Samenvatting Fundamentele Wijsbegeerte
Vragen? fundamentele@hotmail.com
(Les 1)
Inleiding:
Examen:
2 kleine vragen: 2x (definieer, verduidelijk,…) /2
2 grote vragen: 2x essay-vragen (bv. vergelijk de visie van…) /8
-> juiste filosoof /0.5, juiste eeuw/ stroming /0.5
-> Ken je alle filosofen+ eeuw+ stroming?, Kan je 6/20p verzamelen
(4 monitoraten voor dit vak)
Duitse, Latijnse en Griekse teksten niet kennen, Franse quotes wel als ze
in de pwp staan.
We leren over de westerse filosofie!
Begrippen:
Utilitarisme: Het kwantificeren van geluk (het streven naar zoveel
mogelijk gelukkige mensen.
Gaia: De aarde
Anima: De ziel
Neoplatonisme: periode van platonisme die volgde op de nieuwe impuls
die de filosofische speculaties van Plotinus eraan hadden gegeven. De
neoplatonisten beschouwden zichzelf als platonisten.
Hermeneutiek: de studie van de interpretatie van (geschreven) teksten, in
het bijzonder van teksten op het gebied van literatuur, religie en recht.
Het is een begrip dat in de filosofie verschillende invullingen heeft
gekregen.
Platoonse traditie: Heel wat elementen van het platonisme werden door
christelijke theologen geadapteerd om de christelijke leer een rationele
basis te verlenen. Vanaf de 13e eeuw taande de invloed van het
1
,platonisme en kreeg Aristoteles' filosofie meer aanzien in de
middeleeuwse universiteiten.
Plato’s (oude Griek) grot:
-> Allegorie (uitgebreide metafoor)
Verhaal over de gevangene van Plato. De gevangenen waren
vastgeketend in een grot en keken continu op een muur waarop ze
schaduwen te zien kregen van de personen die doormiddel van het grote
vuur achter hen, dingen uitbeelden. Voor de gevangenen was dit dus de
‘werkelijkheid’. Ze kenden en zagen niets anders dus voor hun was dit
echt. Dat is het humanitair ‘intuïtief’ antwoord op de vraag; wat is echt?
Later in de metafoor werden de gevangenen bevrijd, uit de grot gesleurd,
het veel te felle daglicht in, en kwamen ze de ‘echte’ werkelijkheid onder
ogen.
• Notie van het geweld, iemand die je komt wekken uit de
schijnreceptie
• Moment van verwondering/ betekenisverlies
o -> zo wordt de filosofie geboren
• Actief & passief: dit maakt u mee, of u kan alles in vraag stellen
Kern: Wat is werkelijkheid?
Filosoof Slavoj Žižek (20e eeuw): Volgens hem leven wij allen in de
‘symbolische orde’ en niet in de ‘werkelijkheid’. Hij gelooft dat wat wij
werkelijkheid noemen, niet de symbolische werkelijkheid is, want mensen
hebben alles al voor ons bepaald. (Voor geboorte lag er dus al een naam,
familie … voor u vast)
Duitse filosoof Immanuel Kant (18e eeuw): “U kijkt met een bepaalde bril
naar de werkelijkheid”
• Duitse filosoof ten tijde van de Verlichting, wiens ideeën een grote
invloed hebben uitgeoefend op de westerse wijsbegeerte. Kant
wordt wel gezien als de eerste Duitse idealist.
Filosofie is
o Schrijven met bepaalde woorden en termen
o Een wetenschap
o Het tegenovergestelde van ideologie
2
,Heracules ?
Archimedes van Syracuse (3e eeuw v.C.): Een Griekse wiskundige,
natuurkundige, ingenieur, uitvinder en sterrenkundige. Archimedes wordt
algemeen beschouwd als de grootste wiskundige van de oudheid en een
van de grootste wiskundigen aller tijden.
o -> ‘Eureka’
Georg Wilhelm Friedrich Hegel (18e eeuw): Hij is de man die als eerste
vaststelde dat geschiedenis belangrijk is bij de filosofie. Hij zegt ook dat
het niet eerlijk is om alles als geschiedenis te bekijken/ bestuderen
behalve jezelf. Want de betekenis veranderd door de tijd en de persoon
die het bekijkt/ leest … (Vb. schilderij, boek … niet iedereen/ altijd
dezelfde interpretatie)
o Objectiviteit bestaat eigenlijk niet
o Een Duits filosoof en is een van de centrale representanten
van het Duits idealisme.
Oudheid:
Van Mythos (verhaal) -> Logos (rationaliteit, woord, gezegde, uitleg
• Eigenlijk geen vooruitgang, maar 2 verschillende beelden
Mythe: Demeter (godin van landbouw en graan) en Zeus (oppergod) en
hun dochter Persephone (godin van het dodenrijk en van de lente).
Persephone ging naar de onderwereld, haar vriend Hades (god
onderwereld) en werd daar door hem geschaakt. Haar vader Zeus
bemidelde en eiste dat ze terug naar de bovenwereld moest komen,
desnoods met een overeenkomst. Zo liet Hades haar 6 granaatappelpitten
eten en iedere pit stond voor een maand in de onderwereld. Dit wil zeggen
dat ze enkel om de 6 maanden naar de bovenwereld mocht. Zo
ontstonden dus ook de seizoenen; winter herfst (onderwereld, natuur
treurt), zomer lente (bovenwereld, natuur bloeit)
3
, Antropomorfisme: contact vreemde volkeren
o Vorm van de mens aan de god, iedere persoon/ cultuur heeft
zijn eigen (beeld van) god.
o Hiermee bedoelde ze dus dat bv. Demeter zelf de ‘natuur’ was
en niet apart gezien dat ze de natuur controleerde
Mythes werden eerst verteld en pas vanaf de 6e eeuw neergeschreven.
Eigenlijk is dit alles in stille overgang gebeurt:
Mythos->Mytho-logie->Logos
Desacralisering natuur: Wegtrekken als antropomorfe wezens uit de
natuur.
o De goden worden nu de goden van bv. de bliksem ipv de
bliksem zelf, dus natuur kan nu als iets apart bekeken worden
Aristoteles:
o “Kennis omwille van de kennis”
Theoria: op afstand beschouwen, weten omwille van het weten
Phusis: uit zichzelf groeien (want dat ‘goddelijke’ is uit de natuur is eruit,
dus nu kan je de natuur bekijken als iets levends, iets ‘moois’ (kosmos))
Kosmos=Logos (redelijkheid van de mens/ rationeel geordend)
Archè: ‘het begin’, eerste bouwstenen van het bestaan
o Volgens Thales is dit bv water …
Apeiron: het onbegrensde, onbepaalde
4