H1: Inleiding, een boek over kijken
I. Wat is een beeld?
Soorten beelden:
Objectieve externe beelden, bestaat fysiek, heeft een drager en kan door mensen
gezien/gehoord/gevoeld worden:
1. Natuurlijke beelden, een stuk van de realiteit dat potentieel tot een beeld wordt
gemaakt
2. Kunstmatige beelden, beelden gemaakt door de tussenkomst van de mens.
Artefacten, handmatig tot stand gekomen
VB: tekening, tattoo, schilderij, kaarten, wetenschappelijke beelden
Technifacten, technisch tot stand gekomen met het behulp van een
machine.
VB: foto, infra rood, echografie
fenomenale beelden, door een machine gemaakt beeld maar ze
komen op een scherm.
VB: film, televisiebeeld, virtual reality
Subjectieve beelden, hebben niet noodzakelijk een fysiek bestaan, maar een mentaal
bestaan en kan niet door verschillende mensen worden waargenomen.
1. Representatief, mentale beelden die uit de realiteit komen
2. Eigen creaties, mentale beelden die uit de fantasie komen
VB: wens, droombeeld
Half objectieve beelden, mentaal ervaren maar wel extern.
VB: visioen, beelden onder narcose, hallucinaties onder drugs
1
,Concepten:
1. Gelijkenis
Gelijkenis in vormen en patronen is een belangrijk thema in natuurwetenschappen en
kunsten, en de relaties tussen beiden. Ze hebben een uiterlijke overeenkomst.
VB: hersenen lijken op een walnoot.
Gelijkenis is ook een centraal probleem in beeldtheorie. Wanneer is iets een beeld van iets
anders? Wanneer is er (voldoende) gelijkenis?
Plato: een beeld moet niet alle eigenschappen hebben van hetgeen het afbeeldt (anders is
het een duplicaat, vb. munten of sleutels zijn geen ‘beelden’ van elkaar)
Visie van Nelson Goodman:
Gelijkenis op zich is niet voldoende om iets een beeld te noemen. Er kan altijd een
overeenkomst gevonden worden. (zie schema Popper ↓ )
• Gelijkenissen zijn meestal asymmetrisch, in verschillende gradaties, zelfs bij heel
realistische beelden zoals landschappen of stillevens.
• “Beelden zijn nooit een nabootsing.”
• Alle soorten beelden -ook trompe-l’oeilschilderijen en foto's - zijn een interpretatie
van de 'werkelijkheid' en een constructie ervan
Visie van Joshua J. Gibson:
Gelijkenis berust op het feit dat een aantal elementen van het af te beelden object in het
beeld zijn terug te vinden, niet gelijk welk element of detail maar variabelen van hogere orde
• Verbindingen
• Snijpunten
• Knooppunten
• Onderlinge verhoudingen van vormen en vlakken
2
,Visie J. M. Peters;
Objectieve gegevens zijn inspiratiebron voor subjectieve herkenning met een interpretatie
door de kijker. Culturele kennis is veel meer op de voorgrond.
VB: pareidollia, abstracte kunst
2. Afbeelding
Nabootsing van bestaande of verleden realiteit. ‘representatie’ van een realiteit.
VB: foto, maquette, gefilmd beeld
3. Uitbeelding
Uiting van iets dat niet tot waarneembare realiteit behoort. bv. surrealistisch schilderij,
schilderij van Het laatste Oordeel, begrippen of gevoelens uitbeelden
4. Inhoud, datgene dat een beeld afbeeldt
of uitbeeldt
5. Vorm, het verschil tussen de wijze
waarop we de inhoud en het reële object
waarnemen. De schematiseringsgraad of
natuurgetrouwheid
6. Substantie, de materiële uitvoering:
marmer, verf, zilverkorrels op papier, licht op
scherm
II. Wat bedoelen we met beeld? Definitie
Beeld: alle communicatieve middelen die niet primair tekst zijn, door middel van een
tweedimensionaal medium tot ons komen (waaronder we dus bijvoorbeeld ook film kunnen
rekenen, maar niet architectuur of beeldhouwwerk) en primair een communicatief-
retorische functie hebben. Het gaat dus niet over gesproken of geschreven taal, maar over
beeldtaal. VB: strips, tabellen, pictogrammen, cartoons, films
Beeld en vorm
Onderscheid tussen beelden:
1. Vormen lijnen, vierkanten, driehoeken, …
2. Beeldelementen mensen, bomen, huizen, …
3. Het beeld totaal van een voorstelling.
III. Beeld en tekst
De nadruk op beeld betekent dus niet dat tekst niet in
het boek ter sprake komt. Dat komt het wel, maar dan in samenhang met beeld.
VB: hoe verhoudt het beeld zich tot de tekst.
3
, IV. De kracht van beeld met tekst
Het is een misverstand dat beeldtaal alleen maar over beelden gaat.
Sommige afbeeldingen (zoals een grafiek en infographic) hebben ondersteunende tekst
nodig om het te begrijpen.
Een tekst kan een beeld doen wijzigen. Beelden kunnen tekst een hele andere
betekenis geven.
Visuele communicatie: De integratie van beelden en vormen (visuele elementen) én
woorden (verbale elementen)
Information overload = wanneer teveel middelen (zoals één site met interviews, beelden,
een voice-over, pictogrammen etc.) gelijktijdig worden ingezet zorgt dat voor een
information overload. De hersenen hebben namelijk op één moment slechts aandacht voor
óf tekst óf beeld.
V. Communicatief-retorisch
Een beeld kan een beroep doen op je gevoel, om je van een boodschap te overtuigen.
Doel: overtuigen (geen voorwaarde voor kunst).
Een concreet doel naar voorbrengen, communicatie met een doel om te overtuigen.
VB: Die posters van Obama zijn het perfecte voorbeeld van communicatief-retorische
functies. Ze overtuigen om op Obama te stemmen, met een bijzonder krachtig beeld. Het
pictogram overtuigd met een bijzonder krachtig beeld om de ruimte niet te betreden want er
is gevaar.
Als we spreken over een beeld dat een communicatief-retorische functie moet hebben dan
zetten wij daar een normatieve dimensie bij. is het duidelijk en kan het overtuigen. Doet
het beeld wat het zou moeten doen?
VI. 3 theoretische scholen
1. Gestalt theorie: interpretatie, verklaart de perceptie van visuele communicatie (zien)
2. Semiotiek: verklaart dat je de betekenis ervan begrijpt (begrijpen) –
3. Visuele retorica: verklaart hoe visuele communicatie je overtuigt (overtuigen)
4