Klassieke Oudheid (600 v.C – 476)
Kunst als ambacht Schilderkunst: paneel, doek, miniaturen op perkament, fresco’s, mozaïek
Beeldhouwkunst: brons gieten, steen, terra cotta
Kunst en economie Productie: vooral in opdracht
Tussenhandel: heel weinig, onbekend
Consumptie: kopen, verzamelen
Kunsttheorie en canonvorming Gr: communis opinio o.b.v. Plato en Aristoteles
Ro: neoplatonisme + Visuvius + Plinius
Mimesis, proportieleer, retorica
Paragone, Kunst en wetenschap Wetenschap: verhoudingen, relatie met kunst (Plato)
Literatuur: klas. Mythologie, scheiding met goddelijke teksten, geschiedschrijving
Theater: tragedies, komedies
Gesamtkunst
Kunst, Politiek en Religie Politiek:
Gr: 9e-8e VC: Stadstaten, politieke macht, 6e E dominantie v. Athene (macht via goden)
RO: Wereldrijk, kunst als statement
Religieus: polytheïsme, heiligdommen
Iconoclasme – Egypte: Echnaton introduceert monotheïsme
kunst als interactie Joodse traditie vs. Grieks/Rom. Traditie = Christelijke iconische godsdienst
Stijl Kunsthistorische ontwikkelingen:
– Cycladische + minoïsche kunst
– Klassieke periode 5-4e VC
→ Beeldhouwkunst: statisch, evenwichtig, platonisch
→ Architectuur: klassieke regels
– Hellinistische periode 323 – 146 vc
→ Beeldhouwkunst, schilderkunst, architectuur, retorica en psychologie
– Romeinse kunst
→ Stilistische evolutie: portret, realisme, naturalisme
→ Individu en context
– Greek Revolution: beeldhouwkunst en schilderkunst
→ Dynamisch, emoties, interactie, mythologie, moderne leven, theoretische
onderbouw
, Middeleeuwen (476 – 1300)
Kunst als ambacht Schilderkunst: paneel, doek, miniaturen op perkament, fresco’s, mozaïek
Beeldhouwkunst: brons gieten, steen, terra cotta
Kunst en economie Productie: veel in opdracht, beetje vrije markt
Tussenhandel: weinig over bekend
Consumptie: opdrachten, kunst = anoniem
Kunsttheorie en canonvorming Karolingische Renaissance: Libri Carolini
Cluny (10e): Romaanse architectuur en symbolen
Kunst = bijbel toegankelijk maken voor ongeletterde
Scholastiek (13e E): ideëel realisme, Latria, Dulia, hyperdulia
Paragone, Kunst en wetenschap Wetenschap: verhoudingen, relatie met kunst (Plato)
Literatuur: klas. Mythologie, scheiding met goddelijke teksten, geschiedschrijving
Theater: tragedies, komedies
Gesamtkunst
Kunst, Politiek en Religie Politiek: Val WRR (Oost: 1453)
Merovingers en Karolingers: minder interesse in politieke visuele cultuur
Religie: bedelorden in stad, elite wordt katholiek
Kerk en politiek: monopolie op (religieuze) kunst, kleur, licht en spektakel
Iconoclasme – Byzanthijns iconoclasme (6e-7eE): iconen, statisch: exact afbeelden
kunst als interactie Iconolatria: beeldenverering iconodulia: heiligenverering: dubbele natuur v/ Jezus(God,
& mens)
Iconoclasme: beeldendestructie:
1e: Leo III (726-787): mensen vereren beelden
2e: Leo V: (814 – 842)
Karolingische Renaissance (9eE)
Statisch, zintuiglijke wereld, materialiteit voor geloof, autonomie van de afbeelding, -+
realistisch
Scholastiek (13e E): ratio, ideëel realisme, fysieke ervaring van het geloof
Stijl Economie: instabiel en vrij lokaal
Intellectueel: religiegebonden (kloosters), hof, universiteit vanaf 1200
Kunsthistorisch:
Oost // West: weinig contact
Laat Antiek/ vroeg Christelijk periode:
– West-EU: Merovingers, Karolingische Renaissance (9eE): stereotyp goddelijk
– Byzanthium: iconen en Iconoclasme (7-8e): statisch, onrealistisch
– Romaanse kunst: Byzanthijnse modellen: strak, massief, religieus
– Gotische kunst: technische vooruitgang <-> stilistisch
→ Steden, bedelorden en intellectuelen: licht, dynamiek, kleur bredere afzet
– Late ME: Scholastiek: Aristoteles
– Religieuze kunst: ingewikkelde verhalen: associaties