Dit is een samenvatting voor de kennistoets van Grondslagen 2. Dit document bevat een samenvatting van alle literatuur, betreft ontwikkelingspsychologie die aanbod komt in de kennistoets.
Drie begrippen die je moet kennen:
1) Het Id (ES) behoefte bevrediging (Drink nou alcohol)
2) Het Ego ( bemiddeld tussen ID en superego)
3) Het Superego (een kind leert wat wel en niet mag.
Nurture ( zorgen): Omgevingsinvloeden die ons gedrag bepalen. Hoe jij bent en wat je
wordt komt door die dingen die je mee maakt en hoe je opgevoed wordt.
Nature: Context van eigenschappen, vermogens en capaciteiten die mensen van hun
ouders ervan. Vooral de biologische psychologie. Alles wat we doen en ons gedrag is
erfelijk.
Psychodynamische perspectief:
Gestart met Sigmund Freud
hoe jij tegen dingen aankijkt verschilt per persoon
ervaringen uit de eerste levensjaren zijn vaak bepalend voor later gedrag ( Nurture).
Wij zijn geen baas in eigen brein.
elke mens heeft behoefte om te overleven doe je door te eten bijvoorbeeld etc. en
agressie.
elk mens heeft normaal als gestoord gedrag. Alle mensen hebben iets raars en iets
normaals.
Behavioristisch perspectief ( nurture, Gedragspsychologie)
Objectieve kennisverwerving staat centraal: waarneembaar gedrag.
Leerprocessen: verklaren het gedrag. Niks komt van binnen uit alles komt van buiten.
Alles wat je leert.
Geen principieel onderscheid tussen mensen en dieren
Een kind komt onbeschreven ter wereld. Alles wat ze worden wordt aangeleerd. Alles
kun je beïnvloeden.
Complex gedrag kun je opknippen in kleine stukjes.
Het cognitieve perspectief
De cognitieve ontwikkeling ( piaget)
De mens is een actief, cognitief wezen dat kennis niet krijgt maar construeert.
Cognitieve ontwikkeling omvat vier perioden met verschillende stadia. In vaste
volgenorde maar variërende tempo.
Het systemisch perspectief:
Kijkt naar de relatie tussen indiuen en hun fysieke cognitieve, persoonlijkheids- en
sociale wereld.
Gaat ervan uit dat op elke andere plek je je anders gedraagt. Verschillende rollen.
,De socioculturele theorie van Vygotsky
Een kind kan zich alleen ontwikkelen door interactie met andere. Door de spelen met
andere bijv leren kinderen om te gaan met andere.
Babyfase 0-2 jaar
Erfelijkheid:
Elke cel heeft 46 chromosomen (23 paar), een chromosoom bestaat uit genen met
DNA materiaal ( DNA strengen)
Het 23e paar in elke cel is bij mannen het XY chromosoom en bij vrouwen XX
chromosoom
Gameten: geslachtscellen van de moeder en vader die een nieuwe cel vormen tijdens de
bevruchting
Zygote: de oercel, het begin van de cel.
Genotype: genetisch materiaal dat aanwezig is op ene chromosoom (uiterlijk niet altijd
zichtbaar)
Fenotype: het kenmerk dat je daadwerkelijk ziet bijv. kleur van de ogen.
Temperament ( nature): aangeboren gedragsstijl van een baby. Individuele stijl van
reageren op de omgeving.
Multifactoriële overerving: eigenschappen worden bepaald door genetische en
omgevingsinvloeden. Combinatie van nature en nurture.
Teratogeeneffect ( nurture): omgevingsfactoren die tijdens de zwangerschap van invloed
kunnen zijn en die een geboorteafwijking veroorzaken.
Reflexen: niet aangeleerde responsen die automatisch optreden bij de aanwezigheid van
een stimulus.
Leervermogen; leren door gewenning:
Klassieke conditionering: hierbij leert een organisme op een bepaalde manier reageren bij
het zien van een stimulus. Denk aan het voorbeeld met de hond, eten en de bel.
Operante conditionering: een vorm van leren waarbij een respons vrijwillig wordt verstrekt
of verzwakt wordt om bepaalde dingen voor elkaar te krijgen. VB: Baby die huilt en dan
opgepakken wordt, zal de volgende keer weer huilen als hij opgepakken moet worden.
Gewenning: als een baby geleerd heeft om een stimulus te herkennen en die te
onderscheiden van nieuwe andere stimulus. De oriëntatiefase is dan voorbij. VB: Kind
schrikt bijvoorbeeld niet meer zoals de eerste keer maar is gewend eraan
Hersen ontwikkeling:
, Plasticiteit: is tijdens de eerste levensjaren het grootst. De maat waarin een zich
ontwikkelde gedragspatroon veranderbaar is. Zonder plasticiteit is het onmogelijk om
informatie op te slaan.
De plasticiteit (hersenen zijn nog in ontwikkeling en zijn gevoelig voor
omgevingsfactoren) bij
hersenen relatief groot
Bij de geboorte is het hoofd ¼ van het lichaam.
De hersenontwikkeling gaat vanzelf, maar moet wel geprikkeld worden.
Gevoelige periode: specifieke tijd, meestal vroeg in het leven waarin iemand het meest
gevoelig is voor omgevingsfactoren die betrekking hebben tot de ontwikkeling.
Rapid Eye movement ( REM-slaap): De periode tijdens de slaap van oudere kinderen en
volwassene die geassocieerd wordt met dromen.
Fysieke vaardigheden:
Ademhalingsstelsel is goed ontwikkeld
Aanwezigheid reflexen, slikreflex, zuigreflex, zoekreflex met de mond, grijpreflex,
niezen, ogen en Knipperen
Reuk- en smaakzintuig zijn behoorlijk ontwikkeld
Kleuren worden onderscheiden
Na 6 maanden voorkeur voor visuele prikkels
Failure-to-trive- syndroom: kinderen stoppen met groeien door gebrek aan liefde en
emotionele ondersteuning van de ouders. Meestal bij 18 maanden.
Cognitieve ontwikkeling:
Schema’s: georganiseerde mentale structuren en patronen. Fundamentele bouwstenen hoe
wij de wereld zien.
Adaptie: de neiging van iemand om zich aan te passen aan de omgeving.
1) Assimilatie: iets nieuws plaatsen binnen het gene wat we begrijpen, eekhoorn vogel.
2) accommodatie: schema wordt gewijzigd door nieuwe informatie.
Sensomotorische stadia 0-2 jaar Piaget:
Bewustwording van de relatie tussen de eigen handelingen en de effecten daarvan
op de omgeving
Objectpermanentie (8-12 maanden)
Objectpermanentie: het besef dat mensen en objecten niet ophouden te bestaan,
ook als zijn ze onzichtbaar.
Circulaire reacties: herhaling van willekeurige motorische handelingen
Mentale representatie (18-24 maanden): innerlijke voorstelling van een
gebeurtenis of object
infantiele amnesie: aanwezigheid van herinneringen voor het 3e levensjaar
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur safiaphoto. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €7,00. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.