Kwalitatieve
Data-analyse
KWAL
OOW
------------------------
UANTWERPEN
2020 -2021
,Inhoud
Kwalitatief vs kwantitatief onderzoek .............................................................................. 4
1. Het semi-gestructureerd interview .............................................................................. 5
Het interview .......................................................................................................... 5
Doelen: .................................................................................................................. 5
Soorten interviews: ................................................................................................... 6
5 ≠ manieren om interviews te conceptualiseren (tekst Cohen) .............................................. 9
Kenmerken ............................................................................................................. 10
2. Stappen van een semi-gestructureerd interview............................................................. 11
Stap 1: Bestaande informatie inwinnen (of thematiseren) ................................................ 11
Stap 2: Opstellen van een interviewleidraad (Ontwerpen) ................................................ 12
Hoe tewerk gaan? .................................................................................................. 12
Wat? .................................................................................................................. 13
Vraagstelling ........................................................................................................ 13
Structuur van een interviewleidraad ........................................................................... 15
Stap 3: Selectie & uitnodiging van de respondenten ........................................................... 17
Selectie: Kwalitatieve steekproefmethodes (sampling) .................................................... 17
Steekproefmethodes .............................................................................................. 17
Steekproefmethodes .............................................................................................. 20
Een steekproefmethode kiezen .................................................................................. 23
Dataverzameling ................................................................................................... 24
Aantal respondenten .............................................................................................. 24
Uitnodiging............................................................................................................ 25
Ethische aspecten: toestemming/consent...................................................................... 26
Stap 4: het interview .................................................................................................. 27
Aandachtspunten bij uitvoeren van een interview ......................................................... 27
Stap 5: Transcriptie .................................................................................................... 30
Selecteren ............................................................................................................. 30
Stap 6: Analyse.......................................................................................................... 31
Wat is coderen? ...................................................................................................... 31
Er zijn 3 basisstrategieën (niveaus/fases) voor codering vanuit 2 aanpakken ....................... 31
Inductief coderen .................................................................................................... 32
Wat? .................................................................................................................. 32
Deductief coderen ................................................................................................... 32
Wat? .................................................................................................................. 32
Wanneer kies je welke aanpak? (inductief – deductief) ..................................................... 33
2
, Tips & tricks bij coderen ......................................................................................... 33
Inductieve werkwijze: Open coderen of conceptueel coderen (codes/categorieën maken) ........ 36
Wat is open coderen? .............................................................................................. 36
Hoe tewerk gaan? .................................................................................................. 36
Manieren om aan open codering te doen ...................................................................... 38
Tips bij coderen .................................................................................................... 38
Inductieve werkwijze: Axiaal coderen (thema’s & relaties aanduiden) ................................ 38
Wat? .................................................................................................................. 38
Het axiaal codeerproces .......................................................................................... 39
Horizontale aspecten op het niveau van de dimensies ...................................................... 39
Analyse op 2 niveaus .............................................................................................. 39
Paradigma ........................................................................................................... 39
Deductief coderen: selectief of theoretisch coderen........................................................ 41
Wat? .................................................................................................................. 41
Integratie: gegevens worden theorie........................................................................... 41
Technieken om integratie te bevorderen (en centrale categorie te identificeren) ..................... 42
Verfijnen van de theorie ......................................................................................... 43
12 tactieken om betekenis te genereren uit getranscribeerde interviews ............................. 43
13 stappen voor het uitvoeren van een inhoudsanalyse van open-ended data ....................... 44
Procedures bij een fenomenologische analyse van interviewgegevens ................................. 44
Stap 7: Rapportage ..................................................................................................... 45
Betrouwbaarheid en validiteit ................................................................................... 46
Hoe rapporteren? .................................................................................................... 47
Gebruik van thematische analyse in psychologie (Braun & Clarke) .......................................... 48
Wat is thematische analyse?...................................................................................... 48
Beslissingen die moeten genomen worden ..................................................................... 48
Thematische analyse: stap voor stap .......................................................................... 49
Fase 1: Vertrouwd raken met de gegevens .................................................................... 49
Fase 2: Initiële codes genereren ................................................................................ 49
Fase 3: Zoeken naar thema’s .................................................................................... 49
Fase 4: thema’s opnieuw bekijken .............................................................................. 49
Fase 5: Thema’s definiëren en benoemen ..................................................................... 49
Fase 6: Opstellen van het verslag ............................................................................... 49
Valkuilen bij het uitvoeren van een thematische analyse ................................................. 49
Wat maakt een goede thematische analyse? (Checklist voor kwaliteit) ................................ 50
Voor – en nadelen van thematische analyse .................................................................. 50
3
,- kwalitatief onderzoek: er is over een bepaald onderwerp nog maar weinig informatie, je wil dus een bepaald fenomeen
interpreteren, betekenis geven, in detail bekijken, ... Men werkt daarbij inductief: dus je start vanuit iets dat je vaststelt
(iets specifiek), en van daaruit probeer je een theorie te ontwikkelen, of te verdiepen. In kwalitatief onderzoek ga je
vooral in de diepte te werk: je verzamelt niet zozeer veel informatie, maar vooral rijke informatie. Bv aan de hand van
interviews, logboeken, ... kan je echt diepgaand gaan bevragen (want je kan doorvragen, ...). Dus hier ga je diep, maar
niet breed (want je bevraagt meestal maar een aantal respondenten wegens arbeidsintensief, tijdsintensief, ..)
- kwantitatief onderzoek: hier is wel al iets geweten over het onderwerp, maar je wil algemener gaan: je wil algemene
regels zoeken die je kan doortrekken naar de populatie, algemene patronen vinden, zaken voorspellen, ... Men werkt
daarbij deductief: vertrekken vanuit een theorie, deze toetsen en zo komen tot uitspraken die je kan doen voor de ganse
populatie. Hier werkt men niet in de diepte, maar vooral breed: er wordt vooral VEEL informatie verzameld (bv: surveys
kan je gemakkelijker verspreiden, zijn minder arbeidsintensief, ..). Uit die informatie kan je dan met behulp van statistiek
conclusies trekken die algemener van aard zijn.
OVERZICHT
Kwalitatief Kwantitatief
Doel Interpreteren en betekenis geven Generaliseren, algemene regels zoeken die
Diversiteit verkennen men kan doortrekken naar de populatie
Fenomeen in detail Algemene patronen vinden
Diversiteit vaststellen wat betreft Effecten vaststellen
waarneming/ervaring van het fenomeen Voorspellen
Deductief/inductief Inductief: Deductief: vertrekken vanuit theorie en
theorie ontwikkelen uitspraken doen voor de gehele populatie
Theorie verdiepen Theorie toetsen
Zonder hypothese testen
Onderzoekstechnieken Interviews: rijkste vorm van kwal data! (gestand) testen
Observaties Survey (gesloten vragen)
Open vragen (open survey) checklist
Logboeken
Documenten en audiovisuele data
Foto’s, tekeningen, beelden
Artefactverzamelingen (voorwerpen/vbn
uit de omgeving)
Data Niet-cijfermatige data (teksten, Numeriek, BREDE verzameling (veel
documenten, …) , in de DIEPTE, RIJKE respondenten)
informatie
Analyse Lezen, coderen, interpreteren Statistisch
Onderzoeksdesigns Fenomenografie (altijd beschrijvend, Survey (verband, maar geen causaliteit,
opvattingen), case study (in de natuurlijke altijd beschrijvend of verklarend, NOOIT
context) toetsend!), experiment (causaliteit of
algemene regel/verband, altijd TOETSEND!)
4
,Het interview
❖ Transactie tussen informatie zoeken en informatie geven, directe verbale interactie tss individuen
❖ = “een gesprek tussen twee personen dat door de interviewer wordt aangeknoopt met het specifieke
doel onderzoeksrelevante informatie te verkrijgen, en dat door hem wordt toegespitst op inhoud die
wordt gespecifieerd door onderzoeksdoelen van systematische beschrijving, voorspelling of verklaring”
(Cannell en Kahn, zie tekst Cohen)
❖ Interview ≠ vragenlijst
Vragenlijst Interview
Voordelen - Betrouwbaarder wegens anoniem, waardoor - interviewer kan vragen beantwoorden mbt
meer eerlijkheid, minder sociaal wenselijk doel interview of onduidelijkheden tijdens
gedrag het interview
- Economischer in tijd en kosten - tempo kan aangepast worden naargelang
- kan gemaild worden respondent
- meer diepgang mogelijk
- hogere responsrate door meer
betrokkenheid en dus ook motivatie
- onderzoeksdoel kan duidelijker aangebracht
worden dan in een begeleidende brief bv
- meer mogelijkheid tot open vragen
- geschikt voor diepgaandere vragen
Nadelen - lage responsrate - gevoeliger voor subjectiviteit of
- bij open vragen: niet bereid om te vooringenomenheid interviewer
antwoorden op vragen - Tijdsintensief
- moeilijk bij beperkte geletterdheid - Soms ongepast/ongemakkelijk
- vaak haastig ingevuld - Vermoeidheid bij de respondent kan
optreden
- Soms is anonimiteit moeilijk
Doelen:
❖ Informatierijke data verzamelen ifv het onderzoeksdoel
❖ Hypotheses testen/ontdekken, identificeren van variabelen en onderlinge relaties, …
❖ Gebruiken in combinatie met andere onderzoeksmethodes, bv als validatie, dieper ingaan op
bevindingen, …
❖ Registratie (audio/video/papier)
❖ ‘Hearing data’: 2 benaderingen:
o Vroeger: de ‘mijnwerker’: weet wat hij zoekt, wil info blootleggen, eerder controlerend
o Nu: de ‘reiziger’: gaat samen met respondent op verkenning, je weet niet waar je zal uitkomen.
❖ Perspectief van waaruit je kijkt is belangrijk!
5
, Soorten interviews:
❖ Structuur van het interview geeft vaak het doel al weer (vb: cijfers genereren (zeer gestructureerd) of
gevoelens bevragen (weinig gestructureerd))
o Gestructureerd best wanneer onderzoekers zich bewust zijn van wat ze niet weten en dus
vragen kunnen formuleren die vereiste kennis opleveren
o Ongestructureerd wanneer onderzoekers zich niet bewust zijn van wat zij niet weten en dus
erop vertrouwen dat de respondenten het hen zullen vertellen
▪ Verkennende interviews zijn heuristisch van aard en gericht op het ontwikkelen van
hypotheses (en dus niet op verzamelen van gegevens en cijfers), vaak emotioneel geladen
topics waardoor interviewer moet beschikken over de vaardigheden om een open gesprek
te voeren waarin men vrijuit kan praten
o Maw: ‘geschiktheid voor het doel’ of ‘fitness for purpose’: hoe meer vergelijkbare gegevens
men wil verkrijgen, hoe meer gestandaardiseerd1 en kwantitatief het interview wordt. Hoe meer
unieke, gepersonaliseerde info, hoe meer men zich richt op open, kwalitatieve,
ongestructureerde interviews
❖ Biografisch, individueel of focus groep (= met 4-6 personen, best met 2 onderzoekers)
o Focusgroepen: vorm van groepsinterview, maar geen heen-en-weer gesprek met de interviewer!
Wel: deelnemers samen zetten in een geënsceneerde setting, en dan een thema of onderwerp
laten bespreken. Door interactie in de groep, verzamel je een collectief beeld en gegevens. De
interviewer leidt de vergadering: afdwalen bijsturen, focus houden.
▪ neemt toe binnen het onderwijsonderzoek, maar nog niet gangbaar in gebruik
▪ ++ Zeer doelgericht op een bepaalde thema + zuinig in tijd/kosten + veel gegevens
▪ MAAR: minder gegevens dan interview met evenveel mensen 1 op 1! + geen numerieke
data + moeilijke analyse vd data + groepsdynamiek kan verloop sterk beïnvloeden! +
beperkt aantal onderwerpen + er kn conflicten ontstaan
❖ Focusgroepen zijn nuttig voor:
o oriëntatie op bepaald aandachtsveld
o thema, onderwerpen, … ontwikkelen voor latere interviews/surveys
o opstellen van hypotheses die voortvloeien uit inzichten van de groep
o gegevens verzamelen bij subgroepen van een populatie
o verzamelen van kwalitatieve gegevens, gegevens over meningen, houdingen, …
o aanmoedigen van niet-geletterde deelnemers
1
Volgens Oppenheim moet standaardisatie in een interview verwijzen naar stimulusgelijkwaardigheid: dwz dat elke
respondent de interviewvraag op dezelfde manier moet begrijpen (en dus niet zozeer exacte bewoordingen moet
repliceren)
6