Garantie de satisfaction à 100% Disponible immédiatement après paiement En ligne et en PDF Tu n'es attaché à rien
logo-home
Samenvatting Medische kennis 1.1b €6,99   Ajouter au panier

Resume

Samenvatting Medische kennis 1.1b

 19 vues  1 fois vendu
  • Cours
  • Établissement
  • Book

Medische kennis 1.1b. Alle leerdoelen uitgebreid uitgewerkt van de lessen. Er zijn ook plaatjes uit het boek verwerkt in de samenvatting. Ik had een 10 gehaald voor het tentamen.

Aperçu 4 sur 32  pages

  • Non
  • Meerdere
  • 21 novembre 2022
  • 32
  • 2021/2022
  • Resume
avatar-seller
Bijeenkomst 7

1. De onderdelen van het urinaire stelsel benoemen en de belangrijkste functies van het stelsel
beschrijven:

Functies van het urinaire stelsel:

 Excretie, de verwijdering van organische afvalstoffen uit lichaamsvloeistoffen.
 Eliminatie, de lozing van afvalstoffen naar buiten.
 Homeostatische regeling van het volume en de concentratie opgeloste stoffen in het bloed.




Het urinaire stelsel heeft ook nog de volgende hemostatische functies:

 Het reguleren van het bloedvolume en de bloeddruk.
 Het reguleren van de concentratie natrium, kalium, chloride en andere ionen.
 Bijdrage aan het stabiliseren van de pH van bloed
 Het behoud van waardevolle voedingsstoffen
 Aanmaak EPO en vitamine D  EPO stimuleert de aanmaak van rode bloedcellen en de nieren spelen
een belangrijke rol in de laatste stap voor het aanmaken van vitamine D.



2. De plaats en structurele kenmerken van de nieren beschrijven, de weg van het bloed volgen naar de
nier, in en uit een nier en de structuur van een nefron beschrijven.

De linkernier steekt enigszins verder uit naar boven dan de rechternier.
De nieren en de bijnieren liggen tussen de spieren van de dorsale
lichaamswand en de bekleding van de buikholte. Deze positie wordt
retroperitoneaal genoemd, dat wil zeggen buiten de buikholte.

,De nier is verdeeld in een buitenste nierschors (cortex) en een binnenste niermerg (medulla). Een vezelig
kapsel omgeeft elk van de beide nieren. De nierpoort is de plaats waar de a. renalis en de nierzenuw
binnenkomen en waar de v. renalis en de ureter uittreden. De urether vertrekt vanuit de nierbekken.



Beide nieren krijgen bloed toegevoerd door een a. renalis
(nierslagader). De bloedvaten van de nieren zijn:

 Interlobulaire arteriën  Arteriën ter hoogte van de
nieren.
 De arteriae arcuatae  loopt tussen het grensgebied van
de cortex en de medulla.
 Interlobulaire venen  Venen ter hoogte van de nieren.
 Afferente arteriole  Een arteriole die bloed naar een
glomerulus van de nier toevoert.
 Efferente arteriole  Een arteriole die het bloed
wegvoert, bijvoorbeeld uit de glomerulus van de nier.

Diffusie vindt plaats tussen de peritubaire capillairen van de vasa
recta (rechte capillairen die evenwijdig lopen aan de lis van
Henle) en de cellen van de nierbuis van het nefron via de
interstitiële vloeistof die het nefron omgeeft.

Het nefron is de basale functionele eenheid van de nier. Het bestaat uit het nierlichaampje en een nierbuis,
die via een verzamelbuis in het verzamelsysteem uitmondt.



3. De belangrijkste functies van elk onderdeel van het nefron beschrijven en de processen beschrijven
die een rol spelen bij urinevorming.




Onderdelen en functie van de nefron in de juiste volgorde

1. Glomerulus  Bestaat uit glomerulus en het nierkapsel (kapsel van Bowman).
o Water en opgeloste stoffen worden door de bloeddruk uit de capillairen geperst. Dat is
filtratie van het bloedplasma, hierdoor ontstaat voorurine. Het principe van de glomerulus is
alles eruit, vervolgens zaken die je wilt behouden weer terughalen.
2. Proximale tubulus  Proximaal betekent dichtbij, dus dichtbij de glomerulus.
o Er vindt actieve terugresorptie plaats van voedingsstoffen, plasma-eiwitten en ionen uit de
voorurine. Deze stoffen worden daarna afgegeven aan de peritubaire vloeistof.

, 3. Lis van Henle  Bestaat uit een dalende tak en een stijgende tak.
o Dalende tak is doorlaatbaar voor water. Hierdoor vindt er reabsorptie van water plaats via
osmose.
o Stijgende tak is ondoorlaatbaar voor water en opgeloste stoffen. Dit deelt pompt Na⁺ en Cl⁻
ionen naar buiten door onder andere gefaciliteerde diffusie.
4. Distale tubulus  Geeft actief ionen, zuren, ammoniak, gifstoffen en geneesmiddelen af (excretie =
verwijdering uit het lichaam). En de selectieve reabsorptie van water en natriumionen.
5. Verzamelbuis  Reabsorptie van water onder invloed van ADH. Reabsorptie of excretie van natrium,
kalium, bicarbonaat en waterstofionen.
6. Verzamelkanaaltje  Vervoer van urine naar calix minor.



4. De factoren beschrijven die van invloed zijn op de glomerulaire filtratiedruk en de glomerulaire
filtratiesnelheid.

Glomerulaire filtratiedruk  Hydrostatische druk die verantwoordelijk is voor het filtratieproces.

Glomerulaire filtratiesnelheid (GFS)  Hoeveelheid voorurine die per minuut in de nieren wordt gevormd.
Wordt gereguleerd door (1) autoregulatie of regulering van de lokale doorbloeding, (2) hormonale regulatie
door de nieren, (3) autonome regulatie, voornamelijk het sympathische deel.

• Bloeddruk  Een daling van de bloeddruk kan ervoor zorgen dat de glomulaire filtratiedruk laag
is.
• Wijdte en conditie van de bloedvaten  Een blokkade van de nierslagader zorgt voor een lagere
filtratiedruk.

De belangrijkste hormonen die zijn betrokken bij het reguleren van de nierfunctie zijn angiotensine II (nieren),
ADH (hypothalamus), aldosteron (bijnierschors) en ANP (spiercellen van het atrium). Angiotensine II, ADH en
aldosteron zorgen voor verhoging van de bloeddruk. ANP zorgt voor verlaging van de bloeddruk.

RAAS (renine-angiotensine-aldosteron-systeem) Als de bloeddruk daalt, detecteert de nier dat en gaat
renine afgeven. Dat zorgt uiteindelijk voor vaatvernauwing. Vervolgens komt aldosteron vrij, zorgt ervoor dat
natrium wordt behouden in het lichaam, er wordt meer vocht vastgehouden, de bloeddruk gaat omhoog.



5. De structuren en functies beschrijven van ureters, urineblaas, en de urethra en de controle van het
plassen en de blaasreflex beschrijven.

Ureters (urineleiders)  Twee buizen die de urine vanuit de nieren naar de urineblaas vervoeren. Ongeveer
elke 30 seconde begint er een peristaltische contractie bij het nierbekken die doorloopt over de gehele ureter.
Hierdoor wordt urine in de richting van de urineblaas gestuwd. De uitmonding van de ureters in de urineblaas
niet zozeer rond als wel spleetvormig; door deze vorm wordt voorkomen dat urine terugstroomt.

, Vesica urinae (de urineblaas)  Functie van de urineblaas is opslag. Het trigonum vesicae is een driehoekig
gebied in de urineblaas. Dit gebied wordt begrensd door uitmondingen van de ureters en de toegang tot de
urethra. Het gedeelte dat de toegang tot de urethra omgeeft, de zogenoemde hals van de urineblaas, bevat
een krachtige interne kringspier van de urethra. Het gladde spierweefsel van deze kringspier remt de lozing
van de urine vanuit de blaas. Dit spierweefsel kan niet door de wil worden aangestuurd.

Urethra  De urethra loopt vanaf de hals van de urineblaas naar de buitenkant van het lichaam. Een
cirkelvormige band van dwarsgestreept spierweefsel is aanwezig op de plaats waar de urethra door de
gespierde bodem van de bekkenholte loopt. Dit is de uitwendige sluitspier van de urethra. De spier trekt zich
onder invloed van de wil samen, kinderen moeten zindelijk worden, ze moeten het leren.

Mictie  Het lozen van urine.

Het proces van urinelozing is het gevolg van de urineopslagreflex en de mictiereflex die worden geactiveerd
door rekreceptoren in de wand van de urineblaas. De parasympatische neuronen moeten voldoende worden
gestimuleerd, waardoor de urineblaas zich langdurig samentrekt en een aandrang tot plassen ontstaat. De
regulering van het plassen omvat een combinatie van reflexen met de willekeurige ontspanning van de
uitwendige kringspier van de urethra.



6. Een definitie geven van de termen vochtbalans, mineralenbalans en zuur-base-evenwicht en
beschrijven hoe water en elektrolyten in het lichaam zijn verdeeld.

Vochtbalans  Wanneer de hoeveelheid water die we dagelijks opnemen gelijk is aan de hoeveelheid water
die we dagelijks afgeven.

Mineralenbalans  Mineralen zijn ionen die ontstaan bij de dissociatie van anorganische verbindingen. Ze
heten ook wel elektrolyten. Wanneer de netto hoeveelheid van elk van de ionen in de lichaamsvloeistoffen
niet toe- of afneemt spreken we van een mineralenbalans.

Zuur-base-evenwicht  Het handhaven van een zuur-base evenwicht houdt in dat er evenveel
waterstofionen worden uitgescheiden als gevormd. De pH van lichaamsvloeistoffen is binnen normale
grenzen. Zuren en basen in het lichaam:

 Koolzuur (H₂CO₃)  wordt gemaakt uit CO₂, het is iets wat je uitademt, wat ontstaat bij het maken
van energie
 Zwavelzuur
 Zoutzuur (HCl)  zit in je maag
 Aminozuren  eiwitten bestaan uit aminozuren
 Melkzuur (lactaat)  spieren maken melkzuur bij tekort aan zuurstof
 Bicarbonaat (HCO₃⁻)  pancreas en nier, is een pH buffer gemaakt door de nier.

De intracellulaire vloeistof (ICF) bevat ongeveer 60% van de totale hoeveelheid water in het lichaam, de
extracellulaire vloeistof de rest.



7. De elementaire mechanismen verklaren die zijn betrokken bij het handhaven van de vochtbalans en
de mineralenbalans.

Vochtbalans

Vloeistofverschuiving  Waterverplaatsing tussen de extracellulaire vloeistof en de intracellulaire vloeistof.
Als de extracellulaire vloeistof hypertonisch wordt ten opzichte van de intracellulaire vloeistof, zal water zich
vanuit de intracellulaire vloeistof naar de extracellulaire vloeistof verplaatsen tot het osmotisch evenwicht is
hersteld. Als de extracellulaire vloeistof hypotonisch wordt ten opzichte van de intracellulaire vloeistof, zal

Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:

Qualité garantie par les avis des clients

Qualité garantie par les avis des clients

Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.

L’achat facile et rapide

L’achat facile et rapide

Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.

Focus sur l’essentiel

Focus sur l’essentiel

Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.

Foire aux questions

Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?

Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.

Garantie de remboursement : comment ça marche ?

Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.

Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?

Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur bkohler. Stuvia facilite les paiements au vendeur.

Est-ce que j'aurai un abonnement?

Non, vous n'achetez ce résumé que pour €6,99. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.

Peut-on faire confiance à Stuvia ?

4.6 étoiles sur Google & Trustpilot (+1000 avis)

80364 résumés ont été vendus ces 30 derniers jours

Fondée en 2010, la référence pour acheter des résumés depuis déjà 14 ans

Commencez à vendre!
€6,99  1x  vendu
  • (0)
  Ajouter