met regelmaat / organisatie
o het mag niet eenmalig of sporadisch zijn. Je doet het op een
georganiseerde manier. Het is van geen belang of de
beroepsactiviteit in hoofd- of in bijberoep wordt verricht.
o De aard van de activiteit is irrelevant (verhuring kamers,
landbouwactiviteiten, verenigingsactiviteiten,…). Het moet
gewoon een activiteit zijn die beroepsmatig is
o er is geen winstoogmerk vereist, maar het moet dus wel gericht
zijn op het behalen van een inkomen. Je moet er een financieel
voordeel uithalen
o het moet niet noodzakelijk voor eigen rekening zijn om als
onderneming te worden gekwalificeerd.
bv. handelsagent handelt in naam en voor rekening van
zijn principaal.
o Er is een grijze zone tussen personen waarvoor het duidelijk is
dat ze onderneming zijn en personen waarvoor het duidelijk is
dat ze geen onderneming zijn.
Doet men dit met het oog op het behalen van een inkomen (om in
levensonderhoud te voorzien)
Toepassingen
vrije beroepen
o advocaat is een onderneming en kan failliet verklaard worden
andere burgerlijke activiteiten (landbouw, ambacht)
beheer onroerende goederen → meer dan het beheren van je eigen
goederen.
Wanneer is iets voldoende als je diensten in de deeleconomie aanbiedt
o bv. kamers verhuren via airbnb
Wat met bestuurders van rechtspersonen?
o aanvankelijk onenigheid in rechtspraak en rechtsleer
(rechtspraak op Ufora)
o meerderheidsopvatting: bestuurders van rechtspersonen kunnen
onderneming zijn als ze aan de criteria van art. I,1, 1° voldoen.
Maar ze zijn niet aut. onderneming. Je moet nagaan of die
voldoet aan de vereisten van art. I,1 WER. In het overgrote deel
van de gevallen zal de bestuurder een onderneming zijn.
4