LINGUISTIEK
Jaar: 2022-2023, semester 1
Studiepunten: 3
Lector:
OLOD: mondelinge en schriftelijke communicatie
Examen:
- Deel 1: linguistiek -> 25%
o Boek: de basis (Nederlands voor de lagere school)
o Examen: oefeningen + theorie kunnen toepassen
- Deel 2: mondelinge communicatie -> 40%
- Deel 3: spelling -> 35%
Hoofdstuk 1: woord voor woord = woordsoorten
1.1 zelfstandig naamwoord (substantief)
1.1.1.definitie
- duidt een zelfstandigheid aan (bv. een mens, een dier, een eigenschap,…)
- lidwoord voor het zelfstandig nmw (de – het – een)
- getal
o enkelvoud
o meervoud
(‘)s (bv. shampoos, baby’s
(e)n (bv. mensen, zieken)
Eren (bv. kinderen, eieren)
- Verkleinwoord (bv. zusje)
1.1.2 soorten
1.1.2.1 soortnaam of eigennaam
- Soortnaam = zn verwijst naar een bepaalde soort
o Bv. het nieuws, de computer
- Eigennaam = zn verwijst naar iets uniek of een persoon
o Meestal met hoofdletter geschreven
o Bv. Emma, Roeselare,…
1.1.2.2 concrete of abstracte zelfstandige naamwoorden
- Concrete zelfstandige naamwoorden = je kan het vastnemen of waarnemen
o Bv. een tafel, mijn dochter,…
- Abstracte zelfstandige naamwoorden = je kan het niet vastnemen of niet correct
waarnemen
o Bv. juli, liefde,…
1.1.3 samenstelling of afleiding
- Samenstellingen = grondwoorden treden zelfstandig op
o Bv. zieken – huis, platanen – straat
o Soms verbinding met tussenklank (bv. pann-en-koek)
- Afleiding = woorden waarbij niet alle delen zelfstandig voorkomen (bv. bewonderen)
1.1.4 Genus
= woordgeslacht
- Mannelijk = de woorden
- Vrouwelijk = de woorden
- Onzijdig (bv. het nieuws, ik heb het gelezen)
Maak oefeningen op pg. 18
, 1.2 Bijvoeglijk naamwoord (adjectief)
1.2.1 definitie
- Drukt een eigenschap of een hoedanigheid v/e ander ZN gebruikt woord uit
- Flexie: verbuiging (bv. een goede vriend, iets kleins,…)
1.2.2 soorten
1.2.2.1 attributief bijvoeglijk naamwoord
- = staat voor ZN
o Bv. dat is een leuke broek
1.2.2.2 predicatief bijvoeglijk naamwoord
- het bijvoeglijk naamwoord wordt door koppelwerkwoord verbonden aan het woord
waarover het iets zegt
o Bv. ze was vandaag heel flink
1.2.2.3 zelfstandig bijvoeglijk naamwoord
- er staat een lidwoord voor
o bv. hij is de slimste
1.2.3 trappen van vergelijking
- stellende trap of positief
o bv. Eva is even groot als Nicolas.
- vergrotende trap of comperatief
o bv. ik dacht dat Nicolas groter was dan Eva.
- overtreffende trap of superlatief
o bv. of is Victor de grootste?
Oefeningen maken pg. 20
1.3 Werkwoord (verbum)
- Drukt een werking of een toestand uit
- Verbonden met een onderwerp -> congruentie
- Flexie: vervoeging
o Vorm aanpassen aan de persoon en het getal v/h onderwerp
- Vormen: infinitief, voltooid deelwoord, persoonsvorm
- Tijden
1.3.2 Soorten
1.3.2.1 Zelfstandige werkwoorden, koppelwerkwoorden, hulpwerkwoorden
- Zelfstandige werkwoorden = hebben een betekenis op zich
o Kern v/h werkwoordelijk gezegde
o Bv. hij heeft Hij heeft er een zusje bij.
- Koppelwerkwoorden = op zich weinig betekenis
o Komen voor in zinnen met naamwoordelijk gezegde
o Zwobbels
o Bv. Sofie lijkt Sofie lijkt ziek te zijn.
- Hulpwerkwoorden = helpen een werkwoord te vervoegen
o Bv. zijn jullie al geland?
1.3.2.2 Transitieve en intransitieve werkwoorden
- Transitieve of overgangelijke werkwoorden = hebben een lijdend voorwerp bij
zich
- Intransitieve of onovergangelijke werkwoorden = hebben geen lijdend voorwerp