FISCAAL RECHT EN ARBEIDSOVEREENKOMSTEN
Simon Kuhn
DEEL 1: ALGEMENE INLEIDING EN BASISPRINCIPES
H1. OORSPRONG VAN BELASTINGEN
1.1 OORSPRONG
De oorsprong van belastingen is de noodzaak om de overheidsuitgaven te financieren.
- dit kan in diverse vormen:
→ vroeger: land, brood,...
→ vandaag: zo’n 90% uit heffing
NO TAXATION WITHOUT REPRESENTATION
Vroeger was belastingheffing een loutere machtsuitoefening: had men een land veroverd, kon men
belastingen heffen op wat en wie men ook wilde.
Sinds de Magna Carta (1215) spreekt men over “no taxation without representation”,
sinds de Franse Revolutie (1789) zijn er ook sterk wat democratische bepalingen bij gekomen:
→ elke belastingwet moet door het parlement (indirect het volk) goedgekeurd worden
→ er is een jaarlijkse toestemming (rijksmiddelenbegroting) nodig:
- voor inkomsten ⇒ Financiewet
- voor uitgaven ⇒ Uitgavenbegroting
→ indien er geen akkoord gevonden kan worden, wordt het beginsel van “voorlopige twaalfden”
toegepast, waar de overheid het beleid van de laatste 12 maanden opnieuw kan uitvoeren.
Technisch gezien zou men in zo’n situatie geen belastingen moeten betalen.
POLITIEK INSTRUMENT
Vroeger werd het stemrecht bepaald in functie van de betaalde belasting.
Men ging er van uit dat mensen die meer belastingen betaalden een beter idee hadden van wat goed
was voor de samenleving.
Maar sinds de uitbreiding van het kiezerskorps → ook uitbreiding van de kijk op belastingen
Inderdaad, gezien geen belasting doorgevoerd kan worden dan via een wet in het parlement,
is het een instrument geworden van sociale politiek en economisch beleid.
→ het zijn grote drukkingsgroepen (e.g. N-VA aanhangers) die zo het beleid kiezen.
TOENAME BELASTINGDRUK
1. In de loop van de 20e eeuw neemt de rol van de overheid toe
→ er is dus nood aan meer financiering voor de overheidsuitgaven
2. De wereldoorlogen hebben gezorgd voor een belastingtoename
→ dit was nodig en men heeft zich daar uiteindelijk naar aangepast
3. Enorme inflatie van voornamelijk de jaren ‘70
→ er was geen indexatie van de tax brackets:
men ging nominaal meer verdienen en kwam zo in een hogere belastingschijf terecht
→ in dat opzicht heeft inflatie bijgedragen aan een toename van de welvaartsstaat
Die 3 redenen hebben ervoor gezorgd dat de limiet bereikt is.
De overheid kan niet meer belastingen vragen:
- want er zijn ongewenste economische en psychologische neveneffecten
- er is een dis-incentive voor werklozen aan de dop om op zoek te gaan naar werk
- vergeleken met het buitenland is België al enorm duur
⇒ we hebben nood aan een Tax Shift
,Zoals vermeld is er een disincentive om te gaan werken indien men al een uitkering heeft:
Loonkost voor werkgever: $128
- $28 = $100
Werkgeversbijdrage: - $13.97 = $86.03
Belasting voor werknemer: pakweg 50%
Netto: = $43.02
Met andere woorden, er vloeit een enorm bedrag van 85 EURO naar de Staat weg. Voor iemand die een
gelijkaardige uitkering krijgt om niet te werken, is het een grote stap om dat ineens wel te doen.
1.2 ACTUELE TENDENS: DE TAX SHIFT
REDENEN VOOR DE TAX SHIFT
De Tax Shift zal door worden gedrukt via studies naar fiscaliteit. Wat beoogt fiscaliteit te realiseren?
1. centen binnenhalen om het budget in evenwicht te houden
2. centen herverdelen
3. agenda doordrukken (e.g. accijnzen op sigaretten)
Zoals vermeld is er een te hoge belastingdruk.
1. Vermindering van de loonlasten
2. Vergrijzingsfiscaliteit
Met andere woorden: men wil weg van de taxatie van arbeid richting de taxatie van de fiscale
draagkracht van de niet langer werkenden.
Waarom? ⇒ paradox van vergrijzing
Oude mensen betalen weinig belastingen op opgebouwd vermogensbezit (e.g. dividenden, huren,...)
maar jonge mensen, die voor het onderhoud van oude mensen moeten werken, betalen hoge
belastingen op werk.
→ er is een verschuiving nodig
VERSCHUIVINGEN
1. naar vermogensinkomsten
→ verhoging van de Roerende Voorheffing
→ opvolging kaaimantaks en speculatietaks
2. niet naar vermogensbezit
tenzij via onroerende voorheffing en tax op effectenrekeningen
3. naar bestedingen en transacties
- accijnzen
- BTW
→ maar vooral op inelastische bronnen zodat men consumptie niet tegengaat
Een oplossing kan eruitzien als volgt:
- progressieve belasting op arbeidsinkomen aan 50%
→ het percentage aanpassen is onmogelijk want dat verlagen naar 49% resulteert al in een
verlies aan inkomsten van 4.5 miljard euro.
- vlak tarief op alle vermogensinkomsten (dus ook huur) van 25% of 30%
- belasting op meerwaarden
,1.3 REGIONALISERING
De 3 belangrijkste belastingen zijn allemaal van federale bevoegdheid.
We hechten daarnaast belang aan no taxation without representation.
De vraag is nu of dit in hedendaags België nog opgaat? Federaal worden we namelijk vertegenwoordigd
door Vlaamse partijen die een minderheid hebben in Vlaanderen…
Een economisch beleid wordt bepaald door 3 componenten:
1. subsidies → deze zijn al geregionaliseerd
2. fiscaliteit → federaal
3. tewerkstelling → federaal
Feitelijk zouden we de fiscaliteit en tewerkstelling ook per regio moeten organiseren.
We zijn echter al bezig met de regionalisering van de inkomstenbelastingen:
- niet de vennootschapsbelasting
- wel de personenbelasting
die bedraagt bv. 50% → 35% daarvan gaat naar Vlaanderen
- en de successierechten, registratierechten en andere heffingen verbonden aan eigen
bevoegdheden
H2. BELASTINGEN
2.1 DEFINITIE
Belasting = een verplichte bijdrage opgelegd door de overheid volgens bepaalde regels van het recht
aan haar onderdanen ten einde in het algemeen en zonder aanwijsbare tegenprestatie haar uitgaven te
kunnen doen.
En dus ontleed:
1. = een bijdrage opgelegd door en betaald aan de overheid
→ nooit aan particulieren
→ bij wet wordt bepaald welke overheden kunnen heffen (= federaal, gewestelijk, provinciaal
en gemeentelijk maar niet door gemeenschappen)
2. = een verplichte bijdrage
→ men moet belastingen betalen als men zich in de geviseerde situatie bevindt
⇔ dat niet doen is simulatie en is eenmaal illegaal: ookal doet men alsof de belasting
niet van toepassing op zich is, de verplichting blijft
3. = geheven volgens wettelijke bepaling goedgekeurd door het bevoegde parlement
→ democratische controle = Legaliteitsbeginsel of nog, “no taxation without representation”
- Art. 170 GW: geen belasting ten behoeve van de Staat kan worden ingevoerd dan door
een wet.
→ er is jaarlijkse toestemming nodig tot heffen van belastingen (cfr. Financiewet) en het doen
van uitgaven (cfr. Rijksmiddelenbegroting)
- Art. 171 GW: over de belastingen moet jaarlijks worden gestemd.
- indien ze niet worden vernieuwd, zijn ze in principe maar één jaar geldig
maar via “voorlopige twaalfden” ⇒ fiscaal beleid van afgelopen jaar wordt verdergezet
4. = opgedragen aan haar onderdanen
→ er is dus een link met het grondgebied = Territorialiteit
(daarom geen belastingen door gemeenschappen want geen grondgebied)
5. = niet specifiek bestemd voor een bepaalde uitgave
→ dit noemt men Politieke Discretie
(daarom is sociale zekerheid geen belasting want heeft een specifiek doel)
,Onderscheid met andere bijdragen en heffingen (dus geen belastingen)
1. Sociale Zekerheidsbijdragen
- verplicht maar specifiek
- algemene beginselen van het belastingrecht zijn niet van toepassing
- geen jaarlijkse wettelijke controle nodig
2. Retributies
= een vergoeding voor een tegenprestatie van de overheid in rechtstreeks en onmiddellijk belang
van de begunstigde (= een geïndividualiseerde dienst zoals bv. kaaigelden)
- niet verplicht
- wel specifiek
3. Verhaalbelasting
= verplichte overheidsheffing n.a.v. een specifieke prestatie ook wanneer de belastingplichtige er
geen specifiek voordeel uit haalt (bv. aanleg riolering)
- verplicht maar specifiek
4. andere…
2.2 OVERZICHT VAN BELASTINGEN IN BELGIË
Belastingen hebben feitelijk 2 functies:
1. economisch: stimulerend (via bestedingen) en ontradend (bv. speculatietaks)
2. sociaal: herverdeling van inkomen en vermogen
In totaal ontvangt de staat zo’n 120 miljard euro per jaar aan belastingen:
1. Inkomstenbelastingen (55%)
a. personenbelasting
b. vennootschapsbelasting
c. rechtspersonenbelasting
d. belasting der niet inwoners
2. BTW (28%)
3. Accijnzen (9%)
4. Zegelrechten (2%)
5. Registratierechten (3%)
6. Successierechten (1.5%)
7. Douanerechten (1.5%)
Daarnaast hebben we natuurlijk ook nog belastingen via regionale en lokale overheden.
Deze regionalisering is logisch: het samenvallen van heffings- en bestedingsbevoegdheid bevordert het
democratisch gehalte. Dit is echter niet het Belgische model.
Er zijn wel andere financieringsmechanismen voor Gemeenschappen en Gewesten (regio’s):
1. niet-fiscale eigen ontvangsten
2. fiscale eigen ontvangsten
3. belastingopbrengsten die toegewezen zijn door de Federale Overheid
4. nationale solidariteitstussenkomst
5. leningen
Op Provinciaal en Gemeentelijk niveau is er dan wel weer regionalisering:
- vele kleine belastingen
- aanvullende belasting op personenbelasting
- opcentiemen (maar vele zijn verboden bij wet)
,VLINDERAKKOORD UIT 2011
Omdat de redenering van regionaliseren wel klopt, is in 2011 het Vlinderakkoord voorgesteld.
Deze staatshervorming bestaat uit 3 fiscale luiken:
1. overheveling fiscale uitgaven naar de Gewesten
2. verdere uitbouw van fiscale autonomie van de Gewesten
3. sanering van de overheidsfinanciën
Vooral bij de personenbelasting is er een groot verschil:
van 50% gaat 35% naar de Gewesten
+ mechanismen om verarming tegen te gaan
+ progressiviteit
Maar er blijft veel bevoegdheid bij het Federaal niveau:
- enkel federale wetgever mag belastbare basis vaststellen
- bedrijfsvoorheffing blijft federale bevoegdheid
- federaal kan men nieuwe belastingen door blijven voeren
- NON BIS IN IDEM = geen tweemaal dezelfde wet, cfr. Turteltaks
H3. GRONDREGELS VAN BELASTINGHEFFING
De grondregels zijn van ultiem belang:
- staan vermeld in de Grondwet
→ niet in specifieke belastingwetten
→ en kunnen dus getoetst worden bij het Grondwettelijk Hof
→ zijn ook algemene interpretatieregels + specifieke fiscale regels + rechtsspreuken
LEGALITEITSBEGINSEL
Art. 170 GW: geen belasting ten behoeve van de Staat kan worden ingevoerd dan door een wet.
- in se een belastingvrije staat (zonder wetten geen belastingen)
- geldt ook zo voor de regio’s
Niets is dus belastbaar tenzij een wet
- en wetten moeten door het parlement goedgekeurd worden ⇒ no taxation without representation
- ongeacht wat de ministers in het parlement verkondigen ⇒ wet is heilig
- alles wat niet expliciet belastbaar wordt gesteld in een wet, is dus belastingsvrij
- er is geen analoge interpretatie: als het geen alcohol is (ookal is het een gelijkaardig substituut)
mag het ook niet belast worden zoals alcohol.
- bewijslast ligt bij de fiscus
ANNUALITEITS- OF EENJARIGHEIDSBEGINSEL
Art. 171 GW: over de belasting ten behoeve van de staat wordt jaarlijks gestemd. Regelen die zij
invoeren zijn slechts voor een jaar van kracht indien zij niet worden vernieuwd.
- geldt ook zo voor de regio’s
- er is dus een jaarlijkse goedkeuring van belastingwetten nodig door het Parlement
→ voor uitgaven (Rijksmiddelenbegroting) en inningen (Financiewet)
→ fiscus is niet gebonden door standpunten uit eerdere jaren
GELIJKHEIDSBEGINSEL
Art. 10/11 en 172 GW: geen voorrechten in belastingzaken
- Grondwettelijk Hof toetst dit voor wetten en decreten,
gewone fiscale rechter voor belastingreglementen van plaatselijke besturen
- zowel toepassing als inhoud moeten gelijkheid bevatten
- schending indien gelijke situaties ongelijk of ongelijke situaties gelijk worden behandeld
, Een voorbeeld van een schending: 0.15% taks op een effectenrekening > 1 MIO euro. Wat als je nu 300k
in een Tak23 steekt? Gecombineerd met anderen leidt dit tot een rekening van > 1 MIO en zijn er
belastingen te betalen, maar dit is oneerlijk want elke individu had slechts een rekening < 1 MIO. Er is
dus ongelijkheid en dus een schending van het gelijkheidsbeginsel.
BELASTINGRECHT IS VAN OPENBARE ORDE
Art. 172 GW: de overheid beslist hoe het is, geen uitzonderingen tenzij bij wet
Belastingrecht is:
1. dwingend: geen afwijkingen door akkoorden met de fiscus mogelijk
→ geen uitzonderingen tenzij bij wet
→ maar wel akkoorden mogelijk zoals bv. afschrijven over 5 ipv 8 jaar,...
wanneer kan dit?
1. als men exact doet wat afgesproken is met de fiscus
2. als er geen nadelige uitspraak is door een rechter in de tussentijd
2. toetsbaar via rechtbank
→ hetzij via het Grondwettelijk Hof, hetzij via lokale rechters
3. wet bepaalt wie de schuldenaar is
→ geen afwijkingen mogelijk, ook niet door akkoord met fiscus
→ wel mogelijk om belasting over te dragen tussen particulieren (tenzij verboden bij wet)
4. niet interpreteerbaar
→ letterlijk in tekst, bij onduidelijkheid eventueel kijken naar de voorbereidende werken
→ niet teleologisch
→ in dubio contra fiscum
De interpreteerbaarheid heeft ook te maken met het legaliteitsbeginsel.
BELASTINGONTDUIKING & BELASTINGONTWIJKING
Belastingontduiking = doen alsof, de feitelijke situatie verkeerd voorstellen om belastingen te ontduiken
→ fraude en dus verboden
→ e.g. verkopen zonder factuur, fictieve kosten boeken, zwart werk, simulatie,...
→ mogelijke sancties: 7j verjaringstermijn, boete van 50-200% bedrag, vervolging door parket,...
Belastingontwijking = onthouding en substitutie van belastingen
→ steeds minder toegelaten
→ Brepols en Au Vieux St Martin-arresten: men mag de minst belaste weg bewandelen zolang men alle
juridische gevolgen van de gekozen weg ondergaat.
Hoe controleert men of een bepaalde constructie legaal is of niet? ⇒ catastrofe analyse
Men moet controleren of, bij bv. het wegvallen van een schakel, aan alle verplichtingen voldaan kan
blijven worden. Indien niet, best om er niet mee door te gaan.
Sinds 2012, echter, is er een nieuwe algemene antimisbruikbepaling.
Art. 344 WIB: aan de administratie kan niet worden tegengeworpen, de rechtshandeling noch het geheel
van rechtshandelingen dat eenzelfde verrichting tot stand brengt wanneer de administratie door
vermoedens aan de hand van objectieve omstandigheden aantoont dat er sprake is van fiscaal misbruik.
….
Het komt aan de belastingplichtige toe te bewijzen dat de keuze voor zijn rechtshandelingen door
andere motieven verantwoord is dan het ontwijken van inkomstenbelastingen.
→ Dit betekent dat men eigenlijk geen handelingen meer mag verrichten met als hoofddoel
minder belastingen te betalen. Men mag nog steeds de minst belaste weg kiezen, maar moet
een bestaansreden hebben dit te doen.