Sociale agogiek
Veranderen en helpen veranderen: hoofdstuk 1
o Veranderen = onzekerheid: Onzekerheid ook al is het een positieve zekerheid voorbeeld mishandelde vrouw.
o Veranderen heeft verschillende betekenissen: Voorbeeld verandering in weer en inrichting. weer heb je
geen invloed, inrichting wel.
o Beïnvloeden: Doen veranderen beïnvloeden. Professionele beïnvloeding mensen moeten het beter
krijgen
o Agogie agein: voeren of leiden
AGOGIEK: de leer van het doen veranderen van mensen.
Opkomst van agogie
o Enkele eeuwen geleden: kleine overzichtelijke gemeenschappen. Alles van het leven gebeurde in een dorp.
Werk, bevallen, ..
o Ontwikkeling van moderne techniek en wetenschap: industrialisatie. Platteland en mensen zonder scholing
trekken naar de stad, onafhankelijkheid en anonimiteit werd groter meer vrijheid. Maar ook meer
uitbuiting.
o Organisatie hulp en begeleiding op maatschappelijk niveau. Rijke dames gingen naar gezinnen waar sterfte
was, arbeiders kwamen op. Kerk zette in op liefdadigheid. Lonen verhogen en eten voorzien s ’middags.
o (mutualiteit = wederkerigheid), al die veranderingen zorgen voor een betere opvoeding van kinderen dus
ook betere toekomstige werkkracht
o Arbeidsdeling: weinig specialisatie door de industrie. Bv. Pastoor geeft geen les meer maar leerkracht,
verpleegsters zijn geen nonnen meer. Veel instellingen die die mensen herbergen. Niet 1 persoon meer maar
meer arbeidsdeling (meer specialisatie).
o Groei instellingen, agogie kwam door de ophoping van mensen in de steden.
Kenmerken van agogie
Het gaat steeds om mensen in verandering. Een agoog wenst te beïnvloeden.
Voorwaarden voor agogische verandering
1. Het betreft psychosociale verandering: psyche (geest), onderlinge verhouding tussen mensen (sociaal).
Psychosociaal functioneren als individu of in groepsverband
2. De beïnvloeding vindt beroepsmatig plaats: elke verandering die je wilt bereiken gaat via een bepaald
proces.
3. De veranderaar werkt systematisch: Open en eerlijk Professioneel begeleiding. Client wordt niet
onbewust gemanipuleerd. Soms gedwongen, maar betekent niet dat je ze niet kunt veranderen.
4. De beïnvloeding is doelgericht: al je middelen inzetten om jezelf overbodig te maken, mensen leren
emanciperen.
5. De beïnvloeding vindt bewust plaats: je kunt niet iets doen als iemand niet wilt. Hoe moeten we mensen
motiveren.
6. De verandering wordt door de betrokkene gewenst: vrijwillig ondergaan, client moet bereidt zijn
geholpen te worden.
7. De beïnvloeding wordt vrijwillig ondergaan
8. De beïnvloeding is niet wederzijds: beïnvloeding van u naar de client niet andersom, de andere mag je
niet veranderen
9. Het gaat om (jong)volwassenen
(Verandering in louter kennis wordt niet tot de agogie gerekend!) Kennis alleen is niet genoeg, je kan weten hoe het
moet maar doe je het dan ook goed. Doen wat je leer.
, Definitie agogiek
De leer van eenzijdige, systematische, doelgerichte, beroepsmatige beïnvloeding die gericht is op het bereiken van
een meer wenselijk geachte psychosociale situatie van volwassenen (individueel of in onderling verband) die zich van
deze beïnvloeding bewust zijn en die deze situatie ook nastreven.
Client
o Degene die helpt veranderen = agoog
o Degene die de verandering ondergaat =
- Patiënt: niet assertief, afhankelijk, onzelfstandig. Medisch hiërarchie systeem
- Cliënt: gelijkwaardigheid en zelfstandigheid bevorderen. Klant is te commercieel.
- Cliëntsysteem: bijvoorbeeld gezin dat begeleid wordt.
- Doelgroep: bijvoorbeeld mensen in armoede.
Terminologie
o Pedagogie: Payes = kind, het begeleiden van kinderen anders dan het opvoeden. Agogie voor kinderen.
o Andragogie: Begeleiding voor volwassene. Andra = man, alle volwassene, nu agogie.
o Pedagogiek: De praktijkleer van het kind, hoe moet je het doen in de praktijk. (Met k achter)
o Agogiek: de praktijkleer
o (Andr)agologie: Agologie: de wetenschap van de praktijkleer, wat zegt het onderzoek over de verandering van
de client.
Beroepen en werkvelden
o Agogie centraal
o Agogisch aspect: doen ook andere dingen buiten de agogie.
o Werkveld: alles waar mensen werken of geheel van instellingen, mensen, beroepen, organisaties, regels,
wetten die zich bezig houden met dezelfde doelgroep of doel. Bv gezondheidszorg.
Niveaus van psychosociaal functioneren
o Individuele personen: werken aan het zelfbeeld, gevoelens, houding naar andere toe, ambitie, alles wat
eigen is aan u persoon. bv. Leren om assertief te zijn in je relatie, goed je kinderen op te voeden, leren met
geld om te gaan, ..
o Groepen: verzameling mensen die elkaar kennen (groepen) en die elkaar zien als samenhorend. Bv. koppels
of gezinnen, teams, klassen, leergroepen. Rekening houden met vriendschap, jaloezie, vertrouwen ,…..
o Organisaties: groepen met meer anonimiteit, communicatie formeel, soort afstand tussen de leden
onderling. Verandering van onderuit.
o Grotere samenlevingsverbanden = een grote, doorgaans anonieme verzameling mensen met een
gemeenschappelijk kenmerk. Doelgroep ouders, rokers,…
- Subcultuur
- Politiek: Hoe sta je tegenover klimaat
o Micro: individu en kleine groepen
o Meso: kleine organisaties en kleine samenlevingsverbanden zoals school
o Macro: samenleving
Verandering nader bekeken
o Vervangen: iets verdwijnt door oefeningen vanuit de hulp, kennis omzetten in praktijk.
o Toevoegen: er is al iets maar er komt nog iets bij.
o Negatieve uitgangssituatie: helpen oplossen niet oplossen zelf. Een probleem, de mensen willen ergens
verandering in zien.