Ethiek
Uitgangspunt van de ethiek
‘Een mens zonder ethiek is een wild beest dat op deze wereld is losgelaten.’ – Albert Camus.
De mens is bij uitstek een dier dat de keuze heeft om moreel te handelen => we zijn veroordeeld tot vrijheid en
verantwoordelijkheid. (Vrijheid om keuze te maken, verantwoordelijkheid door het nadenken over goed en kwaad.)
Link met Sociaal Werk
o Technisch-instrumentele professionaliteit: De praktische zaken van de job, met de middelen die je krijgt je
job goed uit voeren.
Wat mag/moet ik doen? (doelgericht)
Wat kan ik doen? (efficientiegericht) met zo weinig mogelijk middelen een groot resultaat behalen.
o Normatieve professionaliteit: zaken die opgelicht zijn van uit de organisatie (deontologie)
Wat is wenselijk om te doen? (normgericht)
o Persoonlijke professionaliteit: de normen die je gaat toepassen in de organisatie
Wat wil ik doen? (waardegericht)
Wat zal ik doen? (pragmatisch)
Waarden een soort ideaal, een persoon, organisatie of samenleving kan het nastreven. Internalisatie, een waarde die
je “in” u hebt gestoken. Onbewust pas je u handelingen hieraan aan. Administratief goed werk leveren maar je job
niet goed (genoeg).
o Mensenwerk
Cliënten komen met hulpvraag
Cliënten zijn kwetsbaar
Cliënten geven vertrouwelijke info
Sociaal werker heeft invloed (interventie)
Sociaal werker heeft macht (~ wat is de moraal van anderen?)
o Maatschappijwerk
Sociaal werker moet verantwoording afleggen (argumentatie!)
Spanningsveld (dubbele gebondenheid)
o Maatwerk (ambachtelijkheid)
Elk individu is uniek (géén broodroostermodel - Kunneman!)
Context is alles
Dubbele gebondenheid = sociaal werker zit in een situatie waarin waarden botsen tussen organisaties en de
overheid (oefent de macht uit en legt sommige waarden op). Je kan niet zomaar van een bepaalde input een
verwachte output krijgen.
o Sociaal werkers bepalen zelf hun morele koers
o Ethische dialoog is belangrijk (Kunneman): ‘Wat is het goede werk?’ -> teamwork?
o Ethisch meesterschap: professionaliteit van de sociaal werker
o Belang van een juiste houding: niet oordelen, wel verwonderd luisteren/onderzoeken
o De kunst van het ‘niet-weten’, twijfel en menselijkheid zorgt voor ethische gevoeligheid
o Hulpmiddelen: geduld, empathie, luisteren, kritische vragen stellen, ...
De ideale situatie van een sociaal werker is wanneer je geen vooroordelen kan hebben over de persoon, je weet niks
over de persoon. Adviseren is niet goed want je hebt nog geen verzicht over de hele situatie. (bij eerste ontmoeting)
Conclusie
o Het werk goed doen én het goede werk doen
o Sociaal werk is maatwerk, er zijn geen standaardantwoorden
o Sociaal werk is complex, reflectie en overleg zijn essentieel
, o Vertrouwen is de hoeksteen
Basisidee
o Als sociaal werker vorm je een brug tussen mens & maatschappij.
o Dit doe je door samen met de cliënt een antwoord te zoeken op zijn/haar hulpvraag.
o Hierbij hou je rekening met de waarden en normen van de maatschappij, de cliënt en je eigen
professioneel waardenkader (dus ook de organisatie telt mee).
o Deze interventie die meestal leidt tot een (sociale) verandering doe je vanuit een krachtgericht perspectief
(empowerment) en je sluit aan op het vermogen van de cliënt.
o Zo streef je naar autonomie, vrijheid en verantwoordelijkheid van het individu.
=> Dit leidt tot een training in ‘goede keuzes’ maken.
Empowerment: perspectief bieden aan de client. Omgeving, mogelijkheden bieden om leven terug in eigen handen
te nemen.
Niveaus van morele kwesties
o Micro: gedragen die vertoont worden tussen de SW en client
o Meso: beslissing op basis van de organisatie waar je voor werkt
o Macro: beslissingen hoger op (politiek)
Begrippen
o Waarde: Ideaal dat je/een groep/de samenleving belangrijk vindt om na te streven Vb.: eerlijkheid
o Norm: Handelingsvoorschrift/specifieke gedragsregel. Vb.: je hand opsteken
o Deugd: Goede morele eigenschap van een persoon – internalisering waarden. Vb.: zorgzaamheid, integriteit
4 intuïtieve moralen van Verplaetse (2008):
o Hechtingsmoraal ~ biologie, hormonen, in-group: Moraal die ontstaat door op te groeien met bepaalde
personen. Mensen die dicht bij jou staan eerst helpen. In group= groep waar we vinden dat we bijhoren.
o Geweldmoraal ~ ‘gevaar’: Bedreigt worden in ons eigen welzijn. Geeft een reden om agressief gedrag te
vertonen. Sterk onderdrukt maar wel bij iedereen aanwezig. Kunnen we verantwoorden als goed gedrag.
o Reinigingsmoraal ~ ‘zuiverheid’ ‘zondebok’: Neiging om de in group zo zuiver mogelijk willen houden.
Afstoting van mensen die we niet kennen. Verklaard ook waarom er mensen tegen immigratie. Kan leiden
tot racisme, we hebben de neiging om mensen die binnenkomen in onze groep weg te duwen en te
gebruiken als zondebok wanneer iets misloopt.
o Samenwerkingsmoraal ~ ‘sociaal dier’: Zorgt voor het idee dat samenwerking met elkaar iets goed is, mens
is een sociaal dier. We zijn niet in staat solidair te leven.
= zijn alle 4 aanwezig in de mens.
Neiging tot uiting in een situatie waarin we weinig tijd hebben om na te denken over ons gedrag.
Elke persoon of gemeenschap heeft een moraal ook al zijn er geen duidelijke richtlijnen. Niet altijd bewust, heel veel
mensen laten zich leiden door een onbewust moraal. Onbewust morele kompas gebaseerd op intuïties die sterk
biologisch verankerd zijn Verplaetse
(soorten) ethiek
Systematische reflectie op morele vragen op basis van rationele argumenten = belangrijk voor professionele
training
o Descriptief: beschrijft de moraal in een gemeenschap. bv: hoe kijkt men in verschillende gemeenschappen
naar stelen?
, o Prescriptief (Normatief): beschrijft de moraal die gehanteerd zou moeten worden. bv: beroepsethiek
o Meta: morele vraagstukken van een hoger abstractieniveau.
Niveaus van meta-ethiek
1. Morele ontologie: Wat is de natuur (‘het zijn’) van morele oordelen? -> bv. kunnen morele oordelen juist of
fout zijn zoals een feitelijk oordeel dat is?
2. Morele semantiek: Wat is de betekenis van morele termen/oordelen? -> bv. is een moreel oordeel een
uitdrukking van een gevoel?
3. Morele epistemologie: Is morele kennis wel mogelijk? -> hoe kan men een moreel oordeel verdedigen?
Morele ontologie
MOREEL RELATIVISME MOREEL UNIVERSALISME
geen andere cultuur kunnen beoordelen, we kijken te er zijn waarden die wel gelden voor de gehele
hard vanuit ons waardenpatroon naar andere culturen. mensheid.
Waarden zijn relatief en cultuurgebonden en kunnen
nooit vertaald worden naar andere culturen.
Bedreiging of verrijking? De Verlichting: ‘durf te denken!’ 18de eeuw, eeuw van
de rede
En wat met subjectivisme? Categorische imperatief (Kant)
Regels kunnen maken voor iedereen in de wereld. Een
handeling is goed of slecht hangt af van hoe die
handeling een algemene wet kan worden. Vb. respect.
Wat is cultuur? Invloed op Westerse moderne samenleving
1948: UVRM (Juridische verankering in 1948. Specifiek
na de oorlog om te laten zien dat geweld geen
oplossing is, soort reactie omdat we fundamentele
waarden moeten beschermen voor de mensen in de
wereld.)
Kritiek: morele apathie (geen belang voor andere Kritiek: houdt te weinig rekening met context, gevaar
culturen, ik heb niks over andere culturen te zeggen voor etnocentrisme
want het is de mijne niet. Vormt een onverschilligheid),
status quo, paradox van tolerantie, meta-relativisme.
Kan leiden tot moreel nihilisme: waarden binnen de
cultuur zelf zijn ook nog relatief, dat leidt tot een soort
paradox. Als je zegt dat alle waarden relatief is, kan je
uitleg ook als relatief gezien worden paradox
Moraal volgens Kant is sterk gefocust op het buikgevoel en we moeten zoeken naar objectieve verklaring voor het
vormen van een ethiek. Niet enkel cultuurgebonden je kan nadenken over een rationele en universele regel. Heeft
invloed gehad op de universele mensrechten sterk gebaseerd op de invloeden van Kant.
Definitie sociaal werk
Sociaal werk is een praktijk-gebaseerd beroep en een academische discipline die sociale verandering en
ontwikkeling, sociale cohesie, empowerment en bevrijding van mensen bevordert. Principes van sociale
rechtvaardigheid, mensenrechten, collectieve verantwoordelijkheid en respect voor diversiteit staan centraal in het
sociaal werk. Onderbouwd door sociaalwerktheorieën, sociale wetenschappen, menswetenschappen en inheemse
en lokale vormen van kennis, engageert sociaal werk mensen en structuren om levensuitdagingen en problemen aan
te pakken en welzijn te bevorderen.
Morele ontwikkeling (Freud, Skinner, Piaget)
Stelselmatig internaliseren van waarden en normen die buiten onszelf liggen via descriptieve ethiek (beschrijft hoe
ethiek tot uiting komt).