Psychologie
Hoofdstuk 1: Om te beginnen
Over waar psychologie over gaat en hoe psychologen onderzoek verrichten
What’s in a name?
We worden voortdurend geconfronteerd met psychologie, maar zelden door vakmensen: een
miljoenenbusiness die weinig/ niets met wetenschap te maken heeft.
Enkele definities ‘Psychologie’:
- Henry Roediger: “De wetenschappelijke studie van de mentale processen en het gedrag.”
- Phil Zimbardo: “De empirische studie van het gedrag en de mentale processen”
American Psychological Association (APA): Illustreerde de verscheidenheid van disciplines in de
wetenschappelijke psychologie in 48 divisies (gebruikte methode).
We moeten ‘gedrag’ en ‘mentale processen’ breder opvatten in bovenstaande definities, psychologie is niet
de enige wetenschappelijke discipline die dit bestudeert.
Belang van kritisch denken
Kritisch denken is vereist: psychologie onderscheiden van andere (vermeende) kennis.
Vb: 40-75% gelooft in fenomenen zoals telepathie, helderziendheid, etc. terwijl empirische studies
aantoonden dat investeringen hierin nutteloos zijn.
Vb 2: ‘experiment’ van Bem (met de gordijnen) dat zou aantonen dat mensen in de toekomst kunnen kijken.
Freud en psychologie
Freud was een geneesheer (geen psycholoog dus), hij leidde wetmatigheden uit klinische gevalstudies af, dit
is niet representatief voor de gangbare psychologische onderzoeksmethoden.
Het Freudprobleem: de associatie van psychologie met de psychoanalyse.
Skinner: we moeten focussen op gedrag, we gaan het toch nooit kunnen bewijzen (→Freud)
De 5 Nobelprijswinnaars die onderzoek verrichtten in hun domein binnen de psychologie zijn dan weer niet
bekend.
Een beknopt historisch onderzoek
1878: Wundt opende eerste labo voor experimentele psychologie
Wetenschappelijke psychologie: filosofie & fysiologie/ neurologie
- Geesteswetenschappelijke onderzoeksmethoden (verklaring centraal)
- Positief-wetenschappelijke onderzoeksmethoden (predictie centraal)
Filosofie: psychologie als de studie van de geest of psyche
- Rationalisme: beschouwt ratio als enig toelaatbaar criterium voor geldige kennis (dualistische visie),
lichaam en geest zijn gescheiden identiteiten (descartiaanse visie)
- Angelsaksische traditie: empirisme en associationisme (via onbevooroordeelde zintuiglijke kennis)
Einde 19e eeuw: Eerste experimentele psychologen beschouwen het bewustzijn als het principale object vd
psychologie, sommige pleitten voor het bestuderen van het onbewuste.
1
,Na WOII: Behaviorisme: psychologie = een gedragswetenschap → enkel objectief waarneembaar gedrag
bestuderen, de psychologie werd gereduceerd tot het achterhalen van verbanden tussen stimulus en
reactie. De studie van mentale processen werd als onwetenschappelijk beschouwd.
Cognitieve psychologie: de studie van de manier waarop wij informatie verwerken.
Recent: nieuwe tendens om studie van het gedrag en mentale processen in nauwer verband te zien met de
neurowetenschappen.
Methodologische eisen voor wetenschappelijk onderzoek
3 belangrijke kenmerken van het soort van wetenschappelijke kennis:
1. Systematisch empirisme
➔ Het systematisch waarnemen van de werkelijkheid
o in contrast met werkwijze filosofie: er bestaan geen gezagsargumenten voor
wetenschappelijke kennis
o Niet te overtuigen zonder empirisch verzamelde evidentie
2. Verifieerbare kennis
➔ De kennis moet repliceerbaar zijn, anderen moeten de observaties kunnen overdoen na het toepsassen
van dezelfde procedure
o Aura’s worden uitgesloten
o Systeem van peer review: voordat iets verspreidt kan worden, moet een andere
collega’s de resultaten beoordelen.
▪ Te beoordelen: Zinvolheid vd vraagstelling, aangewende procedures, verwerking vd
gegevens, gegrond zijn vd conclusie en ethisch karakter
3. Toetsbare theorieën en uitspraken
➔ Uitspraken moeten falsifieerbaar zijn (het moet principieel aantoonbaar zijn dat de uitspraak foutief is)
o Wat onderzoekbaar is kan door de tijd veranderen door nieuwe technieken etc.
Post-hocverklaringen: verklaringen die bedacht zijn na het bekijken van onderzoeksmethoden
Van kennis tot wetenschappelijke wet
Vanuit systematische observaties zal de wetenschapper proberen na te gaan onder welke omstandigheden
de ene dan wel de andere uitspraak van toepassing is.
Wetenschappelijk vooruitgang a.d.h.v. nieuwe theorieën over observeerbare fenomenen
Theorie: geeft een relatie tussen een set van concepten die gebruikt worden om data of gegevens te
verklaren en predicties te maken over resultaten
Hypothese: een specifieke predictie afgeleid van een theorie, toegepast in de context van een concreet
onderzoek
Data en hypothese spreken elkaar tegen → nieuwe theorie ontwikkelen, door aanpassing van een theorie
komt men dichter bij de werkelijkheid
Wetenschappelijke wet: de relatie tussen verschillende variabelen is frequent geconfirmeerd
Onderzoeksmethoden
1ste indeling: onderscheid tussen:
- positief-wetenschappelijke onderzoeksmethoden: variabelen meten (meest frequent)
- geesteswetenschappelijke onderzoeksmethoden: interpreterende methode
2
,2de indeling:
- Descriptieve methode
- Experimentele methode
1. Naturalistische observatie
= Een observatiestudie buiten het laboratorium, in de natuurlijke situatie
- Meer gecontroleerd
- Nadeel: mensen of dieren kunnen hun gedrag wijzigen
2. Gevalstudies
= Casestudies, waarbij 1 persoon of 1 voorbeeld van iets zéér gedetailleerd wordt onderzocht
- Freuds psychoanalyse is afgeleid van enkele gevalstudies: patiënt werd tijdens therapiesessies van
vele uren behandeld
- Discussies over evidentie, maar soms enige optie
- Geen mogelijkheid op systematische manipulaties, men kan geen alternatieve verklaringen uitsluiten
3. Interviews
= respondenten op een directe manier bevragen
- Interviewers krijgen vaak ‘training’
- Geen mogelijkheid tot besluit causale richting → bijvoorbeeld: worden mensen agressief van
geweldscènes, of kijken agressievelingen vaak naar geweldsscènes?
4. Surveys
= het verzamelen van een steekproef van opinies over 1 of meerdere onderwerpen op basis waarvan de
onderzoeker een besluit trekt over de hele populatie
- o.a. in politicologisch onderzoek over stemgedrag, bij het bestuderen van kijkcijfers
- Soms cruciaal: antwoorden respondenten waarheidsgetrouw? (bv bij delicate onderwerpen)
5. Tests
= meten van allerlei variabelen, zoals intelligentie, persoonlijkheidsaspecten, attitudes, etc.
- Meest eigen aan de psychologie
- Waarde van kwantificatie hangt af van kwaliteit van de test
- Moet voldoen aan: standaardisatie, betrouwbaarheid en validiteit (meest voornaam)
Standaardisatie = test moet steeds op dezelfde manier worden afgenomen
Betrouwbare test = nauwkeurige test, waarbij het meetresultaat niet verandert met de tijd
Validiteitseis = impliceert dat een test daadwerkelijk meet wat het moet meten
Betrouwbaar is niet (!!) noodzakelijk valide (maar valide test is wel betrouwbaar)
6. Correlationeel onderzoek
= bestuderen van een steekproef, door karakteristieken van elk object te bestuderen en verbanden te leggen
Correlatiecoëfficiënt = de mate waarin er een rechtlijnig verband bestaat tussen 2 variabelen
- Waarde +1,0: er is een perfect lineair verband, de waarde van het ene is perfect voorspelbaar uit het
andere
- Waarde -1,0: er is een perfect omgekeerd lineair verband (ook perfect voorspelbaar)
- 0,0-correlatie: er is geen (rechtlijnig) verband, het ene heeft niks met het andere te maken
3
, - Meestal wordt er in empirisch onderzoek geen perfect verband gevonden, vaak wel een indicatie
over de sterkte van het verband.
- Er is NOOIT een causaal verband (vaak wel verleidelijk om dingen te vergelijken)
- Mogelijk dat 2 variabelen correleren (= samenhang), terwijl geen enkele oorzakelijk is
Correlatie kan ook het gevolg zijn van: een selecte steekproef
7. Experimenteel onderzoek
= een situatie creëren die een gecontroleerde observatie toelaat, de onderzoeker grijpt zelf in en gaat op
een systematische manier het effect na
Experimentele procedure:
- 1; representatieve steekproef op toevallige manier selecteren
- 2; elke groep krijgt een verschillende behandeling, deze behandeling verschilt enkel in het
systematisch manipuleren van een variabele
- 3; indien er systematische verschillen zijn in de resultaten, ligt dit aan de variabelen
Onafhankelijke variabele: die die gemanipuleerd wordt
Afhankelijke variabele: de gemeten variabele, waarop de onafhankelijke variabele een mogelijk effect heeft
Het resultaat van psychologisch onderzoek wordt gebaseerd op gemiddelde waarden: de data is essentieel
probalistisch, metingen zijn verstoord door een foutencomponent, de test is dus nooit betrouwbaar!
De onderzoeker moet steeds nagaan of de verschillen statistisch (significant/ betekenisvol) zijn
Goed experiment → hoge interne en externe validiteit:
- Interne validiteit: experiment loopt foutloos (van belang dat proefpersonen de
onderzoekshypothesen niet kennen)
o Dubbelblind experiment: de onderzoeksleider kent de predicties niet
- Externe of ecologische validiteit: de resultaten van het experiment kunnen veralgemeend worden
naar situaties in het ADL
Experimentele methode in de psychologie wordt vaak bekritiseerd:
- “Het is artificieel en niet relevant”
o experimentele psychologen zullen zeggen dat dit de bedoeling is →enige manier om
causaal effect bloot te leggen men kan bepaalde factoren manipuleren waarbij dit in
het ADL niet kan
- “De proefpersonen worden vaak niet random gekozen” (tegenwoordig vooral cultureel)
Enkele exemplarische voorbeelden
Zitten er grootmoedercellen in onze hersenen?
Gevalsstudie uit de neuropsychologie
Stanovitch betwijfelt Freuds psychoanalyse: je kan niet zomaar iets veralgemenen o.b.v. de bevindingen van
1 proefpersoon
MAAR, vaak gevalstudies leveren vaak toch wetenschappelijke evidentie aan → Neuropsychologen: worden
geconfronteerd met patiënten met een unieke stoornis
Semantische geheugen: dat deel in het geheugen waarin de betekenis van woorden is opgeslagen
→ implicaties voor structuur semantisch geheugen bij P met vestoorde kennis van artefacten
4