NEDERLANDS – theorie juni 2022
Babette Lefever
Middelnederlandse lyriek
Middeleeuwse lyriek = zeer verscheiden, vaak liederen en diverse onderwerpen
-> vaak pas 19ste eeuw opgeschreven bv. Gebroeders Grimm (= bekendste taalwetenschappers)
gewone volk: kon niet lezen of schrijven MAAR konden zingen
2 SOORTEN
- volksliederen
- cultuurliederen
I volksliederen
- zeer oud (afleiden uit inhoudselementen/ bronnen)
- inhoud en vorm is vaak gebrekkig (soms veel details, sprongen en herhalingen)
- auteur is onbekend
- epische, lyrische en dramatische elementen wisselen af *
- personages nemen oningeleid het woord
- cultuursfeer vrij primitief soms barbaars (= voorhoofs)
* episch => soms een verhaaltje
lyrisch => gevoelige elementen
dramatisch => gesprekken
2 SOORTEN
- ballade = somber en tragisch gebeuren
- romance = licht en vrolijk van toon
VOORBEELDEN
Heer Halewijn verhaalt hoe een koningsdochter bloedig wraak neemt op een vrouwenmoordenaar.
Van twee koningskinderen vertelt hoe een andere prinses zelfmoord pleegt, nadat haar geliefde
door een jaloerse oudere vrouw de dood is ingelokt.
Het daget inden oosten verhaalt dat een jonge vrouw in het klooster gaat, nadat ze eigenhandig haar
minnaar heeft begraven, die door een afgunstige ridder is gedood.
Daarnaast zijn er nog historische liederen die gebeurtenissen of toestanden bezingen (vb. over een
moord); dans- en minneliederen (vb. Des winters als het regent; Zeg kwezelken wilde gij dansen),
drinkliederen, arbeidsliederen...
II cultuurliederen
- Uiting van persoonlijke betrokkenheid van een individu bij het onderwerp
= de dichter schrijft zijn eigen gevoelens (= ik-poëzie)
- zeer verzorgd en hebben kunstige vorm
- kaderen in traditie van de hoofste minne**
1
,** hoofste minne => ontstaan in Franse Provence; werd nieuwe trend voor minnezangers /
troubadours (= een Middeleeuwse kunstenaar. Ze waren een soort mengvorm van muzikanten en dichters. Ze
componeerden liederen en droegen die voor. Hierbij begeleidden ze zichzelf op een muziekinstrument, vaak een
snaarinstrument.)
< Franse Provence: de adel werd verfranst (klonk chiquer) -> Frans werd belangrijker
1 Hoofse minnelyriek
- liefde is hierin veredeld: geen passioneel gebeuren meer (MESURA)
- ideale dame werd aanbeden en de ridder-minnaar kon alleen maar wachten en hopen
- literaire feitelijkheid (= de werkelijkheid in de boeken was niet zoals die in het echt)
Hendrik van Veldeke, onze eerste met naam gekende dichter, schrijft er voor 1200 een dertigtal, die
alleen maar teruggevonden zijn in het Middelhoogduits*. Men heeft ze terugvertaald in het
Limburgse Diets, dat hij waarschijnlijk heeft gesproken.
* Middelhoogduits: Duits uit de middeleeuwen afkomstig van het zuiden (hoge gebieden <=>
Platduits)
De ‘Lundse’ liederen worden zo genoemd omdat ze teruggevonden werden in de
universiteitsbibliotheek van Lund (Zweden) (vreemd dat ze hier gevonden waren) . Het zijn 16
minneliederen van een onbekende Limburgse dichter, van wie er al eerder acht, vrij gehavend waren
ontdekt.
Hertog Jan I van Brabant heeft negen minneliederen nagelaten, ook alleen maar in het
Middelhoogduits. Men heeft ze omgezet in het Brabantse Diets, zijn moedertaal. Ze zijn hoofs van
toon en klinken erg vrolijk.
liederen vallen op door:
- verzorgde vorm (strofebouw, rijmschema)
- symbolen (roos, Natureingang)
- hoofs taalgebruik
Sommige zijn wachterliederen, ( = alba) waarin het paar door de roep (Harbalorifa) van een wachter,
die van hun geheime liefde op de hoogte is, erop attent wordt gemaakt dat het tijd is om afscheid te
nemen.
2 Elegieën of klaagliederen
Een elegie is een lyrisch (gevoelig) gedicht waarin naar aanleiding van de dood van een geliefde of
een andere droevige gebeurtenis gemijmerd wordt over de tragische aspecten van het leven; vaak
wordt er troost gezocht in één of ander eeuwigheidsprincipe (vb. “ tot in de hemel”).
Het Egidiuslied (Jan Moritoen*) is de klacht van de dichter om het verlies van zijn beste vriend,
Egidius.
* Dit is ONZEKER; het staat samen met 4 andere boeken (dezelfde vorm en stijl) maar enkels bij het
laatste gedicht is er een acrostichon. (= naamdicht)
2
,Deze elegie is een van de hoogtepunten uit het Gruuthusehandschrift (147 liederen), waarschijnlijk
het repertoire (= een lijst van toneelstukken, liederen … < toneelgezelschap…) van een
zangvereniging.
Een ander lied uit deze verzameling is Aloëtte, waarin de dichter hulde brengt aan Egidius zijn meisje,
die na diens dood in het klooster is getreden.
3 Sociale lyriek
= strofische gedichten waarin wantoestanden van de Kerk en maatschappij worden aangeklaagd
Sociaal was toen = God, mens en maatschappij
Jacob van Maerlant:
In drie reeksen gedichten (aangeduid als de Martijns) voeren de dichter en een zekere Martijn
gesprekken over standenverschil, uitbuiting, oneerlijke verdeling van bezit, zedenverval.
In Vanden Lande van Oversee (= door mohammedanen ingenomen landen) roept hij de
onverschillige gelovigen op tot een nieuwe kruistocht
III tussenvorm
= een mix tussen volksliederen en cultuurliederen
KENMERKEN (van beide)
- late ME opgeschreven
- geen auteur
- verzorgde vorm
- één versie
Vb. Ghequest ben ic van binnen
DIDATIEK
= leercursussen
Epiek, lyriek en dramatiek = nu enige genres
Het was op rijm, was ook literatuur ( moest mooi zijn want boek = DUUR)
BEDOELING: kennis bij te brengen (dus nu niets of weinig met literatuur of kunst te maken)
MAAR in de ME => geen onderscheid tussen wetenschap en kunst (master of arts = talenstudie)
Vraag naar wetenschap en didactische geschriften door
- opkomst steden
- teruggang adel
- vrije burgers: geen behoefte aan ridderverhalen en verlangden iets te lezen dat nuttig en waar was
Jacob van Maerlant baseerde zich vnl. op Latijnse voorbeelden ( zie p.4)
Der Naturen Bloeme (over de mens, de dieren, de planten, de mineralen)
= het beste van de natuur = alles wat belangrijk
de Rijmbijbel (het Oud en Nieuw Testament) was om te weten
de Spieghel Historiael ( de geschiedenis van de schepping tot zijn eigen tijd)
3
, => basis moderne wetenschap
Om beweringen kracht bij te zetten verwijst hij naar
gezaghebbende bronnen, want zij staan garant voor de
waarheid.
-> olifant getekent zonder hem ooit gezien te hebben
Op basis van beschrijving van ridders die van de
kruisttochten kwamen.
Temperamentenschema :
LUCHT = bloed Mens = microkosmos
VUUR = gele gal
4 elementen = 4 lichaamsvochten (humores lat. > humeur) van de
AARDE = zwarte gal mens
WATER = slijm
-> iedereen heeft zijn eigen ideale verhouding afh. van karakter
Iemand is GELUKKIG (= gezond) als hij in zijn element is
Iemand is ZIEK als hij foute verhouding heeft
Dokter gaf advies a.d.h.v. jouw overheersend lichaamsvocht
GELE GAL = cholericus = opvliegend
ZWARTE GAL = melancholisch = melancholisch
SLIJM = flegmatisch = rustig, vredevol
BLOED = sanguinisch = vrolijk, naïeve, “een Johnny”
Jacob van Maerlant – Der naturen Bloemen
Jacob van Maerlant
- ca. 1230 -1290
- West-Vlaamse dichter (hypercorrecte h)
- groot belang bij kennisoverdracht
- uiterst productief
Der naturen Bloeme
Ca. 1264
Bestaat uit 13 boeken (= hoofdstukken)
4