Evaluatie:
- Rollenspeltoets: 12/20 (januari)
Counselen + coachen
- Reflectieopdracht: 2/20
- Groepstraining: 6/20 (februari) Trainen
Op beide onderdelen minstens 10/20 halen om te slagen
Counselen & coachen
Les 1: kennismaking, situering en introductie
Individueel coachingstraject (staat niet op punten)
2 gesprekspartners: 1 student psychologische gespreksvoering + 1 externe gesprekspartner
Cliënt komt met hulpvraag, 4 gesprekken van 45min, video-opname (uploaden via streams en
beschikbaar stellen voor docent), informed consent
Rollenspeltoets (januari)
Casussen zoals in de les, 10min voorbereidingstijd, 13min gesprek, eerste gesprek of vervolggesprek
Feedback van docent + afgeven reflectieopdracht
Afronding gesprek:
- Eerst: Hoe is het geweest voor jou? Met welk gevoel ga je nu naar buiten?
- Dan: Is het goed dat we dit gesprek tijdens onze volgende afspraak verder zetten?
Exploreren in de diepte
Les 2: engageren
4 fasen in motivationele gespreksvoering (MGV)
1
,Fase 1: engageren → het vestigen van een helpende relatie
Werkrelatie aangaan (vertrouwen, wederzijds respect, samenwerking en overeenstemming mbt de
doelen)
Valkuilen: assessment, deskundigheid, voortijdig focussen, etiketteren, schuldvraag, babbelen
Kernvaardigheden: open vragen stellen, reflectief luisteren, bevestigen, samenvatten
Reflectief luisteren:
Verschillende niveaus:
- Papegaaien: letterlijk herhalen
- Parafraseren: herhalen met andere woorden
- Reflecteren: teruggeven van het onderliggende gevoel/conflict
Oefening reflecteren:
Ik wil eigenlijk niet stoppen met roken, maar het is slecht voor mijn gezondheid. Ik heb het in het
verleden al geprobeerd. Het was niet makkelijk.
→ je wil dus niet stoppen met roken
Niet belangrijk wat je reflecteert, maar hoe
→ het is overduidelijk dat je moet stoppen cliënt hier op in gaat → gesprek gaat hierop
verder
→ je twijfelt of je wel kan stoppen met roken
2
,Les 3: ontlokken
Fase 3: ontlokken → het ontlokken van de eigen motivatie voor de verandering van de cliënt
Zelfdeterminatietheorie:
Motivatie: staat van gereedheid voor verandering (ontlokken, niet opleggen)
3 essentiële aspecten:
- Cliënt is overtuigd dat hij in staat is om te veranderen (‘ik heb de capaciteiten’)
- Cliënt is bereid om te veranderen (‘ik zie het belang’)
- Cliënt is gereed om te veranderen (‘veranderen is mijn prioriteit’)
Ambivalentie: normale stap op weg naar verandering (zorgt vaak voor spanning)
Soorten ambivalentie:
- Toenaderen/toenaderen: 2 positieve keuzes (bv. ik wil mijn ouders bezoeken omdat ik dit belangrijk
vind, maar ik wil ook in de zetel blijven liggen om extra energie te winnen)
- Ontwijken/ontwijken: 2 negatieve keuzes (bv. als ik iets met mijn vrienden doe stel ik mijn vriendin
teleur en als ik iets met mijn vriendin doe stel ik mijn vrienden teleur)
- Toenaderen/ontwijken: 1 keuze met zowel positieve als negatieve aspecten (bv. ik heb zin in een
ijsje, maar dat is ongezond)
- Dubbel toenaderen/ontwijken: 2 keuzes met elk positieve en negatieve aspecten
3
, Cliënt:
- Verandering is een geleidelijk, heen-en-weergaand proces waarbij de ambivalentie zich vooral
intern afspeelt
- Meerstemmige zelf: identiteit is vloeiend en contextafhankelijk
Hulpverlener: herkent en verkent verandertaal, ontlokt verandertaal, versterkt verandertaal
Verandertaal ontlokken:
- Open vragen stellen → Waar ben je naar op zoek in deze begeleiding?
- Gebruik van de belangenmeetlat → Hoe belangrijk is dat voor jou?
- Doorvragen en differentiëren → Hoe verloopt dat precies?
- Naar uitersten vragen → Wat baart jou het meeste zorgen?
- Terugkijken → Hoe heeft die pijn jou veranderd?
- Vooruitblikken → Hoe wil je er binnen 5 jaar voor staan?
Behoudtaal en wrijving (maken deel uit van verandering, ≠ weerstand)
Behoudtaal: argumenten voor het behoud van de huidige situatie (‘ik wil niet stoppen met roken’,
‘mijn relatie is goed zoals die nu is’)
Wrijving: verstoringen in de relatie (‘het is toch logisch dat ik dat doe’, ‘ik ben niet akkoord met wat
je zegt’)
Wrijving herkennen
Natuurlijke reactie en (nuttig) signaal → herken en doe er iets mee
(Verbaal) weerwerk: discussiëren, ontkennen, minimaliseren, twijfelen, onderbreken (‘ik denk niet
dat dit gaat helpen’, ‘zo erg is het eigenlijk niet hoor’)
Non-verbaal: negeren, geen oogcontact meer, wenkbrauwen fronsen, zuchten
Voor/na gesprek: te laat komen, afspraak annuleren/vergeten, opdracht thuis niet maken
→ geef erkenning (het is een grote stap), reflecteer, benoem de ambivalentie, herkader, verleg de
aandacht, bevestig persoonlijke keuze en controle (jij beslist)
4