Dit document bevat een overzicht van alle belangrijke stoornissen en behandelingen besproken in de cursus Klinische Psychologie van de Master Klinische Psychologie.
TiU: Klinische Psychologie: stoornissen en behandelingen (2022/2023)
Shimara van den Elzen
KLINISCHE PSYCHOLOGIE
STOORNISSEN EN BEHANDELING
HOORCOLLEGE 1: INLEIDING ANGSTSTOORNISSEN
Separatie angststoornis:
A. Niet bij de ontwikkelingsfase passende, excessieve angst of vrees om gescheiden te
worden van diegenen aan wie hij/zij gehecht is, blijkend uit ten minste 3 kenmerken:
o Terugkerend buitensporig van streek zijn door het verwachten of ervaren
van een scheiding van thuis of van belangrijke hechtingsfiguren.
o Persisterende en buitensporige bezorgdheid over het verliezen van
belangrijke hechtingspersonen of bezorgdheid dat hun iets kan overkomen,
zoals ziekte, verwonding, rampen of overlijden.
o Persisterende en buitensporige bezorgdheid over het meemaken van een
ongelukkige gebeurtenis (verdwalen, ontvoerd worden, het krijgen van een
ongeluk) die zou leiden tot scheiding van een belangrijk hechtingspersoon.
o Aanhoudende tegenzin of weigering om, vanwege scheidingsangst, naar
buiten, weg van huis, naar school of werk of ergens anders naartoe te gaan.
o Persisterende en excessieve vrees om alleen of zonder belangrijke
hechtingspersonen te zijn.
o Aanhoudende tegenzin of weigering om ergens anders dan thuis te slapen
of te slapen zonder dat een belangrijke hechtingspersoon in de buurt is.
o Herhaaldelijke nachtmerries over het onderwerp separatie.
o Herhaaldelijke lichamelijke klachten (zoals hoofdpijn, buikpijn, misselijkheid
en braken) op het moment dat een scheiding van belangrijke
gehechtheidsfiguren plaatsvindt of wordt verwacht.
B. De angst, vrees of vermijding is persisterend aanwezig. Bij kinderen, pubers en
adolescenten gedurende ten minste vier weken en bij volwassenen over het
algemeen gedurende zes maanden of langer.
C. De stoornis veroorzaakt duidelijke lijdensdruk of beperkingen in het sociale of
beroepsmatige functioneren of het functioneren op andere belangrijke gebieden.
D. De stoornis kan niet worden verklaard door een andere psychische stoornis
(bijvoorbeeld weigeren om van huis weg te gaan voortkomend uit overmatig verzet
tegen verandering bij de autismespectrumstoornis).
- Prevalentie: 0.9-4%. Vooral bij kinderen en jeugdigen.
Selectief mutisme:
A. Consistent niet spreken in sociale situaties waarin dit wel wordt verwacht (zoals op
school) ondanks het feit dat de betrokkene in andere situaties wel spreekt.
B. De stoornis interfereert met de prestaties op school, opleiding of werk, of in de
sociale communicatie.
C. De duur van de stoornis bedraagt minstens één maand (en is niet beperkt tot de
eerste maand op school).
D. Het niet spreken kan niet worden toegeschreven aan een gebrek aan kennis van of
vertrouwdheid met de in de sociale situatie gesproken taal.
E. De symptomen kunnen niet beter worden verklaard door een communicatieve
stoornis (bijvoorbeeld een stoornis in de spraakvloeiendheid ontstaan in de kindertijd)
en treden niet uitsluitend op in het beloop van de autisme spectrumstoornis,
schizofrenie of een andere psychotische stoornis.
- Bijkomende kenmerken: overmatige verlegenheid, angst om voorschut te staan in het
bijzijn van anderen, sociaal isolement en terugtrekking uit sociale processen.
- Zeer zeldzaam. Komt voornamelijk voor bij kinderen (klachten ontstaan meestal voor
het 5e levensjaar).
, TiU: Klinische Psychologie: stoornissen en behandelingen (2022/2023)
Shimara van den Elzen
Specifieke fobie:
A. Angst of vrees voor een specifiek object of situatie.
o Vijf subcategorieën, namelijk: dieren (spinnen), natuurverschijnselen
(hoogtes, water), bloed-injectie-verwonding, situationeel (lift, vliegangst) en
overig (stikgevaar).
B. Roept bijna altijd onmiddellijk angst of vrees op.
C. Wordt bewust vermeden, of verdragen met intense angst (veiligheidsgedrag).
D. Angst of vrees is buiten proportie.
E. Is persisterend, ten minste 6 maanden of langer.
F. Veroorzaakt significante lijdensdruk in het functioneren.
G. Kan niet beter worden verklaard door een andere stoornis.
Sociale angststoornis (voorheen: sociale fobie):
A. Duidelijke angst of vrees voor een of meer sociale situaties waarin de betrokkene
wordt blootgesteld aan mogelijke kritische beoordeling door anderen.
B. De betrokkene vreest dat hij of zij zich zodanig zal gedragen of in zo'n mate
angstverschijnselen zal vertonen dat anderen hierover negatief zullen oordelen.
C. De sociale situaties roepen bijna altijd angst of vrees op.
D. De sociale situaties worden vermeden, of verdragen met intense angst of vrees.
E. De angst of vrees is buitenproportioneel t.o.v. het werkelijke gevaar.
F. De angst/vrees/vermijding is persisterend en duurt meestal 6 maanden of langer.
G. De angst, vrees of vermijding veroorzaakt klinisch significante lijdensdruk of
beperkingen in het sociale of beroepsmatige functioneren of in het functioneren op
andere belangrijke terreinen.
H. De angst, vrees of vermijding kan niet worden toegeschreven aan de fysiologische
effecten van een middel of een somatische aandoening.
I. De angst, vrees of vermijding kan niet beter worden verklaard door de symptomen
van een andere psychische stoornis.
J. Als er sprake is van een somatische aandoening of conditie is de angst of vermijding
hieraan duidelijk niet gekoppeld of is deze excessief.
- Prevalentie: 3-5% (12 maanden) en 12-15% (lifetime).
- 1/3 van de patiënten heeft ook de diagnose vermijdende persoonlijkheidsstoornis.
Paniekstoornis:
A. Recidiverende onverwachte paniekaanvallen. Paniekaanval: plotselinge golf van
intense angst of intens onbehagen die binnen enkele minuten een piek bereikt en die
gepaard gaat met vier (of meer) van de volgende symptomen:
o Hartkloppingen, bonzend hart of versnelde hartactie.
o Transpireren.
o Trillen of beven.
o Gevoelens van ademnood of verstikking.
o Gevoel naar adem snakken
o Pijn of onaangenaam gevoel op de borst.
o Misselijkheid of buikklachten.
o Duizeligheid, onvastheid, licht in het hoofd of flauwvallen.
o Koude rillingen of opvliegers.
o Paresthesieën (verdoofd of tintelend gevoel).
o Derealisatie (gevoel van onwerkelijkheid) of depersonalisatie (gevoel los
van zichzelf te staan).
o Angst zelfbeheersing te verliezen of gek te worden.
o Angst dood te gaan.
B. Minstens één van de aanvallen is gevolgd door een maand (of langer) één of beide
van de volgende kenmerken:
1) Persisterend bezig zijn met of bezorgd over nieuwe paniekaanvallen.
2) Significante maladaptieve gedragsverandering.
, TiU: Klinische Psychologie: stoornissen en behandelingen (2022/2023)
Shimara van den Elzen
C. De stoornis kan niet worden toegeschreven aan de fysiologische effecten van een
middel.
D. De stoornis kan niet beter worden verklaard door een andere psychische stoornis.
- Prevalentie paniekstoornis: 3-4% lifetime. Prevalentie paniekaanval: 25% lifetime.
Agorafobie:
A. Duidelijke angst voor 2 (of meer) van de volgende 5 situaties:
o Gebruikmaken van (openbaar) vervoer; zich in open ruimte (markt,
parkeerplaats) bevinden; zich in afgesloten ruimte (winkel, bioscoop)
bevinden; in de rij of menigte staan; alleen buitenshuis zijn.
B. De betrokkene vreest of vermijdt deze situaties vanwege de gedachte dat
ontsnappen moeilijk is of hulp niet beschikbaar is.
C. De agorafobische situaties roepen bijna altijd angst op.
D. De agorafobische situatie worden vermeden, vereisen aanwezigheid van een ander
of worden doorstaan met intense angst.
E. De angst is buiten proportie.
F. De angst of vermijding is persisterend, duurt meestal 6 maanden of langer.
G. De angst of vermijding veroorzaakt significante lijdensdruk.
H. Indien sprake van een lichamelijke aandoening is de angst of vermijding excessief.
I. Angst/vermijding kan niet beter worden verklaard door een andere psychische
stoornis.
- Prevalentie: 0.9%.
Gegeneraliseerde angststoornis (GAS):
A. Excessieve angst en bezorgdheid (bange voorgevoelens), die gedurende minstens
zes maanden vaker wel dan niet aanwezig zijn, en betrekking hebben op een aantal
gebeurtenissen of activiteiten.
B. De betrokkene vindt het moeilijk de bezorgdheid onder controle te houden.
C. De angst en bezorgdheid gaan gepaard met 3 (of meer) van volgende 6 symptomen:
o Rusteloosheid, snel vermoeid raken, moeite met concentreren,
prikkelbaarheid, spierspanning, slaapstoornis.
D. De angst / bezorgdheid / lichamelijke klachten veroorzaken klinisch significante
lijdensdruk of beperkingen in het functioneren.
E. De stoornis kan niet beter worden verklaard door een andere psychische stoornis.
Behandeling voor angststoornissen:
- Farmacologische behandeling:
o Benzodiazepines: zijn goed als ze worden voorgeschreven bij een
eenmalige situatie van hoge uitzondering. Risico op verslaving.
o SSRI’s: werkt in op het serotonine systeem, omdat het de heropname van
serotonine tegengaat en er dus meer serotonine actief blijft in de hersenen.
o SNRI’s: effectief.
- Psychologische behandeling:
o Gedragstherapie: conditionering en exposure spelen hierbij een rol.
o Cognitieve therapie: probeert schema’s te herstructureren.
o Cognitieve gedragstherapie (CGT): ‘gouden standaard’ voor behandeling
van angststoornissen. Combinatie van gedragstherapie en cognitieve
therapie. Aspecten: psycho-educatie, registratieopdrachten, relaxatie,
cognitieve herstructurering, exposure (in vivo, imaginair, interoceptief),
responspreventie en vaardigheidstrainingen.
o Acceptance and Commitment Therapy (ACT): vergroten van veerkracht.
Hierbij wordt geleerd om te gaan met angst. Mensen leren dat de angst er is
en deze te accepteren en ze leren er op een andere manier naar te kijken.
➔ Een combinatie van farmacologie en CGT is effectiever dan enkel CGT of enkel
farmacologie voor met name paniekstoornis en GAS.
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur shimaravdelzen. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €5,99. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.