SOCIAAL RECHT: 2021-2022
ALLERLEI HANDIGE WETTEN DIE JE MAG AFDRUKKEN,
AANDUIDEN EN MEENEMEN
Ik raad aan om alle documenten achter elkaar te steken voor het examen en een inhoudstafel
te maken van welk document op welke pagina start (bv. p. 1: thematische verloven). Op die
manier kan je telkens per onderwerp snel opzoeken in de wetten tijdens je examen!
Zelf nog op te zoeken en af te drukken (staan dus niet in dit document)
COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST NR. 38 VAN 6 DECEMBER 1983
BETREFFENDE DE WERVING EN SELECTIE VAN WERKNEMERS, GEWIJZIGD DOOR DE
COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMSTEN NR. 38 BIS VAN 29 OKTOBER 1991, NR. 38
TER VAN 17 JULI 1998, NR. 38 QUATER VAN 14 JULI 1999, NR. 38 QUINQUIES VAN 21
DECEMBER 2004 EN NR. 38 SEXIES VAN 10 OKTOBER 2008
Gaat over de plichten van de werkgever in verband met werving en selectie van
werknemers.
COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST NR. 109 VAN 12 FEBRUARI 2014
BETREFFENDE DE MOTIVERING VAN HET ONTSLAG
Gaat over het kennelijk onredelijk ontslag! Voorwaarden, procedure etc.
,Herstelwet 22 januari 1985 – Thematische verloven
Art. 100ter. § 1. Een werknemer die erkend mantelzorger is van een zorgbehoevende persoon, heeft
recht op de volledige schorsing van zijn arbeidsovereenkomst.
§ 3. De periode tijdens welke de werknemer de uitvoering van zijn arbeidsovereenkomst kan
schorsen, wordt vastgesteld op één maand per zorgbehoevende persoon als bedoeld in § 1.
De Koning kan, bij een in Ministerraad overlegd besluit, de duur van deze periode verlengen tot
maximum zes maanden.
Het recht op de volledige schorsing bedraagt maximum zes maanden over de gehele
beroepsloopbaan.
§ 6. Een uitkering wordt toegekend aan de werknemer die de uitvoering van zijn
arbeidsovereenkomst volledig schorst in toepassing van dit artikel.
Bij gebrek aan besluit worden dezelfde bedragen, voorwaarden en regelen tot toekenning toegepast
zoals voor de uitkeringen in geval van volledige schorsing van de arbeidsovereenkomst voor het
verlenen van bijstand of verzorging aan een gezinslid of familielid.
KB 22 maart 1995 – Palliatief verlof
Artikel 1. Onder palliatieve verzorging wordt verstaan elke vorm van bijstand en inzonderheid
medische, sociale, administratieve en psychologische bijstand en verzorging van personen die lijden
aan een ongeneeslijke ziekte en die zich in een terminale fase bevinden.
Het recht gaat in de eerste dag van de week volgend op de week waarin het attest door de
werknemer werd overhandigd aan de werkgever of op een vroeger tijdstip mits akkoord van de
werkgever.
In geval de werknemer wenst gebruik te maken van de verlenging van de periode met één maand
dient hij opnieuw een dergelijk attest af te leveren. Een werknemer kan maximaal [1 drie]1 attesten
afleveren voor de palliatieve verzorging van eenzelfde persoon.
Art. 2. In het koninklijk besluit van 2 januari 1991 betreffende de toekenning van
onderbrekingsuitkeringen wordt een artikel 4bis ingevoegd, luidend als volgt :
"Artikel 4bis. De werknemer die zijn arbeidsovereenkomst volledig schorst krachtens de bepalingen
van artikel 100bis van de voornoemde herstelwet van 22 januari 1985 heeft recht op
onderbrekingsuitkeringen voor een periode van 1 maand, eventueel verlengbaar met 1 maand,
indien hij daartoe een aanvraag indient volgens de voorschriften en modaliteiten van dit besluit.
Deze werknemer dient niet te worden vervangen."
Art. 3. In hetzelfde besluit wordt een artikel 7bis ingevoegd, luidend als volgt :
"Artikel 7bis. De werknemer die krachtens de bepalingen van artikel 102bis van voornoemde
herstelwet van 22 januari 1985 zijn arbeidsprestaties vermindert, heeft recht op
, onderbrekingsuitkeringen voor een periode van 1 maand, eventueel verlengbaar met een maand op
voorwaarde :
1° dat hij, voor de vermindering van zijn arbeidsprestaties, in een voltijdse arbeidsregeling
tewerkgesteld was of in een deeltijdse arbeidsregeling waarvan het normaal gemiddeld aantal
arbeidsuren per week ten minste gelijk is aan drie vierden van het gemiddeld aantal arbeidsuren van
een werknemer die voltijds tewerkgesteld is in dezelfde onderneming, of bij ontstentenis in dezelfde
bedrijfstak;
2° dat het totaal aantal uren begrepen in de deeltijdse arbeidsregeling, na de vermindering, per
arbeidscyclus, gemiddeld de helft bedraagt van het aantal arbeidsuren begrepen in een voltijdse
arbeidsregeling.
Deze werknemer dient niet te worden vervangen."
KB 10 augustus 1998 - Bijstandsverlof
Artikel 1. Dit besluit is van toepassing op de werknemers en hun werkgevers. Dit besluit is eveneens
van toepassing op het statutair en contractueel personeel van de provincies, de Gemeenten, de
agglomeraties en federaties van gemeenten en hun werkgevers.
Art. 3. De werknemers bedoeld in artikel 1 hebben het recht de uitvoering van hun
arbeidsovereenkomst volledig te schorsen of hun voltijdse arbeidsprestaties te verminderen met 1/5
of de helft voor het verlenen van bijstand of verzorging aan een gezinslid of een familielid dat lijdt
aan een zware ziekte.
Het recht op vermindering van de arbeidsprestaties zoals bedoeld in het vorige lid, is niet van
toepassing voor de werknemers van kleine en middelgrote ondernemingen die op 30 juni van het
voorgaande burgerlijk jaar minder dan 10 werknemers tewerkstelden.
Art. 4. Voor de toepassing van artikel 3, wordt verstaan onder gezinslid, elke persoon die
samenwoont met de werknemer.
Onder familielid wordt begrepen de bloedverwanten tot de tweede graad en de aanverwanten tot
de eerste graad van de werknemer.
Wanneer de werknemer wettelijk samenwonend is, worden ook de ouders tot de eerste graad van
de wettelijk samenwonende partner en de kinderen van de wettelijk samenwonende partner als
familieleden van de werknemer beschouwd.
Voor de toepassing van artikel 3 wordt onder zware ziekte verstaan elke ziekte of medische ingreep
die door de behandelende arts als dusdanig wordt beschouwd en waarbij de arts oordeelt dat elke
vorm van sociale, familiale of emotionele bijstand of verzorging noodzakelijk is voor het herstel.
Art. 6. § 1. Het recht op schorsing van de arbeidsovereenkomst wordt beperkt tot maximum 12
maanden per patiënt.
De onderbrekingsperioden kunnen enkel opgenomen worden met periodes van minimum 1 maand
of maximum 3 maanden, aaneensluitend of niet, tot de maximumtermijn van 12 maanden bereikt is.
§ 2. Het in artikel 3 bedoelde recht op vermindering van de arbeidsprestaties wordt beperkt tot
maximum 24 maanden per patiënt.
De periodes van vermindering van arbeidsprestaties kunnen enkel opgenomen worden met
periodes van minimum 1 maand tot maximum 3 maanden, aaneensluitend of niet tot de
maximumtermijn van 24 maanden bereikt is.