NORMALE SPRAAK- EN
TAALONTWIKKELING
INLEIDING
Taal bestaat uit 3 taalaspecten of taalcomponenten:
1. Taalvorm
2. Taalinhoud
3. Taalgebruik
Die zijn belangrijk voor communicatie.
Taal heeft 4 modaliteiten:
1. Begrijpen
2. Uiten
3. Gesproken
4. geschreven
Spraak beperkt zich tot de productie van spraakklanken
Elk taalcomponent of taalaspect kan verder worden ingedeeld in taalfacetten:
1. Fonologie of klankleer
2. Morfologie of woordleer
3. Syntaxis of zinsleer
4. Semantiek of betekenisleer
5. Pragmatiek of taalhandelingsleer
Tabel: taalmodaliteiten en taalaspecten
Bij invulling volledige beschrijving van taalverschijnselen die voorkomen bij cliënt met
taalontwikkelingsstoornis
1
Samenvatting NST FB
,Actief en passief:
Taalbegrip = passief, je kent het maar kan het nog niet benoemen
Taalproductie = actief, je kan het woord benoemen
Vb. het verschil tussen boom en bomen actief wanneer je op het juiste moment het
meervoud kan gebruiken
Passief = het snappen, begrijpen = taalbegrip
Actief = zelf produceren, uiten = taalproductie
Taalstaal Een momentopname, een gesprek om zoveel mogelijk taal uit te lokken
door vragen te stellen bij een bepaalde activiteit en dit gesprek opnemen.
Algemeen kader: ICF
Om naar de cliënt in zijn geheel te kijken, niet enkel naar de stoornis
Hoe de verschillende factoren elkaar beïnvloeden
Externe factoren: omgeving, aanwezigheid partner, steun…
Producten en technologie
Natuurlijke omgeving
Ondersteuning en relaties
Attitudes
Diensten, systemen en beleid
Interne factoren: zelfbeeld, karakter…
Functies
Specifieke mentale functies: gerelateerd aan taal
Stem en spraak: articulatie
Activiteiten
Leren en toepassen van kennis aanleren van (extra) taal
Communicatie
Communiceren – begrijpen
Communiceren – zich uiten
Conversatie en gebruik maken van communicatie apparatuur- en
technieken
Tussenmenselijke interacties en relaties
2
Samenvatting NST FB
, Belangrijke levensgebieden
Spelen: deelname aan spelen
Spraak VS taal:
Taal
4 modaliteiten
Begrijpen, uiten, gesproken, geschreven
Begrijpen of uiten van gesproken of geschreven taal
Spraak
Productie van klanken
articulatie
1. FONOLOGIE EN FONETIEK
Fonetiek: onderzoekt de feitelijke realisering van klanken klanken/fonen
Gaat uit naar geheel aan klanken die in taal kunnen voorkomen
Aandacht voor verschillende articulatieplaatsen- en wijzen van klanken
(articulatorische fonetiek)
Aandacht voor de natuurkundige kenmerken van klanken (akoestische fonetiek)
Aandacht voor d waarneming van klanken (auditieve fonetiek)
Fonologie: onderzoekt het klanksysteem van een taal = klankleer
Voor elke taal een afgebakend setje klanken definiëren die betekenisonderscheidend
werken
Onderzoekt fonemen = betekenis onderscheidende/distinctieve kenmerken
Vb. rood en lood (kind weet dat het verschillend is, maar kan de r nog niet
produceren
Belangrijk om te weten hoe klanken gevormd worden en hoe je ze kan combineren in
woorden
Klanken worden opgedeeld in 3 categorieën:
1. Consonanten of medeklinkers (p, t, k, s, f…)
2. Vocalen of klinkers (a, e, i, o, ie, oo…)
3. Diftongen of tweeklanken (ui, ei, ij, ou, au…)
Verschillende aandachtspunten van fonetiek en fonologie illustreren aan de hand van
analyse Nederlandse /r/:
Tongpunt-r: rollende, getrilde, gevormd met puntje van de tong
Huig-r: achterin de mond gevormd aan uvula of huig
Individuele verschillen in concrete vorming van tongpunt-r: meer of minder
lang/sterk gerold
Individuele verschillen in concrete vorming van de huig-r: wrijfklank of meer gerold
als tril
3
Samenvatting NST FB
, Volgens fonetici: verschillende klanken
Op verschillende wijzen en op verschillende plaatsen gevormd
Akoestische fonetici: elke afzonderlijke realisering van r is anders
(spraakgeluid kan verschillen vertonen: geluiddruk, intensiteit, frequentie van
de toonhoogte)
Verschillende tekens voor de verschillende types r:
Fonetici zien de verschillende mogelijkheden om r uit te spreken als varianten:
Varianten (= allofonen) van hetzelfde foneem /r/
Omdat de uitspraak niets aan de betekenis van het woord verandert
Klanken die wel iets aan betekenis veranderen: aparte fonemen (vb. riet ≠ liet)
hebben betekenisonderscheidende of distinctieve functies
Concept van distinctiviteit = centraal concept van fonologie
Of bepaalde klank betekenisonderscheidende functie heeft: onderzocht met behulp van
minimale paren:
Woordparen die zich maar in één klank van elkaar onderscheiden
Vb. riet/liet, zit/pit, peren/beren, boom/bom, heus/geus, kous/kuis, mot/bot
Foneeminventarissen
= het geheel aan betekenisonderscheidende klanken
= samenstelling van klanksystemen
Verschilt van taal tot taal
Wat in ene taal foneem is, is in andere taal allofoon (variant van foneem
Vb. in het Japans is er geen onderscheid tussen de l en Hoe worden klanken
geproduceerd?
4
Samenvatting NST FB