VATEN 2
1 Vaatonderzoek/farmacotherapie/operatietechnieken.......................................................................................................2
2 Lymfe....................................................................................................................................................................................8
3 Veneus................................................................................................................................................................................13
4 Congenitale vasculaire malformaties................................................................................................................................20
5 Perifeer vaatlijden..............................................................................................................................................................23
6 Vasculair trauma................................................................................................................................................................31
7 Carotis + vertebralis...........................................................................................................................................................34
8 Ischemie van bovenste lidmaat.........................................................................................................................................37
9 Bovenste lidmaat ischemie: specifieke aandoeningen......................................................................................................40
10 Aneurysma.......................................................................................................................................................................43
11 Dissectie...........................................................................................................................................................................51
1
,1 VAATONDERZOEK/FARMACOTHERAPIE/OPERATIETECHNIEKEN
1. Non-invasieve vezels analyse
2. Farmacologie
3. Technieken
Non-invasive vessel analysis
2 grote belangrijke onderzoeken:
- Duplex = arterial + venous
Combinatie van Doppler en echo
- Ankle/Brachial index [enkel/arm-index] = arterial
Onderzoeken die vooraf gaan aan verdere diagnostiek die voorafgaat
Geen echte diagnose stellen wel of niet sprake van een pathologie
Dopler: klein, compact, niet duur (huisartsen, specialisten)
- Snel zoeken naar signaal
- Maar ziet niets geen bloedvat zien, afgaan op geluid
Kijken naar bloedvat (kalk, vernauwing, bloeding, klontering) echo
Combineren van doppler en echo groot toestel
Duplex
Echo: signaal uitsturen, signaal terug krijgen
Doppler: geluid sturen, bloedvat maakt geluid en stuurrt het terug
- Signaal verschillen in functie hoe toestel houden en wat er zich in het bloedvat afspeelt`
sonde onder de juiste hoek houden (formule met cosinus hoek) meestal 60°
- Gel smeren: contact tussen huid en sonde geen lucht tussen zitten
- Hoe dieper dat je moet, hoe dikker de sonde moet zijn, of eerder oppervlakkig (klein)
- Arterieel signaal anders dan veneus
- In hals anders dan in been
- Echo goed doen: signaal kennen, patronen (afwijkend?)
- Signalen (zien bij doppler), niet kennen van de signalen
Duplex
- Normaal signaal:
Trifasisch signaal: bloedvat elastisch, bloed inpompen, wand uitzetten
(eerste piek), elastische bloedvat terug naar rustpunt (diastole, tweede),
dan naar rustoestand (derde)
Bij perifere bloedvat met hoge weerstand: bleodvat van arm of been
Niet zien bij halsslagader (met lage weerstand, daar kan het bloed makkelijk
weg)
Signaal veranderen: voor, op, achter een vernauwing gaan zitten signaal anders
- Veranderen: 3 fases anders gedragen, meer monofasisch worden (1 berg) en dan uitdovend signaal
- Op vernauwing: monofasisch (ervoor trifasisch) plotse kracht dat bloed erop af komt
- Achter vernauwing: bloed nl met veel kracht voorbij gaan, door vernauwing persen niet veel meer kracht
overblijven om de bloedvaten te gaan uitzetten
Monofasisch: teken van ziekte
Arteriele heelkunde/lijden: uitzetten/vernauwen
Signaal halsslagader, bloedvat met lage weerstand
- Systole erachter diastole, hart met 2 fases in bloed (bloedvat niet uitzetten, inklappen en terug uitzetten)
bloedvat lage weerstand (carotis)
- Been of hals nakijken: verschillende tussen de 2
Vernauwing in hals: piek altijd maar groter worden, piek in hals 100 vernauwing 200-300-400
Diastole ook omhoog gaan (nl zeer laag, 30)
verhouding: snelheid van a carotis interna in a carotis communis <2
- Tabel niet kennen, principe wel kennen
In Arm of been: trifasisch of monofasisch
2
, Bij hals: meten, snelheid eerste piek en onderste omhoog gaan in tabellen aflezen van
vernauwingsgraad verder gaan met angio/CT
In arm/been enkel-arm index meten
- Bloeddruk meten aan arm en aan been
- Enkel over arm
Been: vanvoor binnen a dorsalis pedis (opletten sommige mensen hebben deze niet)
Enkel arm index normaal: 0,9- 1,3
• Vernauwingen: index naar beneden gaan
• >1,3 mediasclerose (bij diabetespt, bloedvaten zo hart geworden, meer kracht nodig om op
te pompen, soms zo hard niet meer dicht krijgen niet meetbaar)
Zijn er wel, maar niet meer meten door verharding
Duplex bij veneus
- Currant, ook doppler gebruiken (afgaan op hetgeen dat je hoort)
- Been, veneus signaal: (uitsluiten trombose) variëren met ademhaling, flow zien en dan geen flow (horen en
niet horen) aanzuigend effect bij inademen, uitademen blokkeren, bloed niet meer terug gaan
- Kuit knijpen, bewegen plots meer bloed stromen
Spoed dik been, pijn, gezwollen: lang in auto, vliegtuig, nemen van medicatie: sonde in lies zetten
(doppler /duplex) arterie horen en vlak ernaast vene ademhalingsvariatie gaan horen
Kuit knijpen en sonde in lies horen van bloed dat passeert, ook ademhalingsvariatie
• Geen trombose gaan hebben (tussen lies en kuit? geen klonter)
Duplex voordeel: bekijken segment per segment
Duplex sonde: bloedvat zien (met kleur) duwen met sonde been/arm/hals, plat duwen ronde bol platduwen
- Platduwen geen klonter in
- Niet platkrijgen iets dat potentieel aan het vormen is, trombus
Bij mensen met spataders
- In knie zetten van sonde, knijpen in kuit bloed naar boven gaan
- Spataders: kleppen die niet goed werken bloed gewoon terugstromen, omgekeerde richting uitstromen
Insufficiente kleppen, oppervlakkig of diep
- Dit doe je staand
Onthouden
- Duplex/dopler
- Onderscheid tussen arterieel en veneus
- Arterieel onderscheid perifeer (hoge weerstand, arm/been), niet perifeer (hals lage weerstand)
Perifeer: trifasisch, monofasicch (ziek)
Niet perifeer: systole en diastole (diastole omhoog gaan bij vernauwing, temaken met snelheden)
- Arterieel enkel/arm index: ziekte been of arm, of conditie (0,9-1,3) boven en onder slecht
vernauwing, maar enkel/arm index niet afwijkend inspanning uitvoeren terug op tafel, enkel/arm
index ineens veel hoger door inspanning (verhaal typisch maar normale enkel/arm index)
- Veneus: meestal met duplex (soms dopler)
Ademhalingsvariatie, knijpen in spier bloed horen/zien passeren
Dichtknijpen: geen trombose
Staand: knijpen en in omgekeerde richting terugkomen klepinsufficientie
Doppler vnl arterieel gebruiken, kan veneus (gelukkig als je al een signaal krijgt)
Duplex: arterien en venen
Makkeijk trifasisch en monofascisch horen? Niet gemakkelijk (iemand met doppler blij als ze al een signaal horen)
3
, 1.1 FARMACOLOGIE
Preventie of behandeling
Risicofactoren
- Veneus: Virchow’s triade vaso-actieve stiffen (venotrope medicatie) geven bij mensen met spataders,
niet 100% duidelijk of het effectief iets doet
Low-flow, lage bloeddoorstroming
Hypercoagulabiliteit
Trauma
- Arterieel: atherosclerose best farmacologisch op ingrijpen
Hypercholesterolemie
Hypertensie
Roken
Diabetes
Gewicht
immobiliteit
Normale situatie (niet kennen voor examen)
- Continu bezig: producten vrijstellen die vermijden op spontaan klonteren, op voorwaarde dat alles intact is
zoals endotheliale aflijning
- PGI2: inhiberen TC activatie
- NO: inhiberen TC activatie
- HS (heparine sulfaten): activeren antitrombine
- TM (trombomoduline): maken van trombine pro activaties van antocoagularende factoren
- TFPI (tissue factor pathway inhibitor): inhiberen TF, Xa/VIIa complex
Beginnen met lekage/beschadiging
- Eerste bloedvat doen: in spasme gaan (arteriele en veneus) beveiliging, maar ook slecht
- Ellende beginnen: klontervorming door activatie van plaatjes organiseren en gat afsluiten, klonter vormen
voordat bloedvat uit spasme gaat
- Ook bij beschadiging van endotheel, wat er onder dat endohtel ligt (geen verschil vrije opening, of
beschadiging van endotheel dat eronder ligt)
Low flow (niet in slagader, krachtig) ,achter verstopping meesta; in ader vnl low flow (bv bij zitten)
- Verschil ader en slagader: klonter analyseren (plaatjes en lijm)
Ader vnl fibrine, slagader: vnl plaatjes verschil in medicatie
Prbleem slagader: aspirine geven (werken op plaatjes), probleem aders: spuitjes geven, werken op de
lijm (fibrine)
Meer en meer medicatie die op de twee gaan inwerken
Anti-aggregantia: werken op de plaatjes, tegen de lijm: vitK-antagonisten, heparine, DOAC (vnl voor
veneuze stuk)
DOAC (zelfde NOAC): in sommige indicaties goed voor VKF te bestrijden (geen klonters voorkomen)(Bij ons nog niet in
therapie)
Geven van heparine/trombolytica: Heparine: niet klonteren (IV geven), kunnen meten (testen hoeveel verdunnen,
regelen)
- Veneus geven: geen spuitjes mogen krijgen, geen vitK antagonisten kunnne geven of DOAC’s
- Heparine kun je meteen stoppen (protamine geven), heparine uitgewerkt binnen 4u
- Spuitje niet antagoneren
- DOAC: 1 tot 2 dagen vooraleer het uitgewerkt is operatie krijgen??! Die is volledig ontstolt
- Trombolytica: klonter oplossen (urokinase, t-pa), gebruiken bij operatie
4