Inleiding criminologie
Hoofdstuk 1: Deviant gedrag, criminaliteit en criminologie
1.1 Wat is criminologie
Criminologie = multidisciplinaire wetenschap van de criminaliteit
Psychiatrie, geneeskunde, sociologie, psychologie, seksuologie,
rechtswetenschappen, antropologie, politicologie
Object/focus: criminaliteit, misdadiger, slachtoffer, situering in politiek
systeem
Sutherland (1924): wetenschap van criminaliteit als sociaal fenomeen
(maatschappelijke schade)
Stanley Cohen (1988): waarom worden wetten gemaakt, waarom
worden ze overtreden en hoe reageren we daarop?
Belang van onafhankelijkheid van de wetenschap
Criminologie = onafhankelijke wetenschap
Wat is criminaliteit?
Voorbeelden: diefstal, verkrachting, ontvoering, fraude, misbruik, …
Soorten criminaliteit: vandalisme, oplichting, diefstal, jeugdcriminaliteit
Wie bepaalt wat misdadig is of niet: rechtbank, wetten
Waarom wordt ene persoon misdadiger en andere niet: ernst van feiten
Welke ‘soort mensen’ meer risico voor crimineel gedrag:
psychologische problemen, trauma’s in jeugd, opvoeding, slechte
invloed van mensen en omgeving
Aangeboren eigenschappen die crimineel maken: psychische
aandoening, opvliegerige karakters
Verband tussen criminaliteit en sociale klasse: andere soorten vb
diefstal en belastingontduiking
Criminaliteit voorkomen: opvolging/opvoeding jeugd
Wat is crimineel gedrag?
Gevolgen voor slachtoffers en samenleving
Morele opvatting van machtshebber en publieke opinie (= meest
belangrijke opvatting over wat crimineel is of niet): stokslagen
Context van het gedrag (streaker vs naturist, gynaecoloog)
Tijd en cultuur:
- Decriminalisering: tendens waarbij tijd bepalend is vb overspel
schuldige echtscheiding nu niet meer van toepassing
- Criminalisering: proces waarbij dezelfde handelingen in de loop van
de geschiedenis meer crimineler worden vb: milieudelicten hoe
later in de tijd, hoe strenger de maatregelen ivm milieu
1
, Omstandigheden
Criminaliteit als sociaal construct
Criminaliteit =
‘wat we zo noemen’ gedragingen zijn niet crimineel, maar ze worden
crimineel benoemd: bepaalde constructie in maatschappij gemaakt
een ernstige antisociale handeling (ook al is het nog niet strafbaar)
= indringen tegen goede orde in maatschappij
bepaald door maatschappijvisie die men heeft en die heerst: overal
anders afh van tijd, cultuur en plaats
Deviant gedrag en criminaliteit
Deviant = gedrag dat normatieve regels overtreedt afh van tijd, cultuur,
sociale rol
Crimineel = deviant gedrag dat wet overtreedt
1.2 Historisch overzicht
Plato (± 400 v Chr)
Oorzaak: armoede + hebzucht en begeerte bedelaars en dieven
Goed of slecht deel van de persoonlijkheid kan bovenhand krijgen
Opvoeding helpt hebzucht en begeerte beheersen
Geweten dat u aanzet tot goede, maar ook aanhangsel dat criminele
feiten aandringt
Aristoteles sociale harmonie door vergelijking wetgeving in 158 steden
SPA = Socrato, Plato en Aristoteles
Oude testament: Exodus 21:23:25: ‘oog om oog’
Beperking van straf: 1 mensenleven/oog vergelden door maximaal 1
mensenleven/oog
Geen eigenrichting: straf moet bepaald worden door rechter
Genoegdoening (vergoeding, zie herstelrecht= dader en slachtoffer bij
elkaar brengen), geen wraak schade die berokkend werd aan
slachtoffers te compenseren
2
,Middeleeuwen: kerkelijke macht en kerkelijk recht (inquisitie = kerkelijke
rechtbank)
Thomas van Aquino (13e E): in hoogste nood is diefstal geoorloofd
Thomas More (± 1500): boek ‘Utopia’
Burgerlijke OH is zelf crimineel: onderdrukking
Doodstraf elimineert criminaliteit niet
Oorzaken van criminaliteit wegnemen: oorlogen, slechte
landbouwomstandigheden
Te zware straffen voor kleine misdrijven zetten aan tot zwaardere
misdaad
Laat misdadiger slachtoffer vergoeden via werkstraf (= herstelrecht)
Klassieke school: 18e E Verlichting
klassieke criminologie: ‘mens kan met zijn rede en uit vrije wil zijn lot in
handen nemen en verantwoordelijkheid dragen’
1. Montesquieu:
- Heldere wetten verdelen macht en garanderen vrijheid
- Scheiding der machten: wetgevende, uitvoerende, rechterlijke
macht (trias politica)
- Proportionaliteitsbeginsel: tegen te strenge en te wrede straffen
2. Rousseau
- Privé-eigendom veroorzaakt rivaliteit en armoede
- Sociaal contract: niemand kan een mens onderwerpen zonder dat
deze ermee instemt beide partijen moeten hiermee instemmen
(geen onderdrukking)
- Volkssoevereiniteit: volkswil als enige bron van staatsgezag en recht
3. Beccaria: ‘over misdaden en straffen’ (door kerk verboden)
= tegen marteling en doodstraf, pleidooi voor tolerantie (Voltaire) en
humaniteit van gevangenissen
- Zorg dat het recht het individu minimaal hindert
- Wet beschermt beklaagden tijdens proces
- Schade bepaalt ernst misdrijf
- Wetgevende macht bepaalt voorafgaandelijk strafbaarstelling
- Niet zwaarde straffen dan nodig voor afschrikking (te zware straffen
toename misdaad)
- Snelle en voorspelbare straffen: duidelijk verband tussen feit en straf
- Straf is vrij van corruptie en vooroordeel
3
, 4. Utilitarisme: mensen willen voordelen maximaliseren en nadelen
minimaliseren
- Neem voordelen van crimineel gedrag weg door de pijn van de straf,
maar niet ‘meer’ dan nodig om wetsovertreding te voorkomen
- Voorkom criminaliteit door: verhogen ‘pakkans’, snelle ingreep,
voldoende grote straf
- Gevangenissen waar gevangenen werken, een vak leren en moreel
ontwikkeld worden, zichtbaar in centrum van stad als waarschuwing
1.3 Grondleggers: de eerste theorieën: Lombroso 19e E, Italiaans arts-
psychiater
19e E: positivisme = Italiaanse school: ‘Criminaliteit is aangeboren,
natuurwetenschap bewijst dit, geen plaats voor emotie of morele
argumenten:
- Frenologie: vorm en afmetingen van de schedel voorspelt gedrag,
lichaamskenmerken van gevangenen en geesteszieken
- Misdadigers vertonen aangeboren afwijkingen, gedragingen
(beweeglijk, ijdel, hoge pijngrens)
- Crimineel gedrag als avatisme = orgaan dat vroeger functie had en
nu niet meer
terugval in evolutie
Kritiek op Lombroso
Gorin: er zijn geen grote verschillen tussen studenten/professoren en
gevangenen dan tussen studenten/professoren onderling
Lombroso ontkent enkel in vroegste werk invloed milieu op
crimi/moraliteit
Franse school = milieuschool
- Lascassagne: ‘elke maatschappij heeft de criminaliteit die zij
verdient’
- Guerry: statistiek en criminaliteit: sekse, leeftijd, geografische
spreiding
- Quetelet (Belg, statisticus): invloed van onderwijs, armoede, sekse
en klimaat op criminaliteit: ‘normale verdeling, Gausscurve’,
voorspelling van criminaliteit en mogelijkheden tot preventie
4