SAMENVATTING: LEERWEEK DIVERSITEIT
HOOFDSTUK 1: CULTUUR
DEFINITIE
Diversiteit = “Verscheidenheid, datgene waarin mensen van elkaar verschillen”
HOFFMAN
Ontwikkelde het TOPOI-model: een systematiek van aandachtspunten en interventies voor de interculturele
gespreksvoering.
DEFINITIE
Cultuur= “gemeenschappelijke wereld van betekenissen en gewoonten die bepaalde sociale groep kenmerkt” =
“sociale constructie”. Vb. uitspraken:
o ‘Dat is onze cultuur’
o ‘Behoud van eigen cultuur’
o ‘Dat is écht een andere cultuur!’
o ‘Cultuurbotsing’
o ‘Leven tussen twee culturen’
Invloed van cultuur op iemand= verhaal over levensgeschiedenis, opvoeding, socialisatie, gewoontes, tradities,
referentiekader, waarden en normen…
Iedere mens: maakt deel uit van verschillende collectieven (sociale groepen):
o Homogeen/gedeeld: vb. familie van elkaar zijn.
o Heterogeen/gedeeltelijk: vb. je bent niet alleen familie, ook deel van andere collectieven zoals
vriendenclub, buurt, geloofsgemeenschap, studie, online game club, hiphoppers, werk etc.
Sommige collectieven kies je zelf, andere kan je niet zelf kiezen. Elke collectief heeft een zekere cultuur. Aan elk
sociaal verband kan je een identiteit ontlenen = multicollectiviteit én multiculturaliteit van elk individu.
Door die multicollectiviteit, multiculturaliteit en meervoudige identiteit kunnen culturele verschillen en
misverstanden in elke ontmoeting tussen mensen naar voren komen. Dus:
o Elke communicatie is intercultureel
o Gespreksvoering met mensen van waar dan ook is ook maar gewone communicatie
=> mensen met verschillende culturele achtergrond: ook overeenkomsten!
=> verschillen in communicatie kunnen naast cultureel ook sociaal-economisch, politiek, juridisch, biologisch of
psychisch zijn.
Elk collectief heeft een zekere cultuur in de zin van gedeelde betekenissen:
o Taal
o Kennis
o Waarden en normen
o Symbolen, rituelen, helden
Vb.: familiecultuur, beroepscultuur, jongerencultuur, professionele, nationale, religieuze
culturen…
NB: religie ziet Hoffman als vb. van cultuur
, Culturen beïnvloeden de communicatie: verbale en non verbale taal, zienswijzen, beelden en verwachtingen in
de ontmoeting met de andere.
OPBOUW VAN CULTUUR
o Waarneembare laag: boven water
Taal, symbolen, helden, rituelen, gewoonten, ceremonies etc.
o Niet waarneembare laag
Kernwaarden
Mens- en wereldbeelden
1+2= nauw verbonden
Coherentie: cultuur als verbindend element (‘lijm’ of ‘cement’)
Samenhang van collectieven en hun culturele stabiliteit komt niet door bindende N&W maar door de schepping
van normaliteit: het bekend zijn en raken met verschillen en tegenstrijdigheden… binnen die collectieven.
VERWERVING VAN CULTUUR
1. Enculturatie: “het proces van het aanleren van culturele kenmerken” door vb.:
o Onderwijs
o Opleiding
o Vriendenkring
o Werk
o Vrije tijd
o Migratie (…)
=>Culturen zijn dus aangeleerd, niet aangeboren of overgeërfd.
=>Verwerven van cultuur = door impliciet leren (verhalen, spreekwoorden, ‘dat hoort niet voor een meisje’,
boeken, …recepten) en expliciet leren (school, onderwijs…)
2. Acculturatie: “processen van beïnvloeding en verandering in de culturele oriëntatie wanneer culturen
langdurig met elkaar in contact komen” vb. door migratie
o Vindt in alle groepen plaats die met elkaar in contact treden
o Grootste verandering bij minderheidsgroepen
ACCULTURATIESTRATEGIEËN VAN BERRY:
Cultureel behoud (JA) Cultureel behoud (NEE)
Cultuuraanpassing (JA) Integratie Assimilatie
Cultuuraanpassing (NEE) Separatie Marginalisatie
Kritiek op het model van Berry
o Acculturatiestrategieën zijn tot op zekere hoogte domein- en situatie specifiek, bv mensen met
migratieachtergrond die zich aanpassen qua taal, nieuws, sociale contacten, onderwijs en arbeid, maar
meer op cultuurbehoud gericht zijn m.b.t. opvoeding, feesten, gebruiken…
o Keuze welke strategie gebruikt wordt, wordt o.a. sterk beïnvloed door de houding van de dominante
groep t.a.v. het acculturatieproces! (niet per sé vrije keuze)
CULTUUR IS DYNAMISCH