Samenvatting Economie examenstof havo 5 samengevat
5 vues 1 fois vendu
Cours
Economie
Type
HAVO
Een duidelijke samenvatting die mij geholpen heeft mijn eindexamen economie te halen. Deze samenvatting gaat over alle stof van het eindexamen, dus van consumentensurplus tot BBP tot marktvormen, alles zit erin!
Vraag en aanbod vindt plaats op markten
- Concrete markt
- Abstracte markt
Wat bepaalt de vraag van consumenten:
- Voorkeuren
- Budget
- Prijs van substitueerbare producten (vervangend)
o Trein/auto, thee/koffie
- Prijs van complementaire producten (aanvullend)
o Koffie/koffiemelk, auto/benzine
- Exogene factoren: waar je geen invloed op hebt
Consumentensurplus:
- Wat is de maximumprijs die iemand wil betalen.
- Het verschil tussen wat iemand wil betalen en de marktprijs
- Formule: ½ x breedte x hoogte
Verschuiving langs of van de vraaglijn
- Langs de vraaglijn bij:
- prijsverandering van het product.
- Van de vraaglijn =>vraaglijn schuift op bij:
- verandering van voorkeuren/ budget/ aantal consumenten
- prijsverandering van ander product (subst./compl.)
- exogene factoren
Prijselasticiteit van de vraag:
Verandering van de vraag (q) in % (gevolg)
Verandering van prijs (p) in % (oorzaak)
Bij prijsstijging van 1 %, veranderd de vraag met..(prijselasticiteit)
Vier mogelijkheden:
- Vraag verandert sterker dan prijs prijselastisch
- Vraag verandert minder sterk dan prijs prijsinelastisch
- Vraag reageert totaal niet op volkomen inelastisch
- Vraag verdwijnt geheel bij een prijsverandering volkomen elastisch
Soms prijselasticiteit weinig effect op de vraag. Bijv. water, heb je nodig. Dan is er een prijsinelastische vraag. Prijsverhoging
verhoogt dan je omzet
Soms prijselasticiteit veel effect op de vraag. Bijv. dure auto’s en vakanties. Dan is er prijselastische vraag. Prijsverhoging
verlaagt je omzet
Inkomenselasticiteit
- Normale goederen: vraag neemt toe als inkomen stijgt.
- Noodzakelijk goed: vraag neemt minder toe dan stijging inkomen (eten)
- Luxe goed: vraag neemt meer toe bij stijging inkomen (auto’s, vakantie)
- Inferieure goederen: vraag neemt af als inkomen stijgt (aardappelen/vlees)
Prijselasticiteit van de vraag: hoe reageert de vraag op een prijsverandering?
> % verandering vraag (q)
% verandering prijs (p)
Inkomenselasticiteit van de vraag: hoe reageert de vraag na een inkomensverandering?
> % verandering vraag (q)
% verandering Inkomen (I)
- Normaal goederen: vraag neemt toe als inkomen stijgt > 0
- Luxe goed: vraag neemt harder toe dan stijging inkomen > 1
- Noodzakelijk goed: vraag stijgt minder dan stijging inkomen >0 en <1
- Inferieure goederen: vraag neemt af als inkomen stijgt < 0
,Break-even: geen winst en geen verlies (TO=TK)
Het break-evenpunt is óók het punt waar de opbrengst per product precies gelijk is aan de kostprijs per product, oftewel p=GTK
(Logisch: want wat geldt per product, geldt ook voor alle producten samen)
• Totale Opbrengst (omzet) TO = p x q
• Totale Kosten TK (vaste + variabele kosten)
• Totale winst TW = TO - TK
- Proportioneel variabel: variabele kosten per stuk blijven gelijk
- Progressief variabel: variabele kosten worden per stuk steeds hoger
- Degressief variabel: variabele kosten worden per stuk steeds lager
- TK = TCK + TVK
Hoofdstuk 2: productie, kosten en winst
4 productiefactoren:
Kapitaal: fysiek(machines) en financieel
Arbeid werknemers, menselijk handelen
Natuur(locatie) grond om pand op te vestigen
Ondernemerschap(kennis) combineren van productiefactoren
Bij produceren worden kosten gemaakt:
- Constante/ Vaste kosten: veranderen niet als productieomvang veranderd (huur, energie, verzekeringen)
- Variabele kosten: veranderen wel als productieomvang veranderd (loon, verpakkingskosten, grondstoffen)
- Proportioneel: variabele kosten bij elke eenheid hetzelfde ($0.20)
- Degressief: variabele kosten per product nemen af als productie toeneemt ($0.20 > $0.19 > $0.18)
- Progressief: variabele kosten per product nemen toe als productie toeneemt ($0.20 > $0.21)
Marginaal
- Wat het extra kost bij bepaalde productieomvang om 1 extra product te maken= Marginale kosten (MK)
- Marginale kosten altijd gelijk aan variabele kosten
- Wat het extra oplevert om een extra product te maken = marginale opbrengst(MO)
- Mo – MK= MW (marginale winst)
- Zolang het produceren van één extra product meer oplevert (MO) dan het kost (MK), maakt een ondernemer winst en
zal hij/zij extra producten blijven produceren!!!
- Als de variabele kosten per product gelijk blijven (de productie van roze koeken), dan is er….
>sprake van constante meeropbrengsten
>MK blijven constant
- De stukadoor werd moe en had steeds meer tijd nodig voor één extra muur. Zijn variabele kosten per product liepen
dus op.
>Dan is er sprake van afnemende meeropbrengsten.
>MK lopen op (stijgende variabele kosten).
- Als de variabele kosten per product juist steeds lager worden, dan is er >sprake van toenemende
meeropbrengsten
>MK worden steeds kleiner (dalende variabele kosten).
Hoofdstuk 3: marktmechanisme: vraag en aanbod
Onzichtbare hand: De markt beweegt naar evenwicht
• Bij een aanbodoverschot zullen producenten de prijs laten zakken om hun spullen kwijt te raken.
• Bij een vraagoverschot zullen consumenten tegen elkaar op bieden. Er ontstaat een hogere prijs waardoor de vraag
daalt en het aanbod stijgt.
• De prijs is het coördinatiemechanisme
, Verschuiving van de vraaglijn: Verschuiving van de aanbodlijn
Stel: Vraag naar product daalt Bijvoorbeeld: Paar ondernemers gaan failliet.
>Bij iedere prijs wordt nu minder gevraagd >Bij iedere prijs wordt nu minder aangeboden dan voorheen.
>Collectieve vraag daalt, vraaglijn schuift naar links >Collectieve aanbod daalt, aanbodlijn schuift naar links
>Nieuwe evenwicht: lagere evenwichtsprijs en >Nieuwe evenwicht: hogere evenwichtsprijs en
lagere evenwichtshoeveelheid lagere evenwichtshoeveelheid
Module 3: Marktvormen
Als je geen invloed hebt op de prijs, dan is de prijs exogeen.
>Je bent een prijsnemer en een hoeveelheidsaanpasser
Heb je wél invloed op de prijs, dan is de prijs endogeen
>Je bent een prijszetter
>>Dit is afhankelijk van de marktomstandigheden
1. Zijn er veel of weinig concurrenten?
2. Is je product uniek of weinig onderscheidend in de ogen van consumenten? Is er productdifferentiatie?
• Homogeen: de consument ziet geen verschil tussen de producten van de verschillende aanbieders
• Heterogeen: de consument ziet wel verschil tussen de producten van de verschillende aanbieders
3. Kun je makkelijk of moeilijk toetreden als nieuwe producent op een markt? (Vergunningen nodig? Hoge investeringen? =
Toetredingsdrempels)
Welke marktvormen zijn er?
• Volkomen concurrentie: (boeren) > veel aanbieders & homogeen product
weinig marktmacht = hoeveelheidsaanpasser
• Monopolie (NS) = 1 aanbieder >veel marktmacht = prijszetter
• Oligopolie: enkele aanbieders domineren met elkaar de markt
• Homogeen oligopolie (energie/elektriciteit) >nauwelijks invloed op de prijs
• Heterogeen oligopolie (burgerketen/tankstations) >ietsjes invloed op de prijs
• Monopolistische concurrentie (restaurants/kleding) >veel aanbieders
>heterogeen product
>beperkte marktmacht, want iets verschil in product
Volkomen concurrentie:
• Véél vragers & véél aanbieders
• Product is homogeen
• Producent heeft geen invloed op de prijs.
• Kan alleen kiezen hoeveel stuks hij aanbiedt bij de gegeven prijs.
• Hij is dus een hoeveelheidsaanpasser
• Alle producenten maximaliseren de winst (MO=MK)
• Maar veel winst wordt er niet gemaakt…. (door concurrentie)
Marktevenwicht bij volkomen concurrentie
• Aanbod zal stijgen door nieuwe toetreders. Tot winst is verdwenen.
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur MariR. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €6,99. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.