Examen vragen 1e zit 2022
1. Een onbekend monoprotisch zuur bevat de elementen C, H en O. Een verbranding van 10,0 g van dit monoprotisch zuur
produceert 14,7 g CO2 en 6,00 g H2O.
Geef de minimale formule van dit bestanddeel.
Maak 1 keuze
A. * CH2O
B. CH2O2
C. C2H2O
D. C2H2O2
2. In een mengsel van isotopen 54Fe en 58Fe, is de verhouding van het aantal neutronen op het aantal protonen = 29/26.
Wat is het percentage 54Fe in dit isotopenmengsel?
Maak 1 keuze
A. * 75%
B. 25%
C. 40%
D. 60%
3. Welk niet-metaal is op basis van massa% het meest abundant in het menselijk lichaam? Maak 1 keuze
A. * O
B. H
C. C
D. N
4. Hoeveel s-elektronen en hoeveel p-elektronen bezit het titaanatoom 48Ti in de grondtoestand Maak 1 keuze
A. * 8 s- en 12 p-elektronen
B. 6 s- en 10 p-elektronen
C. 8 s- en 10 p-elektronen
D. 6 s- en 12 p-elektronen
5. Welke molecule is planair? Maak 1 keuze
A. CF4
B. * COF2
C. SF4
D. SOF4
6. Welke molecule heeft een dipoolmoment verschillend van nul Maak 1 keuze
A. SiF4
B. O2
C. SO3
D. * PF3
7. De dampdruk van welk van onderstaande fluorokoolstoffen bedraagt 6,094 g/L bij 23°C en 1,00 bar? Maak 1 keuze
A. * C3F6
B. C3F8
C. C4F6
D. C4F8
8. Gegeven de reactie
CaCO3 (v) à ß CaO(v) + CO2 (g) met Kc = 3, 31 10"3 bij 800 K
Bereken de partieeldruk van CO2 bij evenwicht wanneer 2,00 g CaCO3 in een vat van 5,00 L gebracht wordt en de
, temperatuur tot 800 K wordt opgedreven.
Maak 1 keuze
A. 0,032 bar
B. * 0,220 bar
C. 0,006 bar
D. 0,107 bar
9. Bij 300 K zijn de evenwichtsconstantes voor de volgende reacties bekend:
2SO3(g) # 2SO2(g)+O2(g);Kc(300K) = 2,3.10"7
2N O3 (g) # 2N O2 (g) + O2 (g); Kc (300K ) = 1, 4. 10"3
Gesteld dat je werkt in een 1L container met 1 mol van elk van de chemicaliën (dus alle begin- en eindproducten) en het
volgend evenwicht stelt zich in.
SO2(g) + NO3(g) # SO3(g) + NO2(g)
Welke waarde voor de evenwichtsconstante zal je gebruiken om dit evenwicht te beschrijven?
Maak uw keuze
A. * Kc = 78,019
B. Kc = 6086,9
C. Kc = 0,0013997
D. Kc = 1
10. Wat gebeurt er met het onderstaand evenwicht wanneer de hoeveelheid aan CaCO3 (v) toeneemt? CaCO3(v) ! CaO(v)
+ CO2(g)
Maak 1 keuze
A. * dit heeft geen invloed op het evenwicht
B. het evenwicht verschuift naar rechts
C. het evenwicht verschuift naar links
D. enkel een heel grote hoeveelheid calciumcarbonaat zal het evenwicht verstoren
11. Men brengt 1,0 mol Cu in 200 mL H2SO4 oplossing met concentratie = 6,00 mol/L.
Door verwarming van dit mengsel wordt er SO2 gas gevormd, samen met de goed oplosbare verbinding CuSO4. Deze
reactie is aflopend.
Welke hoeveelheid SO2 wordt er gevormd?
Maak 1 keuze
A. * 0,6 mol
B. 1,0 mol
C. 0,4 mol
D. 0,8 mol
12. In 300mL van een oplossing van Cu(IO4)2 lost 0,380 g van het zout op. Bepaal de Ks. Maak 1 keuze
A. * 9,2 10-8
B. 1,5 10-7
C. 2,3 10-8
D. 3,2 10-5
13. Een student heeft een 10 mL van een oplossing dat een van de volgende kationen aan een 0,01 mol/L concentratie kan
bevatten: Mn2+, Ba2+ en Ag+
Toevoegen van 10 mL van een 1mol/L HBr veroorzaakt neerslagvorming. Deze neerslag wordt volledig afgefiltreerd.
Hierna wordt 1 mol/L zwavelzuur toegevoegd aan de oplossing, een tweede neerslag vormt zich. Wat zou de tweede
neerslag kunnen zijn?
Maak 1 keuze
A. * BaSO4
B. AgBr
C. CuSO4
D. Ag2SO4