Garantie de satisfaction à 100% Disponible immédiatement après paiement En ligne et en PDF Tu n'es attaché à rien
logo-home
College aantekeningen Verdieping Internationaal Belastingrecht (RF48) €7,99   Ajouter au panier

Notes de cours

College aantekeningen Verdieping Internationaal Belastingrecht (RF48)

1 vérifier
 95 vues  9 achats
  • Cours
  • Établissement

Aantekeningen van de colleges van Verdieping Internationaal Belastingrecht (RF48) van de Master Fiscaal Recht - directe belastingen. De samenvatting heeft betrekking op collegejaar 2021/2022. De laatste twee onderwerpen van het laatste college (bijstandsverlening op vlak van inlichtingenuitwisselin...

[Montrer plus]

Aperçu 4 sur 60  pages

  • 9 novembre 2022
  • 60
  • 2021/2022
  • Notes de cours
  • Prof.dr. de graaf
  • Toutes les classes

1  vérifier

review-writer-avatar

Par: jip8 • 9 mois de cela

Traduit par Google

rather out of date

avatar-seller
Verdieping Internationaal Belastingrecht - RF48 Rosalie van de Brug


Hoorcollege 1: Introductie en werking belastingverdragen

Belastingwetten geven Nederland de mogelijkheid om van inwoners en niet-inwoners te
heffen. Belastingverdragen hebben een grensoverschrijdend karakter en beperken het
heffingsrecht van een land bij grensoverschrijdende situaties om dubbele belasting te
voorkomen. Lang was het voorkomen van dubbele belastingheffing het terrein van het
internationaal belastingrecht. Dit gebeurde op grond van wederkerige regelingen (vaak in de
vorm van belastingverdragen). Tussen Nederland en Taiwan en Nederland en de BES-eilanden
zijn ook wederkerige regelingen maar dit noemen we geen belastingverdragen. De nieuwe
trend binnen het internationaal belastingrecht is het verzekeren van adequate enkelvoudige
heffing. De geheimzinnigheid en/of vertrouwelijkheid van bepaalde fiscale constructies worden
doorbroken door internationale regelingen die andere landen verplichten om informatie met
te delen met het woonland. Informatie-uitwisseling en transparantie zijn hiervoor van belang.
Daarnaast zijn er mogelijkheden voor het geval een belastingclaim niet wordt betaald en de
belastingplichtige emigreert.

I. Heffingsbeginselen en omvang

Er zijn drie heffingsbeginselen:
● Woonlandbeginsel; art. 2.1 lid 1 sub a Wet IB & art. 2 lid 1 Wet VPB
● Bronlandbeginsel; art. 2.1 lid 1 sub b jo art. 7.1 Wet IB & art. 1 jo art. 3 Wet VPB
● Nationaliteitsbeginsel; art. 2.2 Wet IB (beperkte bepaling) & art. 2 lid 4 Wet VPB

Het woonlandbeginsel en nationaliteitsbeginsel knopen aan bij het subject; subjecten zijn
zodanig met een territoriaal gebied verbonden dat deze zodanige verbondenheid aanleiding is
om dat subject in de heffing te betrekken. Als een lichaam binnenlands belastingplichtig is,
wordt het lichaam voor de wereldwinst in de heffing VPB betrokken. Het maakt niet uit in welk
gebied het lichaam de winst realiseert; de Wet VPB kent geen beperking voor het object van
de binnenlands belastingplichtige. Het object van een binnenlands belastingplichtige wordt
niet territoriaal begrensd in tegenstelling tot het object van de buitenlandse belastingplichtige.
Of een natuurlijk persoon woonachtig is in Nederland of een lichaam gevestigd is in Nederland,
wordt op grond van artikel 4 AWR naar omstandigheden bepaald. Dit is dus een open norm.

Samenloop heffingsbeginselen
Stel een natuurlijk persoon met de Amerikaanse nationaliteit is woonachtig op Curaçao en
heeft een tweede huis in Nederland. Deze situatie leidt tot driedubbele heffing: natuurlijk
persoon is buitenlands belastingplichtig door het hebben van een onroerende zaak in
Nederland. In Curaçao is deze persoon binnenlands belastingplichtig, ook voor de opbrengsten
van een onroerende zaak die in Nederland is gelegen. De Verenigde Staten betrekken de
natuurlijk persoon ook voor het wereldinkomen in de heffing. De Verenigde Staten voorzien
wel in verrekening met de buitenlandse heffing. Als het Amerikaanse tarief hoger is, kan dit
wel leiden tot bijheffen.

De drie heffingsbeginselen kunnen dus samenlopen. Het internationaal belastingrecht tracht
samenloop weg te nemen door belastingverdragen en eenzijdige regelingen.

Meestal komt het heffingsrecht toe aan het gebied daar waar de activiteiten worden verricht
en waar de onderneming actief is. Door toenemende globalisering en digitalisering ontstaat er
onvrede bij andere landen waar consumenten, afnemers en gebruikers zich bevinden. De
techbedrijven hebben geen fysieke aanwezigheid in deze landen maar de ondernemingen
behalen wel winst in deze landen en ze gebruiken ook de lokale infrastructuur en het lokale
rechtssysteem. Steeds meer sprake van ‘bestemmingslandbeginsel’ i.p.v. bronlandbeginsel.

1

,Verdieping Internationaal Belastingrecht - RF48 Rosalie van de Brug


Bespreking begrippen ‘Nederland’ en ‘inwoner’
Het verschil in heffingsomvang wordt bepaald door de vraag of sprake is van een binnenlands
belastingplichtige of een buitenlands belastingplichtige. Voor bepaling van de heffingsomvang
zijn twee begrippen cruciaal: ‘Nederland’ en ‘inwoner’.

Het begrip ‘Nederland’: in de IB, LB, VPB, dividendbelasting, schenk- en erfbelasting komt op
diverse plekken het begrip ‘Nederland’ voor.

● Belang: voor belastingheffing wordt bij het begrip ‘Nederland’ aangeknoopt bij het wel of
niet gevestigd zijn in Nederland. Dit is van belang voor de vraag of iemand binnenlands of
buitenlands belastingplichtig is en daarmee van belang voor de heffingsomvang.
Recent heeft dit vraagstuk zich voorgedaan bij Unilever. Unilever was gevestigd in
Nederland en was een entiteit opgericht naar Nederlands recht. Ze wilden niet langer
Nederlandse dividendbelasting afdragen en hebben mede daarom besloten om de duale
structuur op te heffen zodat zij niet langer onderworpen zijn aan de Nederlandse
dividendbelasting.

● Omvang Nederland: Koninkrijk der Nederland bestaat uit vier landen; Aruba, Curaçao, Sint-
Maarten en Nederland. Het land Nederland bestaat uit het in Europa gelegen deel (zijnde
Nederland) en de BES-eilanden. De omvang van het in Europa gelegen deel van het
Koninkrijk wordt bepaald door grensverdragen.

Artikel 2 lid 3 onderdeel d 3o AWR: “Nederland: het in Europa gelegen deel van het
Koninkrijk, met indien verstande dat voor de heffing van de inkomstenbelasting, de
loonbelasting, de vennootschapsbelasting en de assurantiebelasting Nederland tevens
omdat de exclusieve economische zone van het Koninkrijk, bedoeld in artikel 1 van de
Rijkswet instelling exclusieve economische zone, voorzover deze grenst aan de territoriale
zee in Nederland;” Nederland bevat dus alleen de exclusieve economische zone (EEZ)
voor de IB, LB, VPB en assurantiebelasting en dus niet voor de indirecte belastingen.

Artikel 3 van de Rijkswet instelling exclusieve economische zone maakt het mogelijk dat
Nederland heffingsmacht kan uitoefenen over de EEZ. Dit artikel ziet niet alleen op de
exploratie en exploitatie van hetgeen zich in de zeebodem bevindt (olie en gas), maar ook
over hetgeen zich op de zeebodem bevindt (waardevolle mineralen) en boven de
zeembodem bevindt (levende en niet-levende natuurlijke rijkdommen). Daarnaast vallen
ook activiteiten m.b.t. wind en energie uit water onder de economische exclusieve zone.

Artikel 3 Rijkswet instelling exclusieve economische zone:
“Het Koninkrijk heeft, met inachtneming van de grenzen die het volkenrecht stelt, in de
exclusieve economische zone:

a. Soevereine rechten ten behoeve van de exploratie en exploitatie, het behoud en het
beheer van de levende en niet-levende natuurlijke rijkdommen van de wateren boven
de zeebodem en van de zeebodem en de ondergrond daarvan, en met betrekking tot
andere activiteiten voor de economische exploitatie en exploratie van de zone, zoals
de opwekking van energie uit het water, de stromen en de winden;

b. Rechtsmacht ten aanzien van de bouw en het gebruik van kunstmatige eilanden,
installaties, en inrichtingen, het wetenschappelijk zeeonderzoek en de bescherming en
het behoud van het mariene milieu.”



2

,Verdieping Internationaal Belastingrecht - RF48 Rosalie van de Brug


Een omschrijving van het gebied ‘Nederland’ is ook terug te vinden in de
belastingverdragen. Recente verdragen knopen aan bij de nationale omschrijving maar
andere verdragen kennen geen ruime beschrijving van het gebied ‘Nederland’. Deze
verdragen kunnen gebruikt worden om op grond van het verdrag Nederland geen
heffingsrecht te laten uitoefenen over de EEZ ondanks dat Nederland wel
heffingsbevoegdheid heeft over de EEZ op grond van nationale wetgeving.

De grensverdragen die Nederland heeft met België en
Duitsland bepalen de zwarte lijn. Dit is niet eens altijd even
duidelijk, zie bijvoorbeeld de Eems-Dollardkwestie. Hier ligt
ook olie en gas dus dit levert strijd op tussen Nederland en
Duitsland.

De territoriale zee, ook wel de 12-mijlszone, is
internationaal erkend. In de afbeelding is de territoriale zee
van het Verenigd Koninkrijk afgebeeld.

Het continentaal plat in de Noordzee is opgedeeld in
verschillende exclusieve economische zones. Ten aanzien
van de exclusieve economische zone heeft Nederland
bijvoorbeeld heffingsrecht over gas en olie en vissen.


Het begrip ‘inwoner’: voor de heffingsomvang is relevant of iemand inwoner is van Nederland.

● Wanneer is iemand inwoner van Nederland? Volgens nationale wetgeving moet een
inwoner van Nederland worden uitgelegd aan de hand van artikel 4 AWR.
Artikel 4 lid 1 AWR:
“Waar iemand woont en waar een lichaam is gevestigd, wordt naar de omstandigheden
beoordeeld.”
NB: Aan de hand van omstandigheden met beoordeel worden of sprake is van: duurzame
band met Nederland (HR BNB 2013/123). Het is een kwalitatieve toets en geen
kwantitatieve. Het is niet van belang of iemand in BRP ingeschreven staat. Uit HR BNB
2013/123 blijkt ook dat de duurzame band met Nederland niet sterker hoeft te zijn dan de
band met enig ander land; voor het bepalen van de woonplaats is niet noodzakelijk dat
het middelpunt van iemands maatschappelijk leven zich in Nederland bevindt.

● Waarom leidt de vaststelling voor natuurlijke personen tot uiteenlopende uitspraken? Of
sprake is van een inwoner van Nederland, moet worden beoordeeld naar omstandigheden.
Er is sprake van een open norm dus er kan discussie ontstaan die leidt tot een gang naar
de rechter en de uitspraken van rechters verschillen. De ene rechter vindt dat de
omstandigheden ertoe leiden dat sprake is van een inwoner van Nederland terwijl een
andere rechter dat niet vindt. Er is geen zekerheid dankzij de open norm. In de loop ter
tijd zijn factoren duidelijk geworden maar er zijn randgevallen.

● Er moet sprake zijn van een duurzame band met Nederland.
Verschillende factoren kunnen duiden op een duurzame band met Nederland:
o Een woning die duurzaam aan een belastingplichtige ter beschikking staat; het
maakt niet uit of sprake is van koop of huur. Er moet duurzaam beschikking
zijn over de woning.
o De plek waar belastingplichtige inkomen genereert.
o Abonnementen; bankrekeningen; de school van de kinderen etc.

3

, Verdieping Internationaal Belastingrecht - RF48 Rosalie van de Brug


Zijn de banden met Nederland zodanig sterk dat je kunt spreken van een duurzame band
van persoonlijke aard. Zo ja, dan is belastingplichtige woonachtig in Nederland.

● Het is mogelijk dat iemand voor de Nederlandse heffingswetten inwoner kan zijn van meer
dan één land. In de visie van de Hoge Raad is het mogelijk dat iemand op meerdere
plekken tegelijk woonachtig is. Denk hierbij aan een ouder echtpaar dat gepensioneerd is
en een deel van het jaar woonachtig is in Spanje en het andere deel met regelmaat
terugkomt naar Nederland voor zorg en familie en nog een huis in Nederland aanhoudt.
Dit echtpaar woont in twee landen en moet in beide landen aangifte doen. Deze situatie
kan leiden tot dubbele belasting die niet wordt weggenomen door een wederkerige
regeling.

● Andere benadering: het opstellen van een objectief criterium om vast te stellen of iemand
inwoner is van Nederland. Een mogelijkheid is het onderscheid tussen ‘resident alien’
(inwoner met buitenlandse nationaliteit) en ‘nonresident alien’ zoals de Verenigde Staten
doen. Ook de ‘substantial presence test’ is een mogelijkheid: als iemand een bepaald aantal
dagen in de VS aanwezig is en dit in voorgaande jaren ook het geval was (wegingsfactor).

Wanneer is een lichaam ‘inwoner’ van Nederland? Dit hangt af van de werkelijke leiding van
de vennootschap. Dit volgt uit jurisprudentie.

HR BNB 1993/193: bij beoordelen van de omstandigheden van de vestigingsplaats van een
lichaam moet worden uitgegaan dat de werkelijke leiding van het lichaam berust bij het
bestuur en dat de vestigingsplaats overeenkomt met de plaats waar dit bestuur zijn
leidinggevende taken uitoefent.

HR BNB 2018/68: de plaats waar wordt ‘geleid en bestuurd’ is de plaats waar de
kernbeslissingen met betrekking tot de activiteiten van het lichaam worden genomen, waar de
eindverantwoordelijkheid voor deze beslissingen wordt gedragen en van waaruit in
voorkomende gevallen instructie wordt gegeven aan de binnen het lichaam werkzame
personen. Wie de dagelijkse leiding heeft is voor bepaling van de plaats van leiding en bestuur
van een lichaam niet relevant.

II. Waar betrekt Nederland een niet-inwoner (de buitenlandse belastingplichtige) voor in de
heffing?

Samenloop heffingsbeginselen
De drie verschillende heffingsbeginselen kunnen samenlopen en dit leidt door tweedubbele of
soms zelfs driedubbele belastingheffing. Er zijn twee vormen van dubbele belasting:
economische dubbele heffing en juridische dubbele heffing.

Economisch dubbele belasting: het object wordt tweemaal in de heffing betrokken. In de Wet
VPB neemt de deelnemingsvrijstelling de economisch dubbele heffing weg.

Voorbeeld puur binnenlandse situatie: D BV keert winst uit aan M BV die 100% van de
aandelen in D BV houdt. De winst wordt op niveau van D BV in de heffing VPB betrokken en
zal vennootschapsbelasting betalen. Vervolgens wordt dividendbelasting geheven van M BV.
De uitgekeerde winst valt onder de VPB-grondslag van M BV. De deelnemingsvrijstelling is van
toepassing dus VPB wordt vermeden. Daarnaast is de inhoudingsvrijstelling van art. 4 lid 1
Wet DB van toepassing. Als de deelnemingsvrijstelling van toepassing is, geldt de
inhoudingsvrijstelling en wordt dubbele economische belasting vermeden.


4

Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:

Qualité garantie par les avis des clients

Qualité garantie par les avis des clients

Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.

L’achat facile et rapide

L’achat facile et rapide

Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.

Focus sur l’essentiel

Focus sur l’essentiel

Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.

Foire aux questions

Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?

Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.

Garantie de remboursement : comment ça marche ?

Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.

Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?

Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur rosalievdb29. Stuvia facilite les paiements au vendeur.

Est-ce que j'aurai un abonnement?

Non, vous n'achetez ce résumé que pour €7,99. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.

Peut-on faire confiance à Stuvia ?

4.6 étoiles sur Google & Trustpilot (+1000 avis)

73314 résumés ont été vendus ces 30 derniers jours

Fondée en 2010, la référence pour acheter des résumés depuis déjà 14 ans

Commencez à vendre!
€7,99  9x  vendu
  • (1)
  Ajouter