Dit is een samenvatting van de les Wijsbegeerte en Ethiek (nota's en slides).
De slides zijn tamelijk vaag dus ik heb tijdens de les zeer complete nota's genomen.
Deze samenvatting bedraagt dus alles wat je moet kennen in detail en bevat ook veel voorbeelden om de vage concepten duidelijker te m...
Eerste filosoof in het westerse rijk: THALES VAN MILETE.
1. Nut filosofie
1. Wetenschappelijke concepten verhelderen.
2. Kritische evaluatie van wetenschappelijke aannames en methoden.
3. Nieuwe concepten en theorieën formuleren.
4. Dialoog tussen verschillende wetenschappen onderling alsook tussen de wetenschap en de
maatschappij.
Volgens Aristoteles is filosofie nuttig en kan een filosoof drm gemakkelijk rijk worden, maar dit is niet zijn
doel.
2. Examen
Meerkeuze vragen en openvragen (minder belangrijke elementen onderscheiden en context kunnen
schetsen).
Let op: de teksten zijn ook examenleerstof.
3. Wat is filosofie?
3.1. Definitie:
Filosofie = filosofie heeft verschillende betekenissen. Het kan een mening of denkwijze representeren of een
levens/wereldbeschouwing. Het kan ook simpelweg de studie van algemene beginselen zijn.
Filosofie is abstract maar staat je toe via kritische reflectie de wereld trachten te begrijpen.
3.2. De uil van Minerva:
De uil van Minerva (Athena) is een symbool voor wijsheid want kan overdag, in het lig, zien maar ook
s ’nacht, in het donker (alziende wijsheid).
Volgens Hegel kan men pas echt inzichtelijke kennis van een gebeurtenis krijgen als die al is afgelopen
(pas s’ avonds reflecteren over zijn dag).
Goede metafoor voor filosofie?
NEE, 2 kritieken:
- BIOLOGISCHE KRITIEK: theorie schiet tekort want uil van Minerva gaat enkel terug op een bepaald
type uil = steenuil. Die uil ziet ‘s avonds maar ook overdag dus hij is de hele dag actief (niet enkel wnr
de dag over is).
1
, - KLASIEKE KRITIEK: slecht licht op filosofie want de mythe gaat over een meisje dat overdag niet naar
buiten durft te komen door schaamte (ging met haar vader naar bed) en wordt drm veranderd door
Minerva in een uil.
Inderdaad, uilen staan normaal gezien als een symbool voor wijsheid, belezenheid, scherpzinnigheid,
maar eig representeert die een schuwe uil, domheid en onbetamelijk gedrag.
3.3. Subdicipline van de filosofie:
- Metafysica/ontologie: zijnsleer (wat betekent dat iets bestaat?).
- Epistemologie: kenleer (wat is (wetenschappelijke) kennis?).
- Ethiek: zedenleer (wat is goed of juist handelen?).
- Logica: redeneerkunde (wat zijn geldige redeneringen?).
3.4. Beginsel filosofie:
Volgens Plato en Aristoteles is verwondering het beginsel van filosofie. Hierdoor beginnen mensen
zich vragen te stellen en zo ontstaat de kritische redenering over de wereld.
3.5. Kenmerken:
Er bestaat een spanningsveld tussen oogmerk en houding.
Men wil langs de ene kant de wereld observeren en dankzij verwondering die proberen uit te leggen en zo
conclusies trekken.
Langs de andere kant is het belangrijk rationeel en genuanceerd te blijven om zo een tunnel visie op zijn
eigen theorieën te vermijden => oogmerk vs houding.
Mensen kunnen dus zo hun intuïties houden en die proberen te verklaren via (gedacht) experimenten.
Maar, men moet ook rationeel en kritisch blijven dus het is belangrijk om toch afstand te kunnen houden en
een genuanceerde standpunten te hebben => instrumentarium.
Filosofie is kritisch. Je kan dus niet altijd verder bouwen op u inzichten zoals andere wetenschappen.
3.6. Historische evolutie:
1. Oudheid: filosofie X mythologie (bv: aardbeving verklaren met rationele argumenten X Griekse god).
2. Middeleeuwen: filosofie X religie.
3. Moderniteit: filosofie X wetenschap (filosofie behoorde eerst tot de wetenschap maar vanaf de 17de
eeuw zal er een revolutie zijn in het wetenschappelijk denken. Hierdoor zal de wetenschap meer een
zelfstandige discipline worden omdat daar eerder feiten worden onderzoekt en bij de filosofie
waarden).
4. Verhouding Filosofie-Economie
Veel bekende economen zijn bovenal filosofen zoals:
- David Hume
- Adam Smith
- John Stuart Mill
- Karl Marx
- Amartya Sen
Er zijn ook meerdere economische disciplines die met de filosofie overlappen zoals:
- Geluk economie = geluk van mensen subjectief analyseren door te kijken naar hun welzijn =>
welzijnseconomie.
2
, - Welvaartseconomie = geluk van mensen op een objectieve manier analyseren door te kijken naar de
welvaart.
Merk op: Geluk economie staat tegenover welvaartseconomie.
4.1. Economie vs filosofie:
Dichotomie = 2 aparte begrippen.
Feiten: Wat centraal staat in wetenschap
Waarden: wat centraal staat in filosofie
Descriptief: Wetenschap heeft neiging om concepten te beschrijven.
Normatief: filosofie kijkt eerder naar de normatieve kant van concepten.
Observatie: wetenschappers gaan hun theorieën eerder baseren op observaties (zintuigelijk kan vaststellen).
Speculatie: filosofen gaan hun theorieën eerder baseren op speculaties (onzekere spiegelingen die losstaan
van observatie of analyse).
Hoofdstuk 2: Logica
1. Redeneren
1.1. Redeneren vs argumenteren:
Belang onderscheid tussen redeneren en argumenteren binnen de logica.
- Redeneren = aaneenschakeling van beweringen waarbij ene (ccl) afgeleid wordt uit de andere (premissen).
Bewering wordt AFGELEID uit beweringen.
Een redenering is meestal monologisch (enkel een partij is noodzakelijk) en intrinsiek (je leidt iets uit vanuit
de redenering zelf).
- Argumentatie = aaneenschakeling van beweringen waarbij ene (het standpunt) wordt ondersteund door
de andere (argumenten). Bewering wordt ONDERSTEUND door beweringen.
Een argumentatie gebeurt meestal onder de vorm van een dialoog (discussie tussen min 2 personen) en is
extrinsiek (het doel is niet zo zeer het ondersteunen van je standpunt maar eerder je tegenstander te
overtuigen).
Redeneren kan je alleen doen terwijl dat argumentatie moet minstens met 2 (vaak voor/tegen iets).
Deugdelijke (goede) argumentatie:
- Structuur => geldige redenering op niveau van vorm (wat we zeggen doet er hier niet toe).
- Context => geldige redenering op nv van inhoud (relevante standpunten/argumenten).
Logica is een onderdeel van argumentatieleer. Drm, is het eerst en vooral belangrijk om een geldige
(goede) redenering te hebben bij argumentatie. De structuur/vorm van de redenering moet correct
zijn. Daarna, om deugdelijke (goede) argumenten te hebben is de context/inhoud ervan ook
belangrijk.
3
, 1.2. Ontstaan:
Aristoteles is de eerste die logica heeft gesystematiseerd (in 2 heeft opgedeeld nl: analytiek/redeneren en
dialectiek/argumentatie). Zijn werken werden dus later beschouwd als een inleiding tot filosofie.
1.3. Hoe herken je een redenering:
Redeneringsindicatoren :
- Premissen: waaraan de voorgaande zin kan afgeleid worden (bv: immers, omdat, aangezien, vermits,
enz.).
- Conclusie: aangeven wat er uit het voorgaande volgt (dus, daarom, daaruit volgt, enz.).
Bv: “er is sprake van inflatie, want de prijzen stijgen. Als dat laatste gebeurt daalt de waarde van ons
geld”.
3 soorten redeneringen:
- DEDUCTIE: van 1 universele wet naar concrete gevallen.
=> Logisch afleiden: veronderstelt noodzakelijkheid.
Bv1: ik weet dat als ik iets da in mijn handen ligt loslaat, dan valt het (universele wet van graviteit). Stel ik
laat mijn pen los (concreet voorbeeld) gaat die noodzakelijk ook vallen.
Bv2: ik weet mijn zekerheid dat alle bonen van de zak wit zijn dus ik kan ervan uitgaan dat de bonen
onderaan de zak (die ik niet kan zien) wit zijn.
- INDUCTIE: van concrete gevallen naar 1 universele wet.
=> Veralgemenen: veronderstelt een statistische waarschijnlijkheid.
Bv1: ik heb gemerkt dat als ik iets zware steen op mijn raam gooi (concreet vb) dan gaat mijn raam
kapot. Mijn raam gaat dus wrsch sws kapot als ik er iets zwaars (maakt ni uit wat) op gooi (universeel).
Bv2: je ziet dat alle bovenste bonnen uit je zak wit zijn en dus lijdt je af dat ze allemaal (zelf die vanonder
zijn die je niet ziet) wit zijn. Hoe meer witte bonen je ziet, hoe sterker de waarschijnlijkheid.
- ABDUCTIE: van ene concrete naar andere concrete.
=> Hypothetisch verklaren: contextgebonden waarschijnlijkheid (meest wrsch verklaring).
Bv1: als ik iets zwaars gooi op een raam die dun glas heeft, dan gaat die kapot. De raam van mijn kamer
is dun dus die zal kapotgaan als ik er een zware steen op gooi (context gebonden: je moet EN een zwaar
voorwerp hebben EN dun glas).
Bv2: Je ziet witte bonen en je denk dat ze van de zak komen want ernaast is een zak met allemaal witte
bonen.
• Inferentieel vs conditioneel verband:
- Inferentieel => OMDAT (feit gebonden).
Bv1: mijn handen zijn zacht omdat ik handcrème gebruik. Tis een feit dat mijn handen zacht zijn en de
reden ervoor is handcrème.
Bv2: Socrates is sterfelijk, aangezien hij een mens is.
- Conditioneel => INDIEN (context/voorwaarden gebonden).
4
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur Marie0417. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €8,33. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.