Garantie de satisfaction à 100% Disponible immédiatement après paiement En ligne et en PDF Tu n'es attaché à rien
logo-home
Samenvatting Ontwikkelingspsychologie, Feldman, 8e druk €4,99   Ajouter au panier

Resume

Samenvatting Ontwikkelingspsychologie, Feldman, 8e druk

 119 vues  7 achats
  • Cours
  • Établissement
  • Book

Dit document betreft een samenvatting van het gehele boek 'Ontwikkelingspsychologie' van Robert S. Feldman. Voor een andere opleiding heb ik eerder een samenvatting van dit boek gemaakt, alhoewel dat de 7e editie was. Dit is dus een nieuwe, herziende versie.

Aperçu 4 sur 51  pages

  • Non
  • Inconnu
  • 28 août 2022
  • 51
  • 2022/2023
  • Resume
avatar-seller
Samenvatting ontwikkelingspsychologie

Deel 1: de ontwikkeling van het kind

Hoofdstuk 1: ‘Een inleiding in de ontwikkeling van het kind’

Paragraaf 1.1: ‘Een oriëntatie op de ontwikkelingspsychologie’

Ontwikkelingspsychologie: de wetenschappelijke studie naar groei, verandering en stabiliteit bij
mensen, van conceptie tot ouderdom, maar met een accent op de jaren tot volwassenheid. Het richt
zich op een menselijke ontwikkeling van groeien en stabiliteit.

Het onderzoek naar de ontwikkeling van kinderen is te verdelen in vier thema’s:
1. Fysieke ontwikkeling: kijkt naar de invloed van hersenen, het zenuwstelsel, de spieren,
zintuigen en de behoefte aan eten, drinken en slaap op ons gedrag.
2. Cognitieve ontwikkeling: kijkt naar intellectuele vermogens, waaronder leren, geheugen
probleemoplossing en intelligentie.
3. Sociaal-emotionele ontwikkeling: kijkt naar de sociale relaties en interacties met anderen en
naar het omgaan met emoties. Dit betreft ook de seksualiteitsontwikkeling.
4. Persoonlijkheidsontwikkeling: kijkt naar de duurzame gedragingen en (karakter)
eigenschappen die de ene persoon van de andere onderscheiden. Dit betreft ook de morele
ontwikkeling.

Globale leeftijdsgroepen:
1. Prenatale periode: conceptie tot geboorte;
2. Babytijd: geboorte tot 2 jaar;
3. Peuter- en kleutertijd: 2 tot 6 jaar;
4. Schooltijd: 6 tot 12 jaar;
5. Adolescentie: 12 tot 20 jaar.
 Puberteit: start bij meisjes rond 11/12 en bij jongens rond 13/14.

Ontwikkeling wordt beïnvloed door:
1. Cohort: een groep mensen die rond dezelfde tijd op dezelfde plek zijn geboren.
 Cohorteffecten: historische bepaalde invloed voor cohorten op de ontwikkeling.
2. Normatieve invloeden: leiden tot conformiteit (overeenstemming) omdat men de gevolgen
van afwijkend gedrag vreest
 Leeftijdsgebonden: biologische invloeden en omgevingsinvloeden die gelijk zijn voor
mensen in een bepaalde leeftijdsgroep, ongeacht waar of wanneer ze opgroeien.
 (Historisch) bepaalde gebeurtenis: gebeurtenis die zich voor de meeste individuen
binnen een groep tot dezelfde manier voltrekt. Biologisch, sociaal of cultureel
bepaalt.
3. Niet normatieve-gebeurtenissen: specifieke gebeurtenissen die individueel plaatsvinden.
 Sociaal-culturele invloeden: etnische afkomst, sociale klasse, lidmaatschap van een
subcultuur.

Paragraaf 1.2: ‘Kinderen: verleden, heden en toekomst’

Centrale vraagstukken in de ontwikkelingspsychologie:
1. Nature (invloeden van erfelijkheid: alles wordt geërfd) vs. nurture (invloeden van omgeving:
alle baby’s hebben evenveel kans).

,  Maturatie: het nature proces van het zich geleidelijk ontvouwen van voorbestemde
genetische informatie.
2. Continue verandering (geleidelijke en vloeiende ontwikkeling, waarbij niveau van prestaties
voortkomen uit het vorige niveau) vs. Discontinue verandering (kwalitatieve verandering:
ontwikkelen in aparte stappen of stadia, waarbij elk stadium gedrag oplevert dat kwalitatief
anders is dan gedrag in eerdere stadia).
3. Levensloopmodel (moderne theorieën leggen de nadruk op doorgaande groei en
verandering en verbanden tussen perioden) vs. Focus op specifieke perioden (vroegere
theorieën leggen de nadruk op kindertijd en adolescentie).
4. Kritieke periode (specifieke periode waarin een ontwikkeling plaats moet vinden of een
gebeurtenis de grootste gevolgen heeft) vs. Gevoelige periode (periode waarin men extra
gevoelig is voor bepaalde omgevingsinvloeden en het ontwikkelen van specifieke
vaardigheden).
 Kritieke periode: aanwezigheid van een bepaald stoort omgevingsstimuli zijn
noodzakelijk, afwezigheid heeft permanente en onomkeerbare gevolgen.
 Gevoelige periode onderkend de plasticiteit: de mate waarin een zich ontwikkelend
gedragspatroon of fysieke structuur kan worden gewijzigd.

Te verwachten toekomsttrends zijn: groeiende specialisme, meer samenwerking tussen verschillende
vakgebieden (interdisciplinariteit), meer aandacht voor diversiteitsvraagstukken en een grotere
invloed van de ontwikkelingspsychologie op kwesties van publiek belang.

Hoofdstuk 2: ‘Theoretische perspectieven en onderzoek’

Paragraaf 2.1: ‘perspectieven bij het kijken naar kinderen’

Theorie: verklaring van een interessant verschijnsel die een raamwerk biedt om de relaties tussen de
geordende reeks feiten of principes te begrijpen.

2.1.1 Het psychodynamisch perspectief: focus op innerlijke krachten
Psychodynamisch perspectief: benadering waarbij men ervan uitgaat dat gedrag gemotiveerd wordt
door innerlijke krachten, herinneringen en conflicten waarvan een persoon zich nauwelijks bewust is
en waarover hij weinig controle heeft. Het psychodynamisch perspectief levert goede beschrijvingen
op van gedrag in het verleden, maar geeft geen nauwkeurige voorspellingen van toekomstig gedrag.

Psychoanalytische theorie: theorie van Freud die ervan uitgaat dat onbewuste krachten bepalend
zijn voor iemands persoonlijkheid en gedrag. Het bevat infantiele wensen, verlangens en behoeften
die vanwege hun verstoorde aard afgesloten zijn van het bewustzijn.
 Id: het primitieve, ongeorganiseerde, aangeboren deel van de persoonlijkheid dat aanwezig
is bij de geboorte. Het staat voor primitieve driften (honger, seks, agressie, irrationele
impulsen) en opereert vanuit het genotsprincipe, met als doel om zo veel mogelijk
bevrediging en zo min mogelijk spanning te creëren.
 Ego: het rationele en redelijke deel van de persoonlijkheid, die een buffer vormt tussen de
wereld en het id. Instinctieve energie wordt in toom gehouden om de veiligheid van het
individuele te bewaren en hem te helpen integreren in de samenleving.
 Superego: morele standaarden van het geweten, waardoor onderscheid wordt gemaakt
tussen goed en kwaad.

Psychoseksuele ontwikkeling: een aantal fasen die kinderen doorlopen waarin genot of bevrediging,
telkens gericht is op een andere biologische functie en een ander deel van het lichaam. Wanneer er
iets misgaat in een bepaalde fase ontstaat er fixatie: gedrag dat in een eerdere ontwikkelingsfase is
blijven steken als gevolg van een onopgelost conflict.

,Freuds stadia van psychoseksuele ontwikkeling met belangrijkste kenmerken:
1. Geboorte tot 12-18 maanden
 Oraal: interesse in orale bevrediging door zuigen, eten, bewegen van lippen en
bijten.
2. 12 – 18 maanden tot 3 jaar
 Anaal: bevrediging door ontlasting op te houden en zich te ontlasten, wennen aan de
controlemechanismen van de maatschappij met betrekking tot zindelijkheidstraining.
3. 3 tot 5-6 jaar
 Fallisch: interesse in de genitaliën, weten om te gaan met het oedipuscomplex
(erotische binding met de ouder van het tegenovergestelde geslacht en de andere
ouder als concurrent zien), dat opgelost leidt tot identificatie met de ouder van
dezelfde sekse.
4. 5-6 tot adolescentie
 Latentie: seksualiteit grotendeels op de achtergrond.
5. Adolescentie tot volwassenheid
 Genitaal: opnieuw ontluiken van seksuele interesse en aangaan van volwassen
seksuele relaties.

Kritiek: in recenter onderzoek wordt geen bewijs gevonden voor deze theorie, het is gebaseerd op
een beperkte populatie mensen en de theorie is seksistisch en discriminerend voor vrouwen.

Psychosociale ontwikkeling: is een theorie van Erikson over de veranderingen in de manier waarop
we aankijken tegen onze interacties met anderen, tegen het gedrag van anderen en tegen onszelf als
leden van de maatschappij. De stadia manifesteren volgens een vast patroon en zijn gelijk voor alle
mensen.

Eriksons stadia van psychosociale ontwikkeling:
1. Geboorte tot 12-18 maanden: vertrouwen vs. wantrouwen
 Positief: vertrouwen dankzij steun van de omgeving.
 Negatief: angst en zorgen over anderen.
2. 12 – 18 maanden tot 3 jaar: autonomie vs. schaamte en twijfel
 Positief: onafhankelijk als experimenteren wordt gestimuleerd.
 Negatief: twijfels over zichzelf, gebrek aan onafhankelijkheid.
3. 3 tot 5-6 jaar: initiatief vs. schuld
 Positief: ontdekken van manieren om handelingen in gang te zetten.
 Negatief: schuldgevoel over daden en gedachten.
4. 5-6 tot adolescentie: ijver vs. minderwaardigheid
 Positief: groeiend besef van competenties.
 Negatief: gevoelens van minderwaardigheid, geen vertrouwen in eigen kunnen.
5. Adolescentie: identiteit vs. identiteitsverwarring
 Positief: bewustzijn van de eigen uniekheid, weten welke rol te vervullen.
 Negatief: onvermogen om de passende rollen in het leven te herkennen.
6. Eerste volwassenheid: intimiteit vs. isolement
 Positief: ontwikkeling van liefdevolle seksuele relaties en hechte vriendschappen.
 Negatief: angst voor relaties met anderen.
7. Volwassenheid: generativiteit vs. stagnatie
 Positief: gevoel bij te dragen aan de continuïteit van het leven.
 Negatief: bagatelliseren van eigen activiteiten.
8. Rijpheid: Ego-integriteit vs. wanhoop
 Positief: gevoel van eenheid in wat men in het leven heeft bereikt.
 Negatief: spijt van gemiste kansen.

, Kritiek: de theorie is meer gericht op de ontwikkeling van mannen dan op die van vrouwen en het is
op sommige punten vaag. Wel alom geliefde theorie.

2.1.2 het behavioristisch perspectief: focus op waarneembaar gedrag
Behavioristisch perspectief: benadering waarbij men ervan uitgaat dat waarneembaar gedrag en
externe stimuli in de omgeving cruciaal zijn voor het begrijpen van de ontwikkeling van het individu.
De mens wordt volledig van buitenaf (exogeen) bestudeerd, met de focus op waarneembaar gedrag.
Het gedrag wordt oorzakelijk bepaald (door invloeden vanuit de omgeving). Het leren gaat via
stimulus-respons-leren:
 Klassieke conditionering: een organisme leert op een bepaalde manier reageren op een
neutrale stimulus, die de respons normaal gesproken niet uitlokt. Gedrag is het resultaat van
conditionering: een vorm van leren waarin gedrag dat geassocieerd wordt met een stimulus,
verbonden wordt aan een andere neutrale stimulus. Ivan Pavlov was de ontwikkelaar.
 Operante conditionering: gedrag wordt versterkt of verzwakt omdat het in het verleden een
positieve of negatieve consequentie heeft gehad. B.F. Skinner was de ontwikkelaar.
 Reinforcement: bekrachtiging van gedrag door het aanbieden van een prettige
stimulus (geld na hard werken) of het wegnemen van een onprettige stimulus (geen
afwas doen na het leegeten van het bord).
 Gedragsmodificatie: een techniek om de frequentie van gewenst gedrag te verhogen
en de frequentie van ongewenst gedrag te verlagen.

Sociaal-cognitieve leertheorie: benadering waarbij de nadruk ligt op leren door het observeren van
het gedrag van een andere persoon. Leren door iemand anders (een model) te imiteren en te
observeren. Ontwikkelaar is Albert Bandura, en het is een voorloper op het cognitieve perspectief.
Het verloopt in vier stappen:
1. Aandacht: gedrag van model waarnemen.
 Modeling: het imiteren van bepaald gedrag als we zien dat dit bij een model beloond
wordt.
2. Retentie: gedrag op een later tijdstip kunnen herinneren.
3. Reproductie: gedrag wat je eerder zag reproduceren.
4. Motivatie: gedreven om gedrag te leren/uit te voeren, omdat het iets oplevert en/of omdat
je opkijkt tegen het model.

2.1.3 het cognitief perspectief: kijken naar de oorsprong van ons begrip
Cognitief perspectief: benadering die zich richt op de processen die mensen in staat stellen de
wereld te leren kennen, te begrijpen en erover na te denken. Via deze benadering wordt erachter
gekomen hoe kinderen en volwassenen informatie verwerken en welke invloed hun manier van
denken en begrijpen op het gedrag heeft.

Jean Piaget (1896 – 1980) meende dat alle mensen in een vaste volgorde een reeks universele
cognitieve ontwikkelingsstadia doorlopen, waarbij het handelen voorafgaat aan begrijpen.
 Cognitieve ontwikkeling kan gezien worden als het samenvoegen van bouwstenen van
vaardigheden en/of kennis.
 Het denken is opgebouwd uit schema’s: georganiseerde mentale patronen (‘bouwstenen’)
die bepaalde gedragingen of acties vertegenwoordigen.
 Adaptatie: de manier waarop kinderen reageren op en zich aanpassen aan nieuwe
informatie, waarbij kinderen een actieve rol hebben in de eigen ontwikkeling. Assimilatie en
accommodatie zorgen samen voor onze cognitieve ontwikkeling:
 Assimilatie: het proces waarbij mensen een nieuwe ervaring interpreteren binnen
hun huidige cognitieve ontwikkelingsstadium en denkwijze. Nieuwe ervaringen
worden opgenomen in bestaande schema’s of structuren.

Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:

Qualité garantie par les avis des clients

Qualité garantie par les avis des clients

Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.

L’achat facile et rapide

L’achat facile et rapide

Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.

Focus sur l’essentiel

Focus sur l’essentiel

Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.

Foire aux questions

Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?

Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.

Garantie de remboursement : comment ça marche ?

Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.

Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?

Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur janna97. Stuvia facilite les paiements au vendeur.

Est-ce que j'aurai un abonnement?

Non, vous n'achetez ce résumé que pour €4,99. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.

Peut-on faire confiance à Stuvia ?

4.6 étoiles sur Google & Trustpilot (+1000 avis)

73314 résumés ont été vendus ces 30 derniers jours

Fondée en 2010, la référence pour acheter des résumés depuis déjà 14 ans

Commencez à vendre!
€4,99  7x  vendu
  • (0)
  Ajouter