Inleiding tot de filosofie
Dit document bevat al de notitie die ik heb gemaakt tijdens de lessen filosofie, samen met de
PowerPoint. Het is een uitgeschreven tekst.
Filosofie kan soms ingewikkeld worden als het in korte puntjes staat, dus met een uitgeschreven
tekst kan je door het goed door te lezen al heel wat meer begrijpen.
Per les wordt er een nieuwe filosoof aangehaald. Als je per filosoof tijdens het studeren of voor/na
de les deze uitgeschreven tekst goed begrijpend doorleest, zal je al heel ver komen.
In totaal zijn het 70 pagina’s aan tekst.
Veel succes! <3
Les 1 (23-2-2022)
Examen:
Schriftelijk, gesloten boek, zonder mondelinge toelichting, 14 multiple choice vragen (35%, zonder
giscorrectie, antwoorden zijn gewoon juist of fout) + 7 begrippen toelichten (35%, uit de cursus die je
kort en bondig moet kunnen omschrijven) + open vraag (30%, 1 of 2 waar je creatief kan zijn)
Cursus is thematisch opgebouwd, thema van de cursus: neiging tot transcendentie (altijd bestuderen
tegen de achtergrond van wat op dat moment in de Europese cultuur aan het gebeuren was, link
tussen filosofische theorie en de context waarin die ontstaan is bv opkomst van de
Per les 1 hoofdstuk behandelen (ong 30p per week uit cursus)
Hoofdstuk 1: Socrates
1. Het Griekse mirakel: situering van Socrates
Van 470 tot 399 v.C.: de periode wanneer Griekenland in volle bloei was.
In die periode (bloei van oud Griekenland) zijn er een aantal fundamentele aspecten vd Europese
cultuur ontstaan, nml democratie (je kiest een vertegenwoordiger die in jou naam wetten gaat
bespreken, invoeren, …, toen verliep het niet zo; elke volwassen man mocht deelnemen aan
vergaderingen, de vrouwen en slaven mochten hier niet aan deelnemen, er was een cultuur van
voorstellen doen, bekritiseren, dialoog, …. Ons politiek systeem heeft daar zijn ontstaan gekend),
geschiedschrijving (gaat niet gewoon over opschrijven wat er wanneer wat is gebeurd, maar een
interpretatie geven van wat wanneer is gebeurd, nooit zomaar weergeven wat er gebeurd is maar
een interpretatie geven van wat zich heeft voorgedaan), meetkunde, theater, sport (olympische
spelen), atheïsme (de overtuiging dat er geen God(en) bestaat)
Hoe komt dat er toen zoveel nieuwe dingen werden ontdekt en uitgeprobeerd?
- Economische welvaart: Griekse stadstaten waren rijk door handel te drijven (met Nabije
Oosten en in Middellandse Zee). Als je dagelijks moet vechten voor eten en onderdak heb je
geen tijd om aan theater of meetkunde of … te doen want dan ben je bezig met overleven.
Bovenstaande dingen kunnen dus pas plaatsvinden eens er een zekere welvaart leeft.
- Democratie:
o impact van het woord -> al de mannen die deelnamen aan de massavergaderingen,
een hele cultuur van het discussiëren. Deze zorgde ervoor dat als de je gewoonte
1
, hebt van alles te verwoorden en weerwoord te krijgen zijn er minder taboes, minder
dingen die niet bespreekbaar vindt. De houding die je bv vindt bij autocratische
heersers (omdat ik het zeg, zeer autoritaire houding) was daar niet aanwezig. Dit
geld ook voor de autoriteit van de kerk (omdat het in de bijbel staat, geen deftig
antwoord op waarom). In Griekenland was dit niet zo, alles stond in discussie,
minder taboes en minder uitsluiting. Er is niets op voorhand uitgesloten of
onbediscussieerbaar. Dit zorgde voor een klimaat van kritisch denken
o Impact van het schrift: wetten die voorgesteld werden in massavergaderingen
werden opgeschreven zodanig dat de machthebber die niet zomaar kan veranderen
naargelang het hem uitkomt. Het schrift heeft een enorm grote impact gehad.
Mensen na u kunnen verder met de kennis en hoeven niet alles opnieuw te doen.
Het zorgt voor de spreiding van kennis maar zorgt ook voor een kritische houding. Als
iets is opgeschreven kan je dit herlezen. Die herhaling laat toe om u vragen te stellen,
gebeurd minder snel als je in een levend gesprek vindt. Een houding van discuteren,
woord en wederwoord ontstaat. Dus steun voor geheugen en zo instrument voor
verspreiding van kennis + bevordering van kritische houding
Verwerpen van traditionele religieuze verklaring van aard en oorsprong van wereld en
opstellen van menselijke verklaring die voorwerp is van discussie; menselijke
verklaring berust op principes (archè) + teksten (logos)
Men gaat nadenken over de wereld, in dit nadenken gaat men niet zomaar genoegen
nemen met de uitleg die men heeft gekregen van de religieuze autoriteiten, men
verwerkt oorspronkelijke gedachtegang en gaat op zoeken naar een menselijke
verklaring van de aard en oorsprong van de wereld. Met menselijk bedoelen we dat je
het moet kunnen verklaren.
Men neemt geen genoegen meer met religieuze verklaringen, men verwacht dat er
argumenten worden genomen en dat er dingen worden uitgelegd.
De verklaringen rusten op principes (veelheid van fenomenen terugbrengen op
principes/eenheid) en de verklaring moet uitgeschreven worden in teksten (‘logos’)
2. De zelfzekerheid van Socrates
Hij is gestorven door het drinken van de gifbeker: hij was veroordeeld/aangeklaagd voor
goddeloosheid, hij geloofde niet in de verschillende goden en hij zou de jeugd misleid hebben. Er is
een proces geweest, zijn vrienden/aanhangers hadden hem voorgesteld om te vluchten naar het
buitenland maar als dit deed hij niet omdat als hij dit zou doen voelde het voor hem aan alsof hij niet
achter zijn eigen principes stond. We weten dit omdat Plato (een van zijn leerlingen) dit heeft
neergeschreven in een boekje. Hierin beschrijft hij het proces en verdedigd hij Socrates.
Waarom namen die rechters zo een aanstoot op zijn manier van leven? Hij deed niets meer dan
rondlopen in Athene, mensen aanklampen op straat en met hen in discussie gaan (wat moeten we
nastreven? Wat is rechtvaardigheid? Wat is een ‘gelukt’ leven? (gelukt = gelukkig en goed) Wat
moeten we doen om een goed leven te leiden waarin men het juiste doet. Volgens Socrates zorgt dit
er ook voor dat je gelukkig bent; als je het goede doet wordt je ook gelukkig.
Het was een arme man die geen geld vroeg (soort leraar die niet betaald werd).
Hoe kan men dan een antwoord vinden op die vraag? (wat is een gelukt leven?) die vraag kan je niet
beantwoorden als je een beroep doet op je instinct (dan kom je enkel uit bij het aangename). Dus
niet vertrouwen op instinct, en ook niet op de sociaal aanvaardbare gewoonte (wat mensen denken
dat het perfecte leven is). Hij ging vaak mensen ondervragen die zogezegde specialisten waren in dat
bepaalde thema (bv aan rechter vragen wat rechtvaardig is: dit brengt hen in verlegenheid. Ze geven
2
,antwoorden waar iedereen het zogezegd over eens is. Socrates vraagt door en dan kunnen ze
uiteindelijk niet zeggen waarom dit zo is. Daarom wouden ze wraak (pseudo reden))
Hoe vinden we het antwoord dan wel? Door na te denken, door inzicht, door te weten wat het goede
is om te doen. Hij gaat hier erg ver in: de mensen die niet het juiste doen, die doen dat omdat ze niet
weten wat het juiste is. Bv iemand die veroordeeld is door pedofilie, is dit volgens Socrates omdat die
niet weet dat het iets is dat je niet mag doen (gebrek aan inzicht en kennis), deze persoon heeft dan
dus geen gelukt leven.
Hij wil weten waaruit een gelukt leven bestaat. Hij weet het niet, maar hij weet wel dat ernaar
zoeken waardevol is (dat is iets dat hij moet doen, ook de reden waarom hij die gifbeker heeft
gedronken)
Zekerheid dat je omrent dit soort van zaken inzicht (universeel) kan bereiken (maar zelf niet zeker
waaruit dit inzicht dan zou bestaan)
- Ethiek laat dus juist geen zekerheid toe, Socrates denkt dat deze 2 domeinen wel samen
verbonden kunnen worden
- Zekerheid betekend dat het niet alleen antwoorden zijn die voor hem gelden, maar voor
iedereen (universeel)
Dit staat in groot contrast met de Sofisten (bv Protagoras) met dit inzicht.
Sofisten waren leraars die zich lieten betalen (anders dan Socrates). Ze gaven onderwijs in de
retoriek, mensen kunnen overtuigen, een betoog in elkaar kunnen steken dat aanslaat. Ze boden
opleidingen aan. In vergaderingen kan het zijn dat het moeilijk is om goede argumenten te geven,
dus het was belangrijk om goed te kunnen spreken. De sofisten boden daarom aan die Atheense
mannen cursussen aan om goed te kunnen spreken, maar hier bleef het niet bij. Ze geloven ook dat
er niets meer bestaat dan gewoon meningen. 1 vd oefeningen die ze bv gaven was om eerst voor een
stelling te pleiten, en dan tegen. Waarom laten ze hun studenten dat doen?: Omdat ze niet geloven
dat er een waarheid bestaat.
Ze geloven dat de waarheid relatief is, mijn waarheid is even veel waar als de waarheid van iem
anders (Homo mensuraleer). De mens is de maat van alle dingen. Als je wil weten hoe iets in elkaar
zit, is de mening van persoon x even veel waard als die van persoon y. Je kan er dus best voor zorgen
dat de mening die uzelf het beste uitkomt dat je anderen van die mening kan overtuigen. Daarom
bieden ze die opleiding in de retoriek aan (omdat alle waarheid relatief is -> Homo Mensuraleer,
individuele mens is maat van alle dingen en er geen zekerheid/kennis mogelijk is, dan maar opteren
voor de mening die meest voordelig is vr jou en anderen van deze mening proberen overtuigen).
Kritiek van Socrates op Sofisten:
- Er is een onderscheid tussen schijn en zijn (bij Sofisten enkel schijn): sofisten zeggen dat hoe
de wereld aan mij verschijnt/voorkomt, zo is de wereld (het schijnen/overkomen/verschijnen
van iets is ook hoe het ding is. Socrates zegt dat het niet is omdat je denkt dat de
werkelijkheid zo is dat het ook effectief zo is. Hij maakt een onderscheid tussen schijn en zijn
(hoe het overkomt, wat mensen van iets vinden). Socrates maakt een onderscheid tussen
wat mensen al dan niet goedkeuren en wat goedkeurenswaardig is.
- Mensen vinden het belangrijk om inzicht te krijgen in het zijn: ze worden aangetrokken tot
dat zijn, hier willen ze inzicht in verwerven. Dit is de neiging tot transcendentie = het
3
, verlangen van mensen om naar de wereld te kijken vanuit een ander standpunt dan hun
persoonlijk standpunt (zowel hun eigen leven als hoe ze over de wereld denken en de
theorieën die ze hierover opstellen, het verlangen om de wereld te bekijken vanuit hun eigen
standpunt maar ook vanuit een ander onpersoonlijk standpunt). Bv mensen die naar de
noordpool gaan (waarom zou je dit willen doen in de koud zonder veel eten?). Het zoeken
naar een soort van waarheid die vastlegt wat er echt waardevol is, het verlangen om naar de
wereld te kijken vanuit een onpersoonlijke bril
- Schijn/zijn: domein van het zijn kunnen we verbinden met waarheid/zekerheid. Datgene
wat echt goed/zinvol/interessant is, is datgene waar absolute zekerheid over bestaat/wat
absoluut waar is. Het domein van de schijn bevat veel onzekerheid/onwaarheid. Het domein
van het zijn wordt verbonden met waarheid en zekerheid.
- DUS:
1) er is een onderscheid tss schijn en zijn (bij Sofisten enkel schijn)
2) mensen vinden het belangrijk om inzicht te krijgen in het zijn= neiging tot transcendentie =
verlangen van mensen om hun leven, overtuigingen en betekenisconstructies te beschouwen
vanuit een ander standpunt dan hun persoonlijk, particulier, subjectief standpunt. Vb.
Waarom streeft persoon x een sportcarrière na? Misschien zijn mijn eigen streefdoelen even
belachelijk? Wie zal het zeggen? Ik zou graag weten of ze ‘echt’ waardevol zijn
3) schijn / zijn
onwaar/waar
onzeker/zeker
Pagina 19-24 zelf door lezen, hier staan allemaal andere vbn opgesomd die op het eerste zicht niets
te maken hebben wat we hierboven hebben besproken. Deze lezen en dan op zoek gaan naar een
beeld/zelf een beeld maken dat volgend uzelf dat begrip transcendentie illustreert.
Tip: als je tekst leest, probeer in je hoofd uit te zoeken, niet te veel stilstaan bij de details
God beschouwd als iets wat ons te boven/te buiten gaat. God heeft eigenschappen die de mens ver
overschrijden. In dat opzicht is religie een goed vb van transcendentie. In deze cursus wordt het
begrip niet echt in deze context gebruikt. In de cursus wordt transcendentie in een epistemologische
context gebruikt (hoe de mens zich verhoud tegenover de wereld, overstijgt zijn visie, op een andere
manier die niet zijne is ernaar kijkt). In de cursus kijken we dus niet naar ontologische betekenis.
De grot van Plato: Plato vergelijkt de gewone mensen met mensen die in een grot zitten en geen idee
hebben van hoe de werkelijkheid er echt uitziet. Ze denken dat de schaduw de werkelijkheid is. Enkel
degene die de grot verlaat is degene die een transcendent standpunt kan innemen omdat die kan
ontsnappen aan dat particuliere standpunt.
We zien werkelijkheid door bril (bepaald door ons geslacht, ons ras, onze opvoeding, onze
verlangens, etc.); verlangen naar transcendentie = verlangen om deze bril te kunnen afzetten
Mogelijke illustraties van het begrip transcendentie: het beeld van de aarde genomen vanuit de
ruimte, de vraag van de stiefmoeder in het sprookje sneeuwwitje, een opname van je stem, een
historisch museum.
Concept transcendentie:
- Ontologisch:
o Transcendentie: Vb. ‘God is transcendent’ in zin van ‘heeft kwaliteiten die die vd
mens ver overstijgen, die niet van de orde van het aardse zijn
4
, o Immanent: Vb. ‘God is immanent’ in zin van ‘aanwezig in de concrete daden van
liefde die mens stelt’
- Epistemologisch
o Transcendentie: Vb. ‘Kenact is transcendent’ omdat de kenner uit zichzelf treedt
wanneer hij kennis van iets vergaart, omdat hij toegang krijgt tot iets anders dan
zichzelf
o Immanentie: Vb. ‘Kenact is immanent’ omdat de kennis die men vergaart nooit
verder kan gaan dan wat de structuren vh menselijk bewustzijn toelaten; het is
onmoglk een obj te kennen zoals het is, dwz onafhankelijk van hoe de mens het
beschouwt
In deze cursus: epistemologische invulling van transcendentie, dus ivm hoe we ons als
kennend wezen tot werkelijkheid verhouden; verlangen naar standpunt dat niet
persoonlijk is, dat niet gebonden is aan specificiteit van mens en zijn/haar persoon,
niet particulier, niet gesitueerd.
Les 2 (2-03-2022)
Hoofdstuk 2: Plato
Herhaling:
Socrates gelooft in het bestaan van kennis, kennis is een ware mening. Sofisten geloven alleen dat er
ideeën zijn over hoe de werkelijkheid verschijnt aan iemand.
Volgens Socrates zijn er juiste meningen (kennis, zeker) en foute meningen. Hij bracht dit in verband
met 2 verschillende soorten van Zijn
- De onveranderlijke dingen, de dingen die nu zo zijn, altijd zijn geweest en zullen zijn
- De dingen die veranderlijk zijn (Worden), hier kan je enkel mening over hebben
Hoe kan je tot deze waarheid/kennis komen? Hoe bereik je deze waarheid?
In Plato zijn theorie: Socrates een persoon die anderen kan leiden tot de waarheid, en niet zoals de
Sofisten die lange uitleg geven (retoriek), maar wel door de dialectiek (de kunst van het
discussiëren). Je komt dus aan de waarheid door een gesprek aan te gaan, kritiek te krijgen,
nadenken, … (samen bouwen aan een stelling waar je het alle 2 over eens bent).
De stelling die uit die discussie naar voren treed, heeft meer kans om waar te zijn. Dit omdat het
onderworpen is geweest aan kritiek (het is gerechtvaardigd)
Retoriek biedt geen echte kennis, ze nemen mensen op sleeptouw zodanig dat je veel van uw kritisch
vermogen verliest. Daarom kan je ook goed naar sprekers luisteren: je verdwaald mee in het verhaal.
Dialectiek is de eerste stap op weg naar kennis, omdat een stelling hier niet zomaar aanvaard wordt,
ze moet beargumenteerd en gelimiteerd worden. Dit is de enige manier om de waarheid te
benaderen (bij retoriek is waarheid niet aan de orde).
5