Immunopathologie 21-22
Immunopathologie
1 Hypersensitiviteit
Hypersensitiviteit = overdreven/ongewenste specifieke immuunrespons met altijd als resultaat weefselschade.
Hypersensitiviteit is overgevoeligheid
Allergie = overgevoeligheden als gebaseerd op immunologische reacties.
Hypersensitiviteit:
- Niet-immunologisch = pseudo allergisch → erfelijk (= intolerantie, = enzymtekorten) en niet-erfelijk (=
hyperreactiviteit bv.: MAO (Mono-Amino Oxidase) tekort (voor activering neurotransmitters)/tegen tyramine,
bevind zich in kaas, soya-saus, vijgen,… , knn het niet afbreken → hoge bloeddruk + hoofdpijn)
- Immunologische = allergisch
Immunologische overgevoeligheden Coombs en Gell klassificatie:
- Type 1 = onmiddellijke hypersensitiviteit => acute reactie
Oplosbaar AG van type IgE en bind op de Fc-receptor op mastcel. Mastcel reageert op IgE en
veroorzaakt de schade in de weefsels (acute ontsteking). Mastcel geeft Histamine vrij → anafylaxie
acute reactie zoals bij parasitaire infectie
- Type 2 = antilichaam afhankelijke cytotoxische hypergevoeligheid => cellysis
AG op celoppervlakte reageren met AL: IgG of IgM op mactofagen, neutrofielen of NKcellen. Weefsel
schade veroorzaakt door neutrofielen, macrofagen en NKcellen. Reactie = cellysis
celgebonden ADCC (antibody dependent cell mediated cytotoxine)
- Type 3 = grote hoeveelheden immuuncomplexen die niet goed worden opgeruimd => serumziekte
Oplosbare AG binden met AL (immuuncomplexen) hierdoor wordt het complement geactiveerd.
• Klasieke PW complementen activering
- Type 4 = DTH (vertraagd type/Delayed Time Hypersensitivity) => vertraagde ontsteking
Antigenen worden opgenomen door de macrofaag maar kunnen niet vernietigd worden. Activering Tc-
cellen zonder betrokkenheid van AL.
Tc = cytotoxische t-cellen
DTH = delayed time hypersensitivity cellen
• delayed time hypersensitivity
Bij Type 1 veroorzaakt de mastcel de weefsel schade. De andere types veroorzaken ook weefselschade maar de
effector cel is verschillend.
1
, Immunopathologie 21-22
Type 1 Hypersensitiviteit: onmiddellijke hypersensitiviteit, IgE
= onmiddellijke allergische reactie na contact antigeen (= allergeen) (→ vind immunologische reactie plaats)
Voorbeelden: astma, hooikoorts, eczeem, voedselallergie, huistofmijt, …
10-15% heeft type 1 sensitiviteit (= veel)
Atopie = verzamelnaam met alle soorten symptomen die gepaard gaan met type 1 hypersensitiviteit
Type 1 mechanisme:
Allergeen contact → AG-presenterende cel maakt contact met CD4+ T-cel → T-cellen geven signalen aan B-
cellen → B-cellen matureren naar plasmacellen en produceren IgE en komt in circulatie → IgE bind op IgE
receptor CD23 op mastcellen en basofielen → deze worden allergeen-specifieke receptoren
→ Wanneer nogmaals contact met hetzelfde allergeen → allergeen bind op IgE → snel signaal → vijgeven
vaso-actieve amines (bv. histamine) → vasoconstructie bloedvaten & vasculaire endotheelcellen → zwelling in
weefsels, roodheid, warmte en jeuk/pijn
Histamine = stof uit AZ histidine
Structuur IgE: extra domein (5) waarmee het kan binden
Cros linking IgE en receptoren: allergeen bind op mast cel/basofiel en bind ook op IgE receptor →komen
dichter bij elkaar en start degranulatie → Ca influx → histamine blaasje in membraan spatten open
Ander stoffen die Ca influx veroorzaken: lectines (stof in aardbeien) en anafylatoxines: C3a en C5a
Ca influx rechtstreeks veroorzaken (geen IgE):
- Ca ionoforen ( transport Ca vergemakkelijken, dus verhogen)
- Mellitine ( = stof uit bijengif)
- Codeïne of Morfine (openspatten mastcellen door allergie op deze stoffen)
Werking Histamine:
4 receptoren: (enkel H& en H4 belangrijk hier)
- H1: acute allergische reacties (via Ca signaalconductie) → effectorfuncties
- H2: maagzuursecretie
- H3: modulatie neurotransmissie
- H4: immuun modulator (via Ca
signaalconductie) →
feedback/modulerende functie
H1 zorgt voor het effect en H4 laat het
wat afremmen (modulerend effect)
2
, Immunopathologie 21-22
Voorbeelden type 1 hypersensitiviteit:
• Urticatia = tijdelijke opzwelling en stevige doorbloeding van de dermis (= typische rode uitslag)
Kan leiden tot Angioedeem = opzwelling in gezicht/ogen (gevolg verhoogde capillaire doorbloeding)
→ symptomen verdwijnen meestal na 24u
• Eczeem → vooral ter hoogte van de ellebogen. Bij kinderen kan door IgE voedselallergieën.
→ Verdwijnt meestal rond pubertijd of menopauze (veranderde hormoonsamenstelling in lichaam)
• Astma = geheel typische factoren (luchtwegobstructie, chronische kuch, ademnood bij inspanning,…).
Heeft erfelijke factor. Als gevolg van reactie op specifieke AG (pollen, schimmels,…) maar ook door
niet-specifieke factoren (stress, roken,…). Beroepsastma = door te veel inhalatie van AG door beroep.
• Allergische rhinitis = hooikoorts, is seizoensgebonden (pollen) of door het hele jaar (= perennial rhinitis)
IgE reactie met opgeladen mastcellen ter hoogte van de neusholte en histamine komt vrij. (Jeuk,
niezen, permeabiliteit bloedvaatjes neemt toe, zwelling, …)
→ meest voorkomende vorm
Type 1: systematische reactie: anafylaxie en shock
Systematische reactie = Injectie AG (gif/toxines) verdeeld in bloedstroom → systematische inflamatie.
Anafaylaxie = zeer ernstige vorm van Type 1 hypersensitiviteit. Door vasoconstrictie en vasodilatie →
vochtverlies en BD verlaagd → anafylactische shock. Eerste symptomen rode huid, jeuk, buikklachten,
misselijkheid, hoofdpijn. Bijvoorbeeld door bijensteek, penicilline, …
→ Immuuntherapie is een optie
Voedselallergie:
Reactie na enkele minuten tot een uur. Opzwellen mond/lippen, gezicht rood, irritatie mond, misselijkheid,…
→ ernstige gevallen anafylaxie
Kinderen vooral eieren, koemelk, vis en noten. Volwassenen vooral ander voedsel en zeevruchten
Allergietest:
• Priktest: binnenkant arm, rooster gemaakt en de te tesnten substanties in kleine hoeveelheden
toegebracht, positieve reactie = roodheid en zwelling na 20/30min. Soms ook plaktest (contact
allergenen)
• IgE-test:
Waarom beide testen: je weet niet op voorhand welke allergeen de oorzaak is, je wilt eerst testen of er
een IgE betrokken is bij de immunologische hypersensitiviteit
o Totaal serum IgE test: (= kijken of de patiënt IgE in zijn bloed heeft)
1. Vaste fase met Anti-IgE op gebonden gaat reageren met het IgE in het serumstaal van
de patiënt.
! Opgelet met tekenen: 1e Anti-IgE aan vaste fase staan met Fc-gedeelte aan vaste fase
gebonden en binden met FAB aan de immuunglobuline. !
2. Word gewassen en er blijven enkel IgE uit het serum dat gebonden. Anti-IgE met een
gebonden enzym toegevoegd.
3. Na incubatie wordt er opnieuw gewassen (ongebonden Anti-IgE met enzym weg) en
wordt er substraat toegevoegd.
! Opgelet met tekenen: Anti-IgE gebonden met enzym bind op het Fc-gedeelte. !
3
, Immunopathologie 21-22
4. Reactie wordt gestopt en door fluorescentie wordt eluaat gemeten. Fluorescentie = RE
met totaal hoeveelheid IgE in serumstaal
o Allergeen-specifieke serum IgE test: (welk allergeen er aanwezig is)
1. Vaste fase met specifiek allergeen op gebonden gaat reageren met het IgE in het
serumstaal van de patiënt.
! Opgelet met tekenen: 1e Anti-IgE aan vaste fase staan met FAB-gedeelte aan vaste
fase gebonden. !
2. Word gewassen en er blijven enkel IgE uit het serum dat gebonden. Anti-IgE met een
gebonden enzym toegevoegd.
! Opgelet met tekenen: Anti-IgE gebonden met enzym bind op het Fc-gedeelte. !
3. Na incubatie wordt er opnieuw gewassen (ongebonden Anti-IgE met enzym weg) en
wordt er substraat toegevoegd.
4. Reactie wordt gestopt en door fluorescentie wordt eluaat gemeten. Fluorescentie = RE
met totaal hoeveelheid IgE in serumstaal
Therapie:
• Opsporen allergeen: ELISA, Allergeen-specifieke serum IgE test
• Alle contact vermijden indien mogelijk
• Immuuntherapie opstarten (→ hyposensibilisatie = stijgende doses allergeen injecteren → IgE
omzetten in IgG respons)
• Antihistaminica toedienen bij contact
IgE in parasitait verweer:
! We hebben geen IgE om allergieën te hebben, IgE is voor parasitair verweer !
Bijvoorbeeld: worm in darm geven oplosbare allergenen vrij → IgE (en IgG) stimuleren naburige weefsels →
mastcellen stoten wormen uit.
→ 1/3 van de wereld heeft worm infectie → door evolutie meer IgE ontwikkeling → meer allergieën
4