Dit document is een complete samenvatting [17pag] van het vak Bedrijfsbeleid, gedoctoreerd door Prof. Ignace Martens aan de aan de Technologiecampus Gent van KU Leuven.
Dit vak maakt onderdeel uit van het gemeenschappelijke deel voor een Master in de industriële wetenschappen.
1.1 Inleiding
Nut kostencalculatiesysteem
• Welke producten/klanten meest winstgevend
• Welke producten/klanten zijn verlieslatend
• Welke factoren aanpassen zodat verlieslatende
producten/klanten winstgevend worden
→ Doel onderneming = maximale winst
1.2 Kostprijs
Definities
Kosten = in geldwaarde uitgedrukte offers van de ingezette productiemiddelen
Kostprijs= de som van de kosten nodig voor het realiseren van een bepaalde prestatie
Historische kosten = kosten waarbij overcapaciteit wordt meegerekend
Standaard kosten = kosten waarbij geen overcapaciteit wordt meegerekend
Prestatie ~ Kostenobject
= Product, dienst, order, project, serie …
Fabricagekostprijs: kostprijs op einde van
fabricageproject
= productiekosten + bedrijfskosten +
beheerskosten(specifiek) + beheerskosten(algemeen)
Verkoopskostprijs: kostprijs op einde na verkoop
= fabricagekostprijs +verkoopskosten
Kostprijs van een deelactiviteit: vb. Kostprijs frame van
een fiets
Bepaling van kostensoorten
Kosten = de offers die in het productieproces gemaakt worden on tot een prestatie te komen
Uitgaven = te maken met liquide middelen (liquide middelen = makkelijke verplaatsen, makkelijk ingezet worden voor
welke doelen ze maar willen, bv: loon betalen, schulden betalen, project financieren, ontroeren en roerende zaken kopen,
belangrijk dat onderneming voldoende liquide middelen heeft om op korte termijn dingen te blijven betalen, te veel niet
goed want minder rendement dan investeren)
Opbrengsten = verkoopresultaten die behaald zijn door levering van productie of goederen (WORDEN GEREALISEERD),
komen op resultaten rekening te staan
Ontvangsten = het gene dat betaald wordt, bedrijf ontvangt geld
Ontvangsten die geen opbrengst zijn = vb: aangegane lening
Winst = saldo van de opbrengsten en de kosten. [Winst verschijnt op de resultatenrekening] (waardeveranderingen)
Saldo van de liquide middelen = beginsaldo + ontvangsten - uitgaven. [Op de balans] (liquide veranderingen)
Cash flow = het saldo van de kasopbrengsten en de kaskosten.
Aanschaffingswaarde VS vervangingswaarde
Aanschaffingswaarde = aankoopprijs op het moment van aanschaf → boekhouding
Vervangingswaarde = waarde waarvoor het huidige productiemiddel kan worden vervangen → voor beleidsbeslissingen
1.3 Vaste en variabele kosten
Variabele kosten = kosten die afhangen van het
productievolume/bedrijfsdrukte → evenredig met aantal
eenheden
Vaste kosten = vaste kosten in range van capaciteit (vb:
tussen 0 en 5000 eenheden), ook vast binnen bepaalde
periode
5001 eenheden? Uitbreiden → extra vaste kosten
Kostprijs in functie van productievolume Vaste kosten kunnen variëren indien er extra eenheden
nodig zijn –> investeren of desinvesteren
Kost per eenheid voor variabelen blijft gelijk
Kost per eenheid voor vaste kosten gaat dalen
Capaciteitsgrenzen en budgetperiode
➔ Vaste kosten slechts vast binnen bepaalde
capaciteitsgrenzen en tijdsperiode ➔ vaste kost gaat
stijgen en dalen in trappen
, 1.4 Directe en indirecte kosten
Directe kosten = kosten gekend product. (= direct toewijsbare kosten) (motor, diverse onderdelen, arbeid, commissie)
Indirecte kosten of overheadkosten = geen aanwijsbaar eenduidig verband met een specifiek eindproduct.
→ specifieke kost per eenheid niet mogelijk
➔ indirecte kosten verdelen over onderneming via verdeelsleutel
Directe en indirecte kosten kunnen zowel variabel als direct zijn:
Variabele directe kosten: kosten die aan een specifiek product hangen. (Arbeidstijden die per product gekend zijn,
grondstoffen per product,...)
Variabele indirecte kosten: kosten die niet kunnen gemeten worden voor een product. (energieverbruik, lijm, tape,
lonen voor arbeiders indien de tijden per type product niet gekend zijn,...)
Vaste directe kosten: dit zijn specifieke beheerskosten die per type product gekend zijn. (afschrijven van een machine
die ingezet wordt voor de productie van een bepaald producttype,...)
Vaste indirecte kosten: dit zijn specifieke beheerskosten die per type product niet gekend zijn. (afschrijven van een
machine die ingezet wordt voor de productie van meerdere)
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur Pj0tr. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €7,29. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.