Samenvatting Inleiding in het Nederlandse Recht – mr. J.W.P. Verheugt.docx
92 vues 3 fois vendu
Cours
Toelatingstoets
Établissement
Maastricht University (UM)
Book
Inleiding in het Nederlandse recht
Samenvatting Inleiding in het Nederlandse recht - zowel goed bruikbaar voor de toelatingstoets aan de UM en als naslagwerk voor eerste jaars Rechtsgeleerdheid. Alle facetten van het Nederlandse recht worden uitgebreid behandeld, met alle relevante wetsartikelen en bekende arresten.
Samenvatting Inleiding in het Nederlandse recht - H6,7,8,9.7 (vak afgerond met een 8)
Tout pour ce livre (160)
École, étude et sujet
Maastricht University (UM)
Master Recht, Arbeid & Gezondheid
Toelatingstoets
Tous les documents sur ce sujet (1)
Vendeur
S'abonner
hhsgebruiker
Avis reçus
Aperçu du contenu
Samenvatting Inleiding in het Nederlandse Recht – mr. J.W.P. Verheugt
H1 Recht in het algemeen
1.1 Inleiding
In elke vorm van samenleven onderhoudt de mens contact met anderen.
Tussen mensen kunnen conflicten voordoen. Vandaar de behoefte aan mechanismen die deze
conflicten kunnen voorkomen of – als dat niet mogelijk is - beslechten.
Recht is een van die mechanismen. In de samenleving heeft het recht de taak om – zo mogelijk –
conflicten te voorkomen en bestaande conflicten op te lossen. Het recht tracht de vrede in de
samenleving te bewaren door de belangen van de gemeenschap en de belangen van de individuele
leden van de samenleving te beschermen. Daarbij speelt de overheid een belangrijke rol.
Voor het reguleren van tegenstrijdige belangen kan het recht in de vorm van het stellen van
rechtsregels van betekenis zijn. Ook wanneer er geen tegenstrijdige belangen zijn, verloopt het
menselijk contact – en daarmee het menselijk gedrag – volgens rechtsregels. Rechtsregels hebben
als doel om menselijke gedragingen te ordenen en daarmee ook te uniformeren, doordat ze voor
iedereen gelijkelijk van kracht zijn. Rechtsregels beogen dus een zekere maatschappelijke ordening
van menselijk gedrag. Dat gebeurt door het vaststellen van voorschriften waarin gedragingen worden
benoemd in termen van bevoegdheden en verplichtingen. Vaak houden ze een gebod of een verbod
in.
De inhoud van de meeste rechtsregels vloeit voort uit algemeen aanvaarde opvattingen over goed en
kwaad en uit de behoefte aan een doelmatige ordening van de maatschappij.
Bij veel rechtsregels gaat het om
1. bevorderen van gerechtigheid
2. doelmatigheid
Bij het verbod van diefstal staat de gerechtigheid voorop. Bij de regel ‘verkeer van rechts heeft
voorrang’ gaat het om doelmatige ordening van het verkeer, maar de regel is welbeschouwd ook
gericht op een rechtvaardige, veilige maatschappelijke ordening, omdat naleving van de regel leidt tot
minder schade en letsel in het verkeer.
Het recht bestaat uit een verzameling van regels die betrekking hebben op het handelen van
mensen als leden van de samenleving en op de organisatie van die samenleving. Het doel van
het recht is het gedrag van mensen in hun onderlinge verkeer te ordenen en te uniformeren, waarbij
vanuit een perspectief van een rechtvaardige samenleving ieders belangen zoveel mogelijk worden
gerespecteerd en veiliggesteld.
Naast het ordenen van menselijk gedrag door het stellen van rechtsregels heeft het recht nog een
tweede belangrijke functie, die uit de eerste functie volgt. De rechtsregels moeten worden
gehandhaafd, dat wil zeggen dat er toezicht wordt uitgeoefend op de niet-naleving ervan en dat
conflicten daarover aan een rechter kunnen worden voorgelegd.
De vredestichtende en vredesbewarende rol van het recht in de samenleving heeft twee functies:
ordenen van menselijk gedrag door het stellen van regels. Daarnaast zorgt het recht dat die regels
worden gehandhaafd door geschilbeslechting.
1.2 De rechtsbronnen
Onder de term recht verstaan we het geheel van geldende rechtsregels. We gebruiken daarvoor de
term positief recht. Synoniem voor positief recht = objectief recht.
In Nederland bestaat het positieve recht uit de optelsom van alle rechtsregels die hier op dit moment
gelden.
- Voorbeeld: art. 4 van de Grondrecht (nader uitgewerkt in de Kieswet). Deze regel is
onderdeel van het positieve recht.
Het positieve (of objectieve) recht betreft dus alle nu in Nederland geldende rechtsregels.
, - Het is van belang deze rechtsregels te onderscheiden van de voorschriften die uit de moraal
of de godsdienst voortvloeien, en van fatsoenregels.
o Te denken aan: het respect voor andermans geloofsovertuiging, de fatsoenregel om
de deur voor iemand open te houden, en het goede gebruik om aan tafel met vork en
mes te eten. Tot het positieve recht behoren evenmin rechtsregels die nog niet zijn
ingevoerd, en rechtsregels die zijn afgeschaft. Hun invloed op het positieve recht
is er soms wel, maar hebben geen rechtskracht.
Natuurrecht – Het recht dat voor iedereen geldt ongeacht plaats en tijd omdat het door de natuur is
gegeven. Het gaat om universele waarden en normen die zijn voortgekomen uit de natuur zonder
dat de mens daaraan te pas is gekomen. Tegenwoordig speelt het in het rechtsleven geen rol van
betekenis meer.
Objectief recht – ordent de verhouding tussen personen door aan hen bevoegdheden en
verplichtingen toe te kennen. Deze algemeen geldende en in abstracte bewoordingen gestelde
regels vormen geen doel op zichzelf.
- Ze dienen ertoe om in de concrete werkelijkheid steeds te worden toegepast zodra het in de
regel beschreven geval zich voordoet, en komen op die manier als het ware tot leven.
- Voorbeeld: kiesrecht (art. 4 van de Grondwet).
Als er op een bepaalde dag verkiezingen zijn voor de Tweede Kamer, komt de abstracte regel van
art. 4 Grondwet tot leven, want op grond daarvan is elke Nederlander bevoegd om op die dag zijn
stem uit te brengen. We spreken in zo’n geval van een subjectief recht (je maakt aanspraak, je
hebt bevoegdheid tot iets wat voortvloeit uit het objectief recht.
- Daaronder verstaan we de bevoegdheid die iemand in een concreet geval aan een regel van
objectief recht ontleent.
- Zo ontleent iedere individuele (meerderjarige) Nederlander aan art. 4 GW een eigen
bevoegdheid om zijn stem te mogen uitbrengen.
De algemene regel uit de Grond wet leidt dus tot een onbepaald aantal individuele
bevoegdheden om te mogen stemmen.
Ander voorbeeld subjectief recht:
- Art. 26 boek 7 BW: De koper is verplicht de prijs te betalen. Deze algemene regel geldt
vanzelfsprekend voor alle kopers.
Hier zien we een tweede betekenis van de term ‘recht’: een recht is een aan het objectieve recht
ontleende, individuele bevoegdheid.
Welke rechtsregels behoren tot ons positieve recht? Voor het antwoord op deze vraag, maken we
gebruik van het begrip rechtsbronnen. Rechtsbronnen zijn bronnen waaruit het geldend recht
voortvloeit. Bij de rechtsbronnen gaat het om de vorm waarin rechtsregels zich voordoen en niet om
de inhoud van de regels.
In het Nederlandse recht zijn rechtsbron:
1. De wet;
2. De jurisprudentie (de rechtspraak);
3. De gewoonte;
4. Verdragen en sommige besluiten van volkenrechtelijke organisaties.
Niet al het geldende recht staat in de wet. Ook de rechter vormt rechtsregels. Rechters worden
nogal eens geconfronteerd met wetten waarin minder duidelijke regels staan. Soms ontbreekt zelfs
,een wettelijke regel. In zulke gevallen legt de rechter de onduidelijke regel uit door het maken van een
andere regel of formuleert hij zelfstandig een nieuwe regel. Als andere rechters deze regel in latere
geschillen ook toepassen, is er sprake van jurisprudentie (rechtersrecht).
- Deze heeft ook dezelfde rechtskracht als het wettelijke recht.
Naast wet en jurisprudentie is de gewoonte een zelfstandige bron van het positieve recht. In veel
sectoren zoals de bouwwereld, heersen tal van gewoonten die niet in de wet zijn vastgelegd, maar die
daar wel als bindende rechtsregels worden beschouwd en nageleefd. In een geschil kan de rechter
de geldigheid van zo’n rechtsregel uit het gewoonterecht beoordelen.
Van steeds toenemend belang voor ons positieve recht zijn verdragen en wetgevende besluiten van
volkenrechtelijke organisaties waartoe Nederland behoort.
- In beginsel hebben zij in ons recht dezelfde werking als gewone wetten en daarom behoren
zij ook tot het positieve recht.
1.3 Nationaal en internationaal recht
Binnen zijn grondgebied bepaalt ieder land de omvang en inhoud van zijn nationale rechtsstelsel. Het
staat ieder land in beginsel vrij in zijn wetgeving te regelen wat het nodig acht, en te bepalen
welke bevoegdheden aan het bestuur en de rechterlijke macht toekomen. Dit verschijnsel wordt
soevereiniteit genoemd. Soevereiniteit geldt zowel naar buiten als binnen.
Soevereine staten oefenen hun overheidsmacht in volledige onafhankelijkheid uit.
- Geen inmenging van andere landen.
- Dat staten naar binnen soeverein zijn, blijkt uit het feit dat de overheid in elk land in beginsel
de exclusieve bevoegdheid bezit tot wetgeving, bestuur en rechtspraak. Dit noemen we
nationaal recht. Dat recht geldt alleen binnen dat land en niet daarbuiten.
We kennen ook recht van internationale oorsprong – het internationaal recht. De relaties tussen
staten worden beheerst door een stelsel van normen dat in de loop van eeuwen door gewoonte is
ontstaan dan wel door de desbetreffende landen in de vorm van verdragen onderling is
vastgesteld.
Het volkenrecht gaat over rechtsregels tussen staten onderling en volkenrechtelijke
organisaties.
- Het volkenrecht bestaat voornamelijk uit verdragen, besluiten van volkenrechtelijke
organisaties en regels van gewoonterecht.
Verdrag – een schriftelijke, bindende regeling tussen staten onderling of tussen staten en
volkenrechtelijke organisaties.
Er zijn verschillende typen verdragsbepalingen:
- Wederzijdse verplichtingen
Een bijzonder type verdragen wordt gevormd door verdragen die ingrijpen in de soevereiniteit van de
aangesloten staten. Het gaat dan om verdragen met rechtsregels die rechtstreeks binnen de
nationale rechtsorde van een staat gelden. Dergelijke verdragen hebben rechtstreekse werking.
- Voorbeeld: Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens > Het
EVRM bevat een aantal grondrechten die in Nederland zonder meer gelden. Voorbeelden zijn
het recht op een eerlijk proces (art. 6 EVRM) en het recht van vrijheid van meningsuiting (art.
10 EVRM).
Het EVRM is tot stand gekomen onder de hoede van de Raad van Europa.
Als gezegd werken de grondrechten uit het EVRM rechtstreeks door in de Nederlandse rechtsorde.
Dat is mogelijk omdat Nederland heeft gekozen voor een systeem waarbij bijvoorbeeld de
grondrechten uit het EVRM zonder meer deel uitmaken van het nationale recht.
, - Dit systeem wordt het monistisch systeem (monisme) genoemd: rechtsregels uit een
verdrag kunnen deel uitmaken van het nationale recht zonder dat eerst omzetting in nationaal
recht nodig is.
Er zijn ook verdragen waarbij bevoegdheden tot wetgeving, bestuur en rechtspraak zij opgedragen
aan een internationale organisatie. Deze heeft dan een eigen rechtsorde. Bijvoorbeeld art. 92
Grondwet. Het voor Nederland belangrijkste voorbeeld van een verdrag waarbij de genoemde
bevoegdheden zijn opgedragen aan een internationale organisatie, is het Verdrag betreffende de
Europese Unie dat nader is uitgewerkt in het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.
Op grond van deze verdragen heeft de Europese Unie eigen organen die bevoegd zijn tot wetgeving,
rechtspraak en bestuur. Verder heeft de Europese Unie een eigen rechtsorde die deel uitmaakt
van de rechtsorde van elke lidstaat. In Nederland gelden veel regels die komen van de Europese
Unie.
- Deze zijn te vinden in de verordeningen van de Europese Unie (Europese verordeningen).
Deze verordeningen hebben een algemene strekking, zijn verbindend in al hun onderdelen en
zijn rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat, zo bepaalt art. 288 van het Verdrag betreffende
de werking van de Europese Unie (VwEU).
Het geheel van rechtsregels die afkomstig zijn van de Europese Unie wordt het Europees Unierecht
of het recht van de Europese Unie genoemd. Aan het voorgaande moet nog iets worden toegevoegd.
Als blijkt dat een regel van nationaal recht in strijd is met een regel of een besluit van
internationale herkomst, dan is de vraag welke regel geldt. Het antwoord staat in art. 94
Grondwet. Daarin is bepaald welke regel voorrang heeft. Daarbij geldt wel als voorwaarde dat de
regel of het besluit in Nederland eenieder naar zijn inhoud kan binden. Het gaat dan om
verdragsbepalingen die voor iedereen kunnen gelden, zoals bijvoorbeeld de grondrechten uit
het EVRM.
Als een regel van Nederlands recht in strijd is met een bepaling van het EVRM, de Nederlandse
regel buiten toepassing moet blijven. Door de werking van het monistisch systeem van art. 93 GW
en de voorrangsregel van art. 94 Grondwet die op dat systeem berust, neemt het internationale recht
een dominante plaats in binnen de Nederlandse rechtsorde.
1.4 Materieel en formeel recht
Ons positieve recht bestaat uit enerzijds regels die aan personen rechte verlenen en/of plichten
opleggen, en anderzijds uit regels die aangegeven hoe geschillen over de juiste toepassing van deze
regels in concrete gevallen moeten worden beslecht in een juridisch proces.
Materieel recht – regels die betrekking hebben op de rechten en plichten van personen in hun
onderling verkeer. Zij zijn op de inhoud gericht.
Formeel recht - procesrecht
Ieder mens heeft elke dag met regels van materieel recht te maken.
- Voorbeeld bij aankoop van een mobiel - koper moet de koopprijs betalen en hij heeft recht op
levering. Verkoper heeft recht op de koopprijs en heeft de plicht om het te leveren.
Pas wanneer er moeilijkheden ontstaan, komt het procesrecht in beeld.
- Voorbeeld: de koper van een snowboard heeft betaald, maar de verkoper weigert het te
leveren.
In de volgende paragrafen per rechtsgebied (behalve staatsrecht), wordt onderscheid gemaakt tussen
regels van materieel en regels van formeel recht. Binnen het strafrecht wordt onderscheid gemaakt
tussen het materieel strafrecht en het formeel strafrecht (= het strafrechtproces). In het privaatrecht
spreken we van materieel privaatrecht (privaatrecht en formeel privaatrecht (= het burgerlijk
procesrecht/civiel recht).
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur hhsgebruiker. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €12,99. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.