Interpreteren, onderzoeken en theorie vormen
deel 1
Inleiding
Schriftelijk openboek examen.
Je moet dit vak studeren alsof dit een gesloten boek examen is. Zorg ervoor dat je voor het
examen begrijpt wat er in de teksten staat.
Je moet wel echt blokken, je moet concepten kennen, je moet weten wat de belangrijkste
argumentaties zijn van de verschillende auteurs.
Als schakelstudent, bekijk even die achtergrondkennis van wetenschapsfilosofie. Desnoods
cursus van Stefan Cuypers. Dit is geen leerstof, maar wel basis van filosofie van de
wetenschappen.
Leerstof voor dit vak komt op toledo. Er is een overzicht beschikbaar.
Elke week komt de opname van de les en de bijhorende schema’s op toledo.
2 soorten methoden: de kwalitatieve en de kwantitatieve:
Kwalitatief onderzoek:
- is niet zomaar het toepassen van technieken
- Observeren
- Interviews
Raemakers:
‘Je mag om het even wat doen bij kwalitatief onderzoek’
Niet waar, je moet nog harder nadenken over je design bij kwalitatief dan bij kwantitatief
onderzoek.
In kwantitatief onderzoek liggen de stappen wat meer vast dan bij kwalitatief onderzoek.
Bij kwalitatief onderzoek heb je geen echt stappenplan, maar net daarom moet je nog meer
nadenken over het design van wat je doet. Het design is ontzettend belangrijk, daarom moet
je er extra hard over nadenken.
De twee grote stukken in dit vak gaan over onderzoeksinterview en over observatie.
Eerst over wat het is, om het daarna te gaan ontrafelen. Dit loopt uit in 2 brede kaders.
Taal-filosofische kader en het hermeneutische kader. (zie leerstofoverzicht)
Interview en obs lijkt heel vanzelfsprekend, maar er zijn toch wat moeilijkheden aan.
Deze moeilijkheden moet je kennen om goed interviews en observaties te maken.
1
,Pedagogische wetenschappen?
Menswetenschappen:
Er is geen strikte scheiding tussen gedrags-en maatschappijwetenschappen en
geesteswetenschappen, maar het wordt paradigmatisch geschetst om helder te maken wat de
invalshoeken zijn.
Gedrags-en maatschappijwetenschappen:
• Psychologie
• Sociologie
• Economie
Zij hebben bepaalde invalshoek. Ze bestuderen het gedrag van de mens. Ze doen dat op een
specifieke manier. Empirisch analytisch of causaal analytisch. Men is geïnteresseerd in
oorzaak-gevolg relaties. Bv burn-out (Wat zijn de factoren die dit fenomeen veroorzaken?)
Een interesse in causaliteit, interesse in verklaren (erklären). Als je kan verklaren kan je ook
zaken voorspellen en kun je ingrijpen. Je hebt een bepaalde controle over de zaak. Bv: Als je
weet dat bepaalde factoren predictief zijn voor ontwikkelen van burn-out kun je ingrijpen op
factoren en ervoor zorgen dat burn-out niet voorkomt.
→ Op zoek naar oorzaken.
Geesteswetenschappen:
• Theologie
• Filosofie
• Literatuurwetenschappen
• Rechten
Zij bestuderen ook de mens maar het oogpunt waaronder is anders. Hier bestudeert men de
mens meer op niveau van symbolische systemen en betekenisvolle praktijken. Focus ligt ook op
het niveau van de culturele praktijken, objecten, ..
Hier gaat het niet om het verklaren van culturele objecten of praktijken, maar over het inzicht
verwerven (verstenen). Het gaat ook niet om causaliteit maar om constitutie.
Bv. Burn-out. De vraag is hier anders. (Hoe komt het dat we nu precies vandaag in onze tijd
zoiets als burn-out hebben? Waar komt het vandaan? Waarom vandaag?)
Men is op zoek naar inzichten.
We groeperen bepaalde kenmerken en symptomen van mensen samen en plakken er een term
op? Waarom doen we dat?
We doen dat omdat het veel makkelijker is om individuen aan te spreken in plaats van de
samenleving,…
→ Op zoek naar redenen.
Consititutie.
Vb: ‘knipoog’ je weet wat er gebeurt als er een stofje in je oog komt, of als je blaast in het
oog van je buur. Uw ooglid gaat op en neer gaan. Je weet ook wat een knipoog is. De
beweging van het ooglid als er een stofje inzit, dat is te verklaren omdat er een stofje inzit. Dit
is causaliteit, er is een oorzaak omdat het oog beweegt.
Een knipoog geven is natuurlijk helemaal iets anders dan het bewegen van het ooglid omdat
er een stofje in je oog zit. Een knipoog heeft een heel specifieke betekenis, die geef je niet in
elke context, je hebt een bepaalde context nodig.
2
,De pedagogische wetenschappen zitten een beetje bij beide. Het hangt vanaf welke vraag er
gesteld zal worden.
Bv. Parenting-apps
Dit zijn apps en die helpen u bij het opvoeden van uw kinderen. Je kan 2 soorten vragen
stellen.
• Voelen ouders die parenting-apps gebruiken zich beter? Vinden ze dat hun kinderen
het beter doen? → oorzaak-gevolg schema, experimenteel onderzoek, naar
effectiviteit, naar inzet.
• Waarom hebben wij zoiets als parenting-apps, vanwaar de nood? Hoe komt het dat
we die hebben? → vraag naar inzicht en betekenis in de samenleving.
Tekst Foley:
Lees de tekst.
Docent haalt eruit wat wij nodig hebben om te weten waarover kwalitatief onderzoek gaat.
Betekenissen:
De zogenaamde “data” waarmee we werken in kwalitatief onderzoek zijn betekenissen.
• Bv. Parenting-apps, Instagram, … de karakteristieke vraag in kwalitatief onderzoek is
een vraag naar de beleving van de mensen die bepaalde zaken gebruiken. Bv. Hoe
beleven mensen een ouderschap als ze die parenting-apps gebruiken? Welke
betekenis geven ze aan die app? Hoe beleef je het gebruik van Instagram?
• Bv. Stel je doet onderzoek naar hoe wij eerste week aan KUL beleven. Wat zijn de
ervaringen?
In die interviews wordt er gepeild naar ervaringen en belevingen. Je gaat meedelen
hoe je belevenis was die eerste dagen.
In kwalitatief onderzoek ga je betekenissen verzamelen, dit zijn de data waarmee we werken.
Op basis van die interview ga je bepaalde duidingen maken, interpretaties geven aan die
betekenissen.
Particularities:
In de geestenwetenschappen is men doorgaans geïnteresseerd in particularities. Dit zijn unieke
aspecten van een situatie.
In de (harde) wetenschappen (fysica, enz) gaat het erom om kennis op te doen die algemeen
geldig is. Men is opzoek naar generalisaties. Men wil daar afstand doen van particulieren
omstandigheden.
• Bv. In medische wereld wordt er onderzoek naar hersentumoren gedaan. Het doet er
niet toe wat je ervan vindt, of hoe je het beleefd. Het gaat om die hersentumor en hoe
die ontstaat, fysiologisch gezien. Daarom wil men daar onderzoek doen naar iets dat
zoveel mogelijk afstand neemt van die particuliere situaties.
• Bv. Foley: over wetten fysica, zwaartekracht en aantrekking van objecten. In principe is
die kennis niet enkel toepasbaar hier en nu maar overal in het universum. En niet nu
maar ook in de toekomst. Men wil wetten op het spoor komen die algemeen geldig
zijn, dat is het ultieme, algemeen geldigheidsdoel.
3
, Volgens Foley zijn we in de geestenwetenschappen meer geïnteresseerd in het particuliere
geval, kennis. Hij noemt dat indexical, indexicaal. Kennis die betrekking heeft op een
particuliere situatie hier en nu. Hij is geïnteresseerd in als het ware een casus zoveel mogelijk in
zijn nuances en details uiteen te rafelen.
De vraag is dan: in welke mate resultaten in kwalitatief onderzoek veralgemeenbaar zijn naar
andere gevallen/ situaties. Kunnen we vanuit het ene geval iets zeggen over het andere
geval?
Aandacht, interesse in particularities.
Belang van het perspectief van de onderzoeker:
Foley maakt een belangrijk onderscheid in de wetenschappen. In de fysica doet het
perspectief van de onderzoeker er niet toe. Het maakt niet uit wat die vindt van sterren of
zwaartekracht, want de wet is de wet.
In de geesteswetenschappen zegt Foley dat je eigenlijk niet buiten het perspectief van de
onderzoeker kunt. Foley wil hier het volgende mee zeggen: (verduidelijking adhv voorbeeld
van studenten bevragen over beleving op KUL)
• Stel docent gaat interview nemen van ieder van ons. Vanuit zijn perspectief als
onderzoeker, hij is zelf student geweest, zijn belevenis van student zijn, speelt volgens
Foley mee in wat hij hoort in wat wij zeggen. Je kan dat niet uitzuiveren of wegfilteren.
In de wetenschappen kan je dat perspectief uitfilteren, maar in de geestenwetenschappen, kan
je je eigen voorkennis, vooronderstellingen over een bepaald onderwerp niet uitschakelen. Dat
speelt mee in het onderzoek. Volgens Foley is dit ook geen probleem, dat is net de kracht van
de geesteswetenschappen dat je vanuit eigen beleving kan voorstellen wat het zou kunnen zijn
voor iemand anders.
Het uitschakelen van het perspectief wordt soms in vakliteratuur beschreven als bracketing, het
tussen haakjes zetten. (komt docent nog op terug)
Enkele vragen die je je kan stellen:
• Moet je zelf een bepaalde ervaring hebben doorlopen om een goede interpretatie te
kunnen maken van wat dat mensen u vertellen?
• Zou het beter zijn dat je die ervaring zelf niet hebt doorlopen?
• Hoe wordt je eigen perspectief ingezet? Hoe speelt dat mee in het onderzoek?
Expertise in humanities:
Wat betekent het om expert te zijn in wetenschappen of in geesteswetenschappen?
Foley zijn punt:
In de wetenschappen is het zo dat heel veel taken in het onderzoek verdeeld zijn en
onderverdeeld worden in stukjes. Er worden veel gespecialiseerde stukjes onderzoek die dan
samengebracht worden. Je kan je dat voorstellen als grote researchteams die elk een klein
stukje onderzoeken omdat het geheel niet te bezien is, er is gewoon te veel, niet iedereen kan
alles doen in onderzoek. Je hebt hoge mate van specialisatie. Dit betekent ook dat je
specialist kunt zijn in iets heel specifiek. Als andere onderzoeker kan je niets anders dan
daarop te vertrouwen.
4