College 1 – membraanpotentialen
Membraanpotentiaal: beweging van deeltjes over membraan,
voornamelijk over ionkanalen
Rustmembraanpotentiaal:
Fosfolipiden: polaire kop, staart apolair > binnenkant is lipofiel/hydrofoob
en vice versa
Stoffen door membraan diffunderen:
• Elektrische gradiënt: ladingsverschil
• Chemisch gradiënt: concentratieverschil
o Elektrochemische gradiënt: Combi, grootste drijvende kracht
Ionkanalen:
• Non-gated: lekkanalen, altijd open
• Gated:
o Spanningsafhankelijk
o Transmitter-geactiveerd
o 2nd messenger geactiveerd
o Mechanisch geactiveerd
Membraanpotentiaal meten:
• Micro-elektrode door membraan: binnenkant tov buitenkant meten
o Binnenkant negatief, want buitenkant noem je 0
• ICF: negatief geladen eiwitten die er niet uitkunnen > heel kleine overschot negatieve
lading binnenkant tov buitenkant
Evenwichtspotentiaal: evenwicht tussen
concentratieverschil en potentiaalverschil
• EK+: - 90 mV
o (Voor een cel met alleen lekkanalen K+)
• +
ENa : + 40 mV
• Eca2+: + 150 mV
Nernstpotentiaal: om evenwichtspotentiaal te berekenen. Concentratieverhouding bepaalt
• Concentratie van Kalium binnen cel hoger (concentratiegradiënt groter) > meer
Kalium uit cel gaan > evenwichtspotentiaal negatiever
• Veel meer kaliumlekkanalen dan natriumlekkanalen > rustpotentiaal negatiever (-70)
Na/K pomp:
• Na/K wordt tegen gradiënt buiten/binnen gepompt (ATP nodig)> zo rustpotentiaal
behouden
• Effect Cl- vooral stabiliserend, geen grote rol per se
, • Compenseert lekkanalen
o Anders zit cel vol met Na+ en verlies je K+
Vrust: -70 mV > continu lek van Na+ en K+, want Vrust ≠ evenwichtspotentiaal Na+ of K+
Meer Na-kanalen dan K-kanalen > Na influx moet groter zijn dan K efflux > cel minder
negatief worden > drempelwaarde halen
Spanningsafhankelijke Na+ kanalen openen sneller dan K+ kanalen > positieve feedback:
steeds meer spanningsafhankelijke Na+ kanalen openen > drempelwaarde halen > snelle
depolarisatie > inactivatie Na+ kanalen en openen K+ kanalen > repolarisatie > K+ kanalen
sluiten langzamer > hyperpolarisatie
• Hogere depolarisatie = meer beschikbare Na+ kanalen
Refractaire periode: periode waarin actiepotentiaal niet/moeilijk opgewekt kan worden door
inactivatie Na+-kanalen
• Relatieve refractaire periode: moeilijker (kost heel veel) om AP op te wekken
• Absolute refractaire periode: niet mogelijk om AP op te wekken
o ‘balletje’ voor ingang zitten > inactivatie spanningsafhankelijke Na+ voor een
tijdje > geen nieuwe depolarisatie gegenereerd worden
o Actiepotentiaal gaat zo ook 1 kant op
TTX (tetrodotoxine): blokkeert Na+-stroom > geen actiepotentialen meer veroorzaken
Saltatoire impulsgeleiding:
Myeline: versnelt geleiding: stukjes over neuron overslaan
• dekt lekkanalen af > veel minder lekstroom > Na/K pomp minder hard werken
• knoop van Ranvier
• minder stukjes membraan > minder ionen nodig voor depolarisatie
• gemyeliniseerde vezels gaat sneller
• amplitude neemt bij zowel gemyeliniseerde vezels als niet-gemyeliniseerde vezels
NIET af.
Synaptische transmissie: doorgeven
van een signaal dmv neurotransmitter
(NT) van ene cel > andere cel
Dendriet: receptieve deel. Hier
ontvangt neuron impuls.
Cellichaam: hier actiepotentialen opgewekt. Hier worden meeste eiwitten en
ATP geproduceerd.
Axonheuvel: actiepotentialen hier opgewekt
Axon: actiepotentialen worden hier over voortgeleid en doorgegeven naar
volgend neuron
Microtubili: zit in axon en in celskelet. Ook bij celdeling.
• Chemo: vorming microtubili tegengaan
Axonaal transport: actief transport langs microtubili (in celskelet)
• Anterograad: vesikels met inhoud door ‘motorische motortjes’ vanaf
cellichaam naar het einde (synaps).
o Inhoud = ATP, NT, boodschapperstoffen
o Snel: ongeveer 2,5 dag (400 mm/dag)
• Retrograad: deel wordt gerecycled en gaat terug naar cellichaam
o Iets langzamer: ongeveer 5 dagen
Synaptische transmissie:
• Elektrische synapsen: Gap junctions
o Een soort zeef
o Kunnen sluiten onder bep omstandigheden (hoge Ca2+, lage pH)
o Contact tussen pre- en postsynaptische cel
o Lading stroomt direct van pre- > postsynaptische cel
o Vaak bidirectioneel
o Geen vertraging (latentie)
o Ook overdracht onderdrempelige signalen
Onderdrempelig signaal: haalt de drempelwaarde niet > wekt geen actiepotentiaal op.
Prikkeling van pre/postsynaptische cel: spanning doorgeven door gap junctions >
potentiaalverschil in de 2e cel kleiner door lekkanalen en verdeling over de 2 cellen.
• Gap junctions: veel cellen worden tegelijkertijd actief, maar dat kost veel moeite
, Chemische synapsen
• direct geactiveerde synapsen:
o motor eindplaat
o centrale synaps
• indirect geactiveerde synapsen
o 2nd messenger
Exocytose: NT in vesikels versmelten met membraan en NT afgegeven aan synapsspleet
Direct geactiveerde receptor: NT bindt aan bindingsplaat receptor > kanaal opengaan
(ongeacht membraanpotentiaal) > Na+ in + K+ uit
Postsynaptisch potentiaal: activatie van receptor > ionkanalen openen > ionenstroom >
potentiaalverschil op postsynaptische membraan
• eindplaatpotentiaal (EPP): bij spier
• exciterende postsynaptische potentiaal (EPSP): bij neuron
• inhiberende postsynaptische potentiaal (IPSP): bij neuron
- latentie: openen Ca2+ kanalen kost enige tijd > kost tijd triggeren exocytose door
Ca2+ > vertraging tussen pre- en postsynaptische membraan
Actiepotentiaal depolariseert kanaal > spanningsafhankelijke Ca2+ kanalen open > klein
beetje Ca2+ cel binnen door elektrisch en concentratiegradiënt > vesikels losgekoppeld van
cytoskelet > exocytose > NT naar overkant diffunderen en binden aan bindingsplaat receptor
> kanaal opgegaan > ionstroom (Na+ in + K+ uit/Ca2+/Cl- etc) > NT loslaten en worden
afgebroken/weggediffundeert > kanaal dicht > potentiaalverschil >
depolarisatie/hyperpolarisatie
Acetylcholine: breekt NT af
Noradrenaline: diffundeert NT weg
Ca2+: koppelt blaasjes los van cytoskelet > exocytose NT. Meer Ca2+ =
meer blaasjes vrijgemaakt
• Evenwichtspotentiaal Ca2+ = + 150 mV > calciumkanaal open
> ca2+ snel naar binnen
Synaptische transmissie:
1. Transmitterrelease
2. Binding aan receptor
Receptoren/ionkanalen:
• Ionotroop: direct geactiveerde kanalen
o nACh, GABA, glycine, glutamaat
o Snelle synaptische transmissie (mediërend)
• Metabotroop: indirect geactiveerde kanalen (2nd messenger)
o Serotonine, DOPA, α,β-adrenoreceptoren, histamine
o Langzaam (modulerend)
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur anneliekewittekoek. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €9,99. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.