Voor de Pabo toets Ontwikkelingspsychologie in jaar 1. Een samenvatting van de 6e druk Ontwikkelingspsychologie, geschreven door van Breemen & Beckerman. Alle belangrijste begrippen zitten erin verwerkt.
, Ontwikkelingspsychologie
Hoofdstuk 1: Het terrein van de ontwikkelingspsychologie
1.1 Een definitie van ontwikkeling
Ontwikkelen: Het doorlopen van een reeks toestanden.
Ontwikkeling: een reeks progressieve veranderingen die tot differentiatie en hogere niveaus van
functioneren leiden. Kenmerken van ontwikkeling zijn:
1. Rijping: 1. Van klein naar groot (groei) 2. Van eenvoudig naar complex (differentiatie).
2. Een proces waarbij elke volgende trede een hoger niveau is.
3. Leren, het verwerven van kennis en vaardigheden door ervaring.
1.2 Kinder- en jeugdjaren: een afbakening
Kinderen: 0 - 12 jaar, jeugdigen/ jongeren: 12-18 jaar
0-12 maanden babyperiode
- Kind kan nog niet lopen.
- Groei- en ontwikkelingstempo is heel hoog.
- Eerste gehechtheidsrelaties ontstaan.
1-4 jaar peuterperiode
- Ondernemend en zelfbewust
- Taalontwikkeling als basis voor toenemende sociale en communicatieve vaardigheden.
- Egocentrisme: peuters denken en handelen sterk vanuit hun eigen belevingswereld en
kunnen zich nog niet in anderen verplaatsen.
4-6 jaar kleuterperiode
- meer op andere kinderen gericht.
- Beschikken over rijke fantasie.
- Het accent veranderd van spelen naar leren.
6-12 jaar schoolperiode
- Cognitieve ontwikkeling neemt een belangrijke plaats in.
- Meer sociale contacten
12-18 jaar adolescentie
- Puberteit, geslachtsrijping.
- Ontwikkeling van seksualiteit en identiteit.
1.3 Ontwikkelingspsychologie in historisch perspectief
Locke (1632-1704): presenteerde het tabula rasa-principe: elk kind komt als onbeschreven blad ter
wereld en wordt gevormd door zijn ervaringen. Een strikte opvoeding zou leiden tot optimale
zelfdiscipline en vorming van de geest.
Rousseau (1712-1778): zag het kind als actief en onderzoekend wezen. Het kind zou slechts respect,
ruimte en stimulans nodig hebben en zo min mogelijk correctie voor een optimale ontwikkeling.
Charles Darwin (1809-1882): deed onderzoek naar de ontwikkeling van het menselijk gedrag. Hij
observeerde zijn zoon gedurende diens eerste drie levensjaren.
,Onderzoeksmethoden en observatietechnieken werden steeds verder verbeterd en eind
negentiende eeuw werden door verschillende wetenschappelijke onderzoekers babybiografieën
gepubliceerd.
1.4 Verklarend onderzoek
Correlatie: Experimenten worden gebruikt om een verband of samenhang tussen twee factoren aan
te tonen.
1.5 Meten in de gedragswetenschappen
Operationaliseren: een eigenschap vertalen dat er meetbare gegevens aan gekoppeld kunnen
worden.
De meting moet betrouwbaar en valide zijn.
Betrouwbaar: de meting levert ongeacht het tijdstip en de persoon die de meting verricht, steeds
hetzelfde resultaat op.
Valide: het meetinstrument meet ook daadwerkelijk wat het moet meten.
Technieken om gegevens te verzamelen.
Observatie: vooral bij jonge kinderen, zo onopvallend mogelijk, in een natuurlijke omgeving.
Interview:
1. Gesloten interview (een vaste reeks vragen in de zelfde volgorde)
2. Open interview (een vraagtechniek waarbij de vragen gebaseerd worden op de gegeven
antwoorden)
Vragenlijst: vaste hoeveelheid vragen en beperkt aantal antwoordmogelijkheden.
Nadelen van een interview of vragenlijst:
- het kind moet voldoende taalvaardigheid hebben
- kind kan onder druk staan
- niet altijd objectief
onderzoeksmethoden om gegevens te verzamelen.
Dwarsdoorsnedeonderzoek: op een tijdstip de meetresultaten van groepen van verschillende
leeftijd vergelijken. Voordeel: snel en goedkoop, nadeel: generatieverschil, er kan niks worden
gezegd over de individuele ontwikkeling en verschillende cohorteffecten (de invloed die specifieke,
tijdgebonden maatschappelijke gebeurtenissen op een cohort (een groep mensen uit het zelfde jaar)
kunnen hebben).
Longitudinaal onderzoek: op meerdere tijdstippen een groep kinderen met zichzelf vergelijken.
Voordeel: geen generatieverschil en cohorteffecten en de individuele ontwikkeling is zichtbaar,
nadeel: langdurig, duur en kans op uitval van proefpersonen.
Nature: aangeboren, - instinct, talent, groei, temperament en drift.
Nurture: aangeleerd, - opvoeding, vaardigheid, kennis en ervaring.
Beide zijn van belang en er is een permanente wisselwerking tussen nature en nurture.
navisten: zien ontwikkeling als een proces dat sprongsgewijs verloopt. Hierbij wordt onderscheid
gemaakt in stadia. Ze hechten meer belang aan de biologische processen. ( nature )
omgevingspsychologen: zien ontwikkeling als een continu proces dat onder invloed van
verschillende omgevingsinvloeden tot individuele verschillen leidt. ( nurture )
2.2 De psychoseksuele ontwikkelingstheorie van Sigmund Freud (1856-1939)
Freud onderscheidde drie aspecten van de menselijke geest.
Es: de driften zo spoedig mogelijk bevredigen.
Ich: de driftimpulsen uit stellen of om zetten in gedrag dat wel door de omgeving geaccepteerd
wordt.
Uber ich: innerlijke rechter, de morele standaard. Schuld en schaamtegevoelens.
Libido: seksuele energie (es).
Erogene zones: het centrum van lustgevoelens.
Freud onderscheidde vijf ontwikkelingsstadia.
1. Orale fase (o-1 jaar)
- Es is aanwezig.
- De mond is de erogene zone.
- Moederfiguur bevredigt de orale behoefte.
2. Anale fase (1-3 jaar)
- De anus is de erogene zone.
- De ich komt in actie. (zinnelijk worden in de wens van de ouders)
3. Fallische fase (3-6 jaar)
- Het genitale gebied is de erogene zone.
- Kinderen gaan zich met de ouders identificeren.
- Penisnijd: meiden zijn jaloers op penis van de vader.
- Castratieangst: jongens zijn bang dat hun penis wordt verwijderd.
- uber ich ontwikkelt zich. (kind maakt de morele waarde van de ouders eigen)
4. latentiefase (6-12 jaar)
- seksuele gevoelens worden onderdrukt en gekanaliseerd.
- Sociaal en cognitief ontwikkeling.
- Stilte voor de storm (puberteit)
5. Genitale fase (na 12 jaar)
- De genitale zone ontwikkelt en wordt gereactiveerd als centrum van erotische genoegens.
- Seksuele verkenning
2.3 Het cognitieve ontwikkelingsmodel van Jean Piaget (1896-1980)
Het belangrijkste uitgangspunt van de cognitieve ontwikkelingstheorieën is dat het gedrag van
kinderen in een bepaalde leeftijdsfase een weerspiegeling is van hun denk – en kennisniveau.
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur dres2003. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €4,99. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.