Samenvatting inleiding psychologie
- dit boek gaat over wetenschappelijk verantwoorde kennis in verband met psychologie: idee dat mensen hebben oer psychologische
kennis op basis van media en gepopulariseerde literatuur, is verkeerd.
- Hoe wordt begrip ‘psychologie’ gedefinieerd?: definities die wetenschappelijke werken geven zijn steeds zeer gelijkend, bv:
* Henry Roediger: ‘wetenschappelijke studie van de mentale processen en van gedrag’
* Phil Zimbardo: ‘empirische studie van gedrag en de mentale processen
- domein psychologie is zeer breed => veel onenigheid over de precieze definitie van de term psychologie
- Psychologie niet enige wetenschappelijke discipline die het gedrag (en mentale processen) bestudeert. (bv antropologie, criminologie,
sociologie, economie,.. bestuderen menselijk gedrag, maar vanuit een ander gezichtspunt): gemeenschappelijkheid van de divisies
van de APA (american psychological association, meest invloedrijke beroepsvereniging van psychologen) in vergelijking met de
andere wetenschappelijke disciplines zit meer in de gebruikte methoden dan in het onderwerp;
- Belang van kritisch denken:
* psychologie als wetenschappelijke discipline, meer dan eender welke andere wetenschappelijke studie, vereist kritisch denken (mede
omdat iedereen vanuit de media en de populariserende literatuur vertrouwd is met het woord ‘psychologie’)
—> vereist om de wetenschappelijke psychologie te onderscheiden van andere kennis zoals parapsychologie etc (die zelden op
gecontroleerd wetenschappelijk onderzoek is gebaseerd)
* uit onderzoek gebleken dat groot aantal mensen geloof hecht aan verschijnselen als telepathie, helderziendheid,… empirische studies
hebben duidelijk aangetoond dat investeringen in zulke fenomenen nutteloos zijn. bv: experiment van Bem, mensen die toekomst
konden voorspellen (ze kozen dan telkens voor het gordijn dat hun de erotische beelden gaf en hierdoor besloot hij dat mesen de
toekomst konden voorspellen. (het grote aantal dat erotische beelden ‘kozen’, kwam door het grote aantal proefbeurten)) => uit
heranalyse van zijn gegevens toonde men aan dat de beschreven bevindingen op een misleidende manier waren voorgesteld en dat
de experimenten op geen enkele manier aantoonden dat de toekomst voorspellen mogelijk was. Ook onderzoek naar het bestaan van
‘extrasensorische perceptie’ of andere bovennatuurlijke fenomenen bleef steeds negatief: nog steeds geen betrouwbaar bewijs van
bestaan gevonden
- Freud en psychologie: (psychoanalyse)
* was geen psycholoog of geneesheer
* theorie wordt tegenwoordig argwanend bekeken door psychologen: Freuds methode (het afleiden van wetmatigheden uit klinische
gevalstudies is zeker niet representatief voor de gangbare psychologische onderzoeksmethoden.
* Freudprobleem: de associatie van psychologie met de psychoanalyse
- een beknopt historisch overzicht:
* psychologie is een jonge wetenschappelijke discipline
meest frequente keuze. .
,* Niet veel langer dan een eeuw geleden weigerde de universiteit van Cambridge een labo voor psychofysica te openen omdat ‘the
topic would insult religion by putting the human soul on a pair of scales’.
* Psychologie vond wortels in filosofie en fysiologie/neurologie, dat illustreert tweevoudig karakter van psychologische kennis, waarbij
zowel geesteswetenschappelijke onderzoeksmethoden (waarin verklaring centraal staat) als positief-wetenschappelijke
onderzoeksmethoden (waarin predictie centraal staat) worden gebruikt. => in filosofie wordt psychologie geassocieerd met de studie
van geest of de psyche.
* Binnen filosofische tradities 2 strekkingen te onderscheiden:
- rationalisme: beschouwt ratio als enige toelaatbare criterium voor geldige kennis en houdt een dualistische visie aan, waarin lichaam
en geest gescheiden identiteiten waren. In de Descartiaanse visie werd ervan uitgegaan dat de geest principieel niet objectief kon
worden bestudeerd
- Angelsaksische traditie van empirisme en associationisme: geldige kennis kon enkel verkregen worden via onbevooroordeelde
zintuigelijke kennis. Vooral deze traditie heeft de weg vrijgemaakt voor de wetenschappelijke psychologie, gebaseerd op
systematisch empirisch onderzoek. De fysiologie en neurologie hebben geleid tot de ontmaskering van de mythe van het
descartiaanse bewustzijn als niet-materiële substantie en zo mee gezorgd voor het begin van de wetenschappelijke psychologie.
- Onderwerp wetenschappelijke psychologie: niet hetzelfde gebleven doorheen de tijd;
° eerste psychologen beschouwden het bewustzijn als principale object van de psychologie.
° ongeveer rond dezelfde tijd pleitten sommigen voor het bestuderen van het onderbewuste
° na tweede wereldoorlog eerder een gedragswetenschap, die enkel objectief waarneembaar gedrag mocht bestuderen.
° het uit Amerika afkomstige ‘behaviorisme’ (psychologie gereduceerd tot het achterhalen van verbanden tussen stimulus en reactie, en
waarbij de studie van mentale processen als onwetenschappelijk werd beschouwd, veroverde de wereld.
—> tijdens behavioristische periode bestudeerden psychologen vooral diergedrag en werd ervan uitgegaan dat menselijk gedrag niet
fundamenteel verschilt van het gedrag van dieren.
° sinds opkomt van computer staan sinds ’60 de informatieverwerkingsmogelijkheden van mensen centraal in veel psychologisch
onderezoek (cognitieve psychologie = studie van manier waarop wij informatie verwerken)
- methodologische eisen voor wetenschappelijk onderzoek:
* drie belangrijke kenmerken van de soort van wetenschappelijke kennis:
1. Wetenschappelijke kennis wordt verzameld door middel van systematisch empirisme:
- wetenschappelijke kennis laat zich leiden door systematisch waarnemen van de werkelijkheid
—> staat in contrast met werkwijze van filosofie
- er bestaan geen gezagsargumenten voor wetenschappelijke kennis; hoe bekend een wetenschapper ook is, in principe kan hij de
wetenschappelijke gemeenschap niet overtuigen van zijn inzichten zonder empirisch verzamelde evidentie. Het gebrek aan
systematisch empirisch onderzoek kan leiden tot wetenschappelijke dwalingen, zoals volgend voorbeeld uit geneeskunde:
vb: epidemie gele koorts: dokter was van mening dat koorts, van welke aard dan ook, het best behandeld kon worden door
aderlatingen, ookal bekritiseerden vele dokters dit. Hij bleef echter bij zijn standpunt en paste de methode ook op zichzelf toe toen hij
meest frequente keuze. .
,ziek werd) ookal stierven vele patiënten die hij behandelde aan de ziekte. Hij kon zijn visie blijven verdedigen door te verzaken aan een
systematische studie en door te stellen dat elke genezing het gevolg was van zijn behandeling, en elk overlijden toeschreef aan de ernst
van de ziekte.
Ander voorbeeld: psychoanalyse: basisideeën waren afgeleid uit de therapiesessies met een beperkt aantal patiënten.
2. verifieerbare kennis:
- tweede eis; het moet om publiek verifieerbare kennis gaan = de kennis moet repliceerbaar (mate waarin een andere onderzoeker
dezelfde proefneming kan uitvoeren en dezelfde resultaten krijgt) zijn.
- Om te waken over eis van repliceerbaarheid hebben onderzoekers een systeem van peer review ingebouwd. (= zijn werk wordt
vooraleer het wordt gepubliceerd beoordeeld door een aantal collega’s die werkzaam zijn in hetzelfde onderzoeksdomein).
3. Toetsbare theorieën en uitspraken:
- derde kenmerk; Enkel oplosbare problemen worden onderzocht
- wetenschappelijke theorieën moeten toetsbaar zijn en uitspraken die de status van wetenschappelijke kennis willen verkrijgen,
moeten falsifieerbaar (het is principieel mogelijk om aan te tonen dat de uitspraak foutief is) zijn. (bv: of de mens goed of slecht is, is
geen falsifieerbare stelling)
- Popper gaf Freuds psychoanalyse als voorbeeld van een niet-falsifieerbare theorie. Ze werken volgens hem continu met post-hoc
verklaringen (het zijn verklaringen die bedacht zijn na het bekijken van onderzoeksresultaten, ’omdat een ding na een ander komt, is
de eerste gebeurtenis de oorzaak van die 2e gebeurtenis’ => foutieve denktheorie, het is bijgeloof)
- Wat wel of niet onderzoekbaar is, kan door de tijd heen veranderen (bv door nieuwe technieken of inzichten)
Van kennis tot wetenschappelijke wet:
* vanuit systematische observaties, zal de wetenschapper proberen na te gaan onder welke omstandigheden het ene dan wel het
andere principe van toepassing is
* theorie: geeft een relatie tussen een set van concepten die gebruikt worden om data of gegevens te verklaren en predicties te maken
over resultaten van een empirische studie
* hypothese: specifieke predictie afgeleid van een theorie, toegepast in de context van een concreet onderzoek. Als de data de
hypothese tegenspreken, moet er een nieuwe theorie ontwikkeld worden die de data wel kan verklaren. Door aanpassing van
theorieën komt men dichter bij de werkelijkheid, kennis is steeds voorlopig
* Wetenschappelijke wet: wanneer een relatie tussen verschillende variabelen frequent geconfirmeerd is
=> wetten zijn meestal oninteressant voor verder wetenschappelijk onderzoek zodra de wet voldoende is aangetoond via empirische
gegevens.
onderzoeksmethoden:
- kunnen op verschillende manieren worden ingedeeld
-> eerste indeling: positief wetenschappelijk vs geesteswetenschappelijk; psychologie speciale plaats tussen alle andere
wetenschappen; gedrag kan zowel positief (waar variabelen gemeten worden) als geesteswetenschappelijk (interpreterende methode)
bestudeerd worden; wij houden ons bij de positiefwetenschappelijke visie:
meest frequente keuze. .
, We gaan dieper in op twee soorten onderzoeksmethoden:
1. Descriptieve methode:
2. Experimentele methode:` correlationele studies beperken zich tot beschrijving van een bestaande toestand
- in een experiment manipuleert de onderzoeker de werkelijkheid
- het doel van het ingrijpen: causaliteit achterhalen
* Naturalistische observatie: observatiestudie buiten het labo, in natuurlijke situatie
bv: onderzoeker die kinderen ziet vechten nadat ze met GTA gespeeld hebben, zou het verband tussen het observeren van geweld en
zelf geweld plegen, kunnen onderzoeken.
nadeel: mensen hun gedrag kan wijzigen wanneer ze hun bewust zijn dat ze geobserveerd worden
* gevalstudies (casestudies): één persoon of één voorbeeld van een fenomeen wordt zeer gedetailleerd onderzocht.
—> psychoanalyse van Freud is afgeleid van een aantal gevalstudies, waarin telkens een bepaalde patiënt gedurende therapiesessies
werd behandeld.
Getuigenverklaringen over effect van een bepaalde handeling zijn wetenschappelijk van weinig belang omdat ze vaak zeer
onbetrouwbaar zijn. bv: placebo-effect: suikerpil zogezegd echte pil, patiënt gelooft dit
* interviews: respondenten worden op een directe manier bevraagd. Vaak wenselijk om aan interviewers te leren hoe ze een neutrale
vraagstelling moeten formuleren
* Surveys: verzamelen van een steekproef van opinies over één of meerdere onderwerpen op basis waarvan de onderzoeker een besluit
trekt over de hele populatie. (bv: politicologisch onderzoek over stemgedrag of bij het bestuderen van kijkcijfers op tv): de kwaliteit
van het onderzoek hangt af van representativiteit van de getrokken steekproef.
* tests: meest eigen aan psychologie: psychologische tests worden aangewend voor het meten van allerlei variabelen, zoals IQ,
attitudes,..
- test moet beantwoorden aan aantal vereisten, zoals standaardisatie ( de test moet steeds op dezelfde manier worden afgenomen;
iedereen krijgt dezelfde instructies, de afname gebeurt in rustige omgeving,..), betrouwbaarheid (de test is nauwkeurig e de
meetresultaten variëren niet met de tijd) en validiteit (test meet daadwerkelijk wat de test beoogt te meten).
=> een betrouwbare test is dus niet noodzakelijk een valide test, maar omgekeerd impliceert validiteit wel betrouwbaarheid. (een test
kan nauwkeurig meten, maar iets anders meten dan wat de test zou moeten meten.
bv: een onderzoeker die de rekenvaardigheid van kinderen wil meten, kan misschien wel een betrouwbare test maken maar die toch
niet valide is. Om de vraagstukjes te begrijpen is wel een zekere taalvaardigheid nodig, die niet alle kinderen bezitten.
* correlationeel onderzoek: onderzoeker bestudeert een steekproef, noteert karakteristieken van elk bestudeerd opject en gaat
vervolgens na of er een verband is tussen die karakteristieken.
meest frequente keuze. .