CELLEN & WEEFSELS
Hoofdstuk 1: het lichaam als functioneel geheel
1.1 de organisatie van het lichaam
1. p.1 tot p.12 lezen
1.2 het totaalbeeld: niveau van het organisme
p.12 tot p.14 lezen
1.3 interactie van structuur en functie
p.15 tot p.16 lezen
1.4 homeostase
Definitie:
Lichaamscellen hebben een relatief constante inwendige omgeving (druk, temperatuur,
chemische samenstelling,…) nodig om te kunnen overleven en gezond te kunnen blijven.
De vloeistof waarin cellen baden’ de extracellulaire vloeistof, bevat vele tientallen
verschillende moleculen. Deze moeten dus allemaal in een correcte en constante
hoeveelheid voorkomen in het bloed of in andere lichaamsvochten.
Het belang van het onderhouden van homeostase is dat lichaamscellen zich dienen te
bevinden in een omgeving die voldoet aan alle noden van de cel en hen toelaat normaal te
functioneren.
Structurele elementen voor het behoud of herstel van homeostase = homeostatische
controlemechanismen
Homeostatische controlemechanisme:
Bevinden zich in alle systemen en organen van het lichaam en op alle structurele niveaus
Vb. sport zal de nood aan O2 doen stijgen opstapeling afvalproducten en CO2 verhoging
van ademhalingsfrequentie bloedzuurstof zal stijgen verhoging van de eliminatie van
CO2 als de inspanning stopt zal er een nieuwe aanpassing gebeuren
Homeostatische feedback control loops:
= terugkoppelingscontrolelussen, zeer complex en geïntegreerd communicatie- en
controlenetwerk
Nodig om zelfregulatie tot een goed einde te brengen
Informatie wordt overgedragen via zenuwimpulsen of door hormonen
Negatieve feedbacksysteem: veranderingen tegenwerken en zijn opgebouwd uit
verschillende structurele componenten
1
,Structurele componenten:
1) Een sensor of waarnemend/afferent mechanisme
Afferent = de beweging van een signaal vanuit een sensor naar een controlecentrum
2) Een controlerend centrum
3) Een effector of uitvoerend mechanisme
Efferent = beweging van een signaal vanuit het controlecentrum naar een
effectormechanisme
Werking:
Het lichaam moet instaat zijn om de verschillende variabelen waar te nemen. Hiervoor
treden zenuwcellen of hormoonproducerende endocriene kliercellen op als homeostatische
sensoren.
Een sensor staat in om het element dat gecontroleerd dient te worden te identificeren, maar
ook om te reageren door het genereren en doorsturen van een afferent signaal naar een
controlerend centrum.
Wanneer dit centrum (gebiedje in hersenen) een input ontvangt wordt deze informatie
geanalyseerd en geïntegreerd met de input van andere sensoren.
Indien nodig voor het behoud van de homeostase zal een efferent signaal gezonden worden
naar een geschikt effectormechanisme (organen zoals spieren, klieren,…) die direct de
gecontroleerde variabelen kunnen beïnvloeden.
Het zijn de effectoren die ervoor zorgen dat de variabelen zullen verhogen of verlagen om ze
binnen de grenzen te houden.
Vb. verwarming geregeld door thermostaat
Vb. lichaamstemperatuur: (figuur 1.9B)
o Sensoren lichaamstemperatuur = warmtereceptoren (zenuwuiteinden) in de huid en
bloedvaten
o Koude omgeving temperatuur daalt feedbackinformatie via afferente zenuwbanen
naar een specifiek integratiecentrum in de hersenen, de hypothalamus
o Deze vergelijkt de eigenlijke temperatuur met een vooropgestelde waarde en zal indien
nodig via efferente zenuwbanen een signaal sturen naar een effector, namelijk de
spieren.
o Deze gaan beginnen trillen om warmte op te wekken waardoor de lichaamstemperatuur
weer zal stijgen tot een normale temperatuur
o Feedbackinformatie zal ervoor zorgen dat de hypothalamus zijn stimulatie van de
skeletspieren zal stopzetten als de temperatuur voldoende hoog is.
Hoofdstuk 2: de cel
2.1 inleiding
Celtheorie:
2
, = Een cel is de fundamentele eenheid van de organisatie van het leven
Ontstaan in 1830, door 2 Duitsers, M. Schleiden en T. Schwann
Zij zeiden dat alle levende organismen samengesteld zouden zijn uit 1 of meer cellen.
R. Hooke (1665) was de eerste die een cel beschreef.
Definitie cel:
Een cel is de kleinste georganiseerde eenheid van elk levend organisme die in staat is tot een
langdurige onafhankelijk bestaan en tot het vervangen van zijn eigen substantie, mits in een
geschikte omgeving.
Het gaat dus niet om een eenheid van kleven maar om een eenheid van organisatie.
In het geval van meercellige organismen moet een de extracellulaire materie en vloeistof in
aanmerking genomen worden.
Moderne celtheorie:
Nodig voor het begrijpen van het functioneren van het lichaam:
1) Cellen zijn bouwstenen van alle planten en dieren
2) Cellen kunnen slechts tot stand komen door deling van reeds bestaande cellen
3) Cellen zijn de kleinste eenheden die alle vitale fysiologische functies kunnen waarmaken
4) Iedere cel onderhoudt homeostase op cellulair niveau
5) Homeostase op het niveau van weefsels, organen, stelsel en het individu is het gevolg
van een gecoördineerde activiteit van vele cellen
Het menselijk lichaam:
Bestaat uit miljarden cellen
Onze activiteit is het resultaat van het gecoördineerd op elkaar inspelen van deze cellen
Daarbij werkt elke cel als een functionele entiteit en reageert ze op omgevingsfactoren
(functioneel = verband tussen structuur en functie)
Microscopie:
Voor de studie van de uiterst kleine structuren van cellen zijn er krachtige
waarnemingsapparaten, microscopen, nodig
Deze beelden de structuren veel groter af dan de werkelijkheid
Soorten:
o Lichtmicroscopen (helveld = wit licht, fluorescentie = voor cellen die licht uitzenden en
waarbij je in het donker gaat kijken)
o Elektronenmicroscoop
Meeteenheden:
Cellen en grote celorganellen micrometer (µm = 10-6m)
Subcellulaire structuren en moleculen nanometer (nm = 10-9m)
Eenheid in celbiologie Ångström (Å = 10-10m) geen standaardeenheid
Scheidend vermogen:
Minimumafstand tussen twee punten zodat ze nog als afzonderlijke punten worden
waargenomen
R = 1,22λ/2N.A. met λ = golflengte van het gebruikte licht, N.A. = kwaliteit van het objectief
2.2 functionele structuur van cellen
Structuur: figuur 2.1
Een cel is microscopisch klein
o Kleinste cel rode bloedcel (7µm)
o Grootste cel bij vrouwen eicel (100µm)
o Grootste cel bij mannen dwarsgestreept skeletspierweefsel
De structuur en de vorm staan met elkaar in verband
o Vb. een zenuwcel heeft zeer fijne draadvormige uitlopers die meer dan een meter
kunnen zijn. Zo is deze perfect geschikt om zenuwimpulsen ultrasnel te geleiden over
grote afstanden in het lichaam.
o Vb. spiercellen zijn lange draadvormige cellen, gespecialiseerd om samen te trekken en
dus korter te worden.
o Andere cellen kunnen zuurstof transporteren, secretieproducten afscheiden of een
beschermende functie uitoefenen.
Een typische cel: figuur 2.2
Geen enkele cel bevat alle gespecialiseerde componenten die we zien in verschillende types
Een typische cel is een samengestelde cel met al de belangrijkste componenten .
Figuur 2.2 is een typische eukaryotische cel.
Prokaryotische cellen en plantencellen kunnen zeer sterk afwijken.
Stamcellen lijken het meest op een typische cel omdat deze nog kunnen differentiëren tot
alle soorten cellen.
Celstructuren:
Vroeger dachten we dat een cel een eenvoudige, met vloeistof gevuld blaasje was.
Vandaag weten we dat alle cellen heel complexe structuren zijn .
Elke cel is omgeven door een celmembraan of plasmamembraan die de cel scheidt van haar
omgeving, de extracellulaire vloeistof.
Het binnenste van een cel bestaat hoofdzakelijk uit een geleiachtige substantie, het
cytoplasma.
Het cytoplasma bestaat uit verschillende organellen in een waterige oplossing, de
intracellulaire vloeistof of cytosol.
Een cel bevat (meestal) een celkern, waarin genetische informatie in chromosomen ligt
opgeslagen. De kern maakt geen deel uit van het cytoplasma en ligt centraal in de cel.
Ook de samengestelde delen van een cel zijn structureel gespecialiseerd om specifieke
functies te vervullen binnen de cel.
De voornaamste delen van een cel zijn: plasmamembraan, cytoplasma (met de
celorganellen) en de celkern.
2.3 functionele structuur van membranen
Membranen:
Een typische cel bevat een grote variëteit aan membranen (figuur 2.2)
4
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur LepageJ. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €10,49. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.