Academiejaar ‘21 – ‘22
BIJZONDERE
WEEFSELLEER
Britt Moens
2E BACHELOR DGK
,H0: INLEIDENDE BEGRIPPEN
PARENCHYMATEUZE ORGANEN
Vb. lever, nier, bijnier, speekselklieren, milt, …
2 componenten:
1) parenchym
2) stroma
1) HET PARENCHYM
= werkzame deel van weefsel van een orgaan
• Epitheliale oorsprong !!
• Gegroepeerd in:
o Celstrengen zonder afvoerweg (endocriene klieren)
o Tubuli (lever, nier)
o Acini (pancreas, parotis)
o Alveoli (long, actieve melkklier)
• Bevat afvoerwegen die vertakken en eindigen in eindstukjes
• Orgaanspecifiek
2) HET STROMA OF INTERSTITIUM
= bindweefsel, steunweefsel à functie 1: stevigheid, steun
• Bevat zenuwen, bloedvaten, afvoerwegen à functie 2: circulatie, afweer &
bezenuwing
• Dynamisch
• Analoog voor alle parenchymateuze organen
3) DE ORGANISATIE
Parenchym + stroma => functioneel geheel
•Kapsel = omhulsel rond het parenchym à onregelmatig dens collageen bw
o Trabekels = bindweefselbalken vertrekkende van het kapsel à losmazig
collageen bw
ð Delen orgaan op in lobi = kwabben
o Septa = fijnere bindweefsellamellen aansluitend op de trabekels
ð Delen orgaan nog verder op in lobuli = kwabjes
• Hilus = plaatselijke indeuking langswaar arteries, zenuwen, venen, lymfevaten en
afvoerbuizen het orgaan binnenkomen/verlaten
• Interstitieel bindweefsel = jonger bindweefsel met bloedvaten, capillairen en
afvoerbuisjes dat vanuit de trabekels en septa vertrekt naar/rond het parenchym
, ð Macrofagen aanwezig: belangrijk voor werking van orgaan !!
BUISVORMIGE ORGANEN
= waarneembare holte of lumen omgeven door een wand, opgebouwd uit verschillende
tunicae of mantels.
Vb. spijsverteringstractus, urogenitaalstelsel, ademhalingsstelsel
1) T. MUCOSA
= slijmvlies dat het lumen omgeeft.
• L. epithelialis mucosae = epitheellaag die rust op de basaalmembraan
• Membrana basalis propria = basaalmembraan aanwezig onder elk epitheel, maar
meestal LM niet zichtbaar
• L. propria mucosae = losmazig collageen bw met veel cellen
• L. muscularis mucosae = gladde spierlaag die zorgt voor een vlotte beweging van de
mucosae tov andere mantels + inhoud => zorgt voor vlottere beweging van de
inhoud + betere vertering
o Niet altijd aanwezig, omdat het niet altijd nodig is. Vb ureter: 1 doorlopende
bwlaag
• Sterk uitgebouwd op resorptieplaatsen: contact tussen inhoud – wand = belangrijk !!
2) TELA (TUNICA) SUBMUCOSA
= verbindingslaagje tussen t. mucosa & t. muscularis, geen mantel.
• Losmazig collageen bw met minder cellen à denser + meer geordend dan l. propria
mucosae
3) T. MUSCULARIS
= glad spierweefsel; soms dwarsgestreept spierweefsel.
• Stratum circulare = inwendig circulaire laag
• Stratum longitudinale = uitwendige longitudinale laag
• Functie:
o Peristaltiek
o Beweging van de inhoud
• Ademhalingsstelsel: vervangen door tunica fibro – cartilaginea
4) T. ADVENTITIA, SEROSA
T. adventitia = collageen bw met grotere arteries, venen, lymfevaten en zenuwen dat de
wand van een buisvormig orgaan verbindt met de omgevende weefsels en organen.
T. serosa = idem, maar aanwezig wanneer het buisvormig orgaan door een lichaamsholte
trekt, waarbij deze bindweefsellaag wordt afgelijnd door mesotheel.
, WEEFSELREGENERATIE
1) FYSIOLOGISCHE VERNIEUWING
Cellen worden vernieuwd op 2 niveaus:
1. Intracelullaire inhoud
2. Gehele cel à weefsel
Regeneratie is afhankelijk van het weefseltype:
• Epitheel: zeer goed
• Bw:
o Gewoon bw: slecht – goed
o Bloed: zeer goed
o Kraakbeen: slecht
o Been: goed
• Spierweefsel: zeer slecht – niet
• Zenuwweefsel:
o Neuronen: niet
o Neuroglia: redelijk
2) VERNIEUWING NA LETSEL (HERSTEL)
• Samenstellende weefsel: goed regeneratief vermogen
• Voeding van deze weefsels via doorbloeding
• Dood of beschadigd weefsel wordt opgeruimd (MPS)
• Afweer kan specifiek of aspecifiek gebeuren