ONDERSTEUNENDE COMMUNICATIE
COMMUNICATIE
COMMUNICATIE
Doorlopend proces uitgewisseld tussen mensen.
Er word betekenis gegeven aan een situatie, woorden, gebaren, …
Verschillende kanalen: het auditieve kanaal (horen), visuele kanaal (zien),
tactiele kanaal (voelen, aanrakingen) en het olfactorische kanaal (ruiken).
Storingen die de communicatie bemoeilijken:
o Storing op het communicatiekanaal: bijvoorbeeld wanneer een cliënt
zijn gesprekspartner niet kan zien of wanneer een cliënt mond
motorische problemen heeft die het spreken bemoeilijken.
o Storing bij de verwerking van de boodschap: bijvoorbeeld wanneer een
cliënt problemen heeft met zijn geheugen of aandacht en zijn
boodschap zo niet goed kan ordenen.
o Storingen in de omgeving: bijvoorbeeld wanneer er een overheersende
geur in de ruimte hangt waardoor je afgeleid wordt.
STIMULEREN VAN TAALONTWIKKELING
o De taal stimuleren als OB: gebruik eenvoudige, concrete taal in korte zinnen.
-> geen kindertaal !!
o Bij een opdracht: één opdracht per keer. -> doe eerst dit, daarna dat, …
-> te moeilijk.
o Gebruik zoveel mogelijk taal wanneer je samen dingen doet.
o Zorg voor gedeelde aandacht met de cliënt en benoem wat je ziet.
o Zorg ervoor dat je de cliënt niet overprikkeld.
o Beloon elk initiatief dat de cliënt onderneemt tot communicatie.
o Probeer communicatie uit te lokken en te stimuleren. -> creëer een
vraagnood.
ONDERSTEUNENDE COMMUNICEREN
Hulpmiddelen om communicatie te ondersteunen: technieken, strategieën
en symbolen.
Het betekent dat alle mogelijke communicatievormen en middelen worden
ingezet om zo maximaal mogelijk beroep te doen op de (nog resterende)
communicatieve vaardigheden van mensen.
Op zoek gaan naar de zo efficiëntst mogelijke communicatie. -> oplossing
zoeken om in te spelen op de beperkingen van die persoon.
Elk persoon heeft recht op communicatie.
Communicatie zorgt voor een betere participatie aan het maatschappelijke
leven.
, TYPERING VAN COMMUNICATIE
VORMEN VAN COMMUNICATIE
Manier waarop communicatie word uitgevoerd door de verzender + manier
waarop de ontvanger de communicatie binnen krijgt.
1. Motorische - visueel
o Zender maakt bewegingen die zichtbaar zijn voor de ontvanger.
-> mimiek, wijzen, SMOG, …
2. Grafisch – visueel
o Zender geeft een schriftelijke boodschap die zichtbaar is voor de
ontvanger.
-> Voorwerpen, foto’s, tekeningen, pictogrammen, geschreven taal,
schema’s
3. Ruimtelijk – tactiel
o Een 3D boodschap doorgeven, iets dat tastbaar is voor de ontvanger.
-> Voorwerpen, braille, gebarentaal, bewegingen, aanrakingen,
lichaamstaal, positie die de ontvanger aanneemt tegenover de ander.
4. Akoestisch – auditief
o Zender zend klanken uit die hoorbaar zijn voor de ontvanger.
-> Spraak, muziek, geluiden, trillingen, …
BETEKENIS OF FUNCTIE VAN COMMUNICATIE
Functie: wat we willen bereiken, duidelijk maken of verwachten van de ander.
NIVEAU VAN COMMUNICATIE
Het niveau van de communicatie zegt iets over de mate waarin de persoon
inzicht heeft in het communicatieproces.
-> Wederkerigs (gericht op de ander) en doelgerichts (bewustzijn van de
betekenis.
Drie niveaus van communicatie bij mensen met een beperking:
1. Het pre-intentionele niveau
2. Het proto-symbolische niveau
3. Het symbolische niveau