Samenvatting Kwalitatieve
methoden:
Hoofdstuk 1: Wat is kwalitatief onderzoek?
Klassieke verklaringen kwantitatieve methoden zijn niet geheel correct/volledig
◦ Soort gegevens:
Cijfers= kwantitatief; niet-cijfermatig= kwalitatief
◦ Verwijzing naar schaal v onderzoek
Grootschalig/representatief= kwantitatief, kleinschalig= kwalitatief
◦ Verwijzing bep technieken v dataverzameling
Diepte-interviews; focusgroep-interviews; participatieve observaties; analyse van persoonlijke
documenten
Kwalitatieve onderzoeksmethoden worden gebruikt om de aard v sociale verschijnselen te
onderzoeken. Dit houdt in dat kwalitatief onderzoek zich voornamelijk bezighoudt met de
eigenschappen, de gesteldheid en het karakter van verschijnselen als interacties, situaties,
groeperingen, problemen etc. -> niet enkel aanpak, maar ook WAT: verschil niet louter in hoe je
zaken onderzoekt, maar ook wat je onderzoekt!!
Onderzoeker kijkt op een interpretatieve manier naar de wereld. Natuurlijke, dagelijkse
omgeving ih onderzoek staat centraal en de onderzoeker gaat op zoek naar processen van
betekenisgeving
Vaak combinatie van onderzoekstechnieken om een onderzoeksvraag te beantwoorden
Aard v kwalitatief onderzoek is te vinden bij: vraagstelling, onderzoeksdesign,
dataverzamelingsmethode, manier v analyseren, output
Kwalitatief onderzoek gaat vaak inductief te werk= data verzamelen en analyseren, patronen
herkennen en theorie v maken
1. Vraag en doelstelling
◦ Dagelijkse werkelijkheid staat centraal
,Betekenisgeving: onderzoeker (etic, outisder) of onderzochte (insider, emic?)
Deductieve of inductieve benadering
Wereldbeeld vd onderzoeker (paradigma)
Mortelmans: ‘transcendentale realisten’: sociale fenomenen bestaan in ons brein en los ervan
≠positivisme: de wereld bestaat los van het brein
≠constructivisme: de wereld bestaat enkel in het brein
Vraagstelling anders: sociale processen & complexe thema’s (niet hoe sterk/hoe vaak
verband; wel betekenis)
2. Onderzoeksdesign
2.1 Flexibel: plan is noodzakelijk maar open voor verandering
2.2 Gericht op natuurlijke omgeving: context en betekenisgeven wederzijds beinvloedende
factoren
2.3 “holistisch” begrijpen van de context systematisch, allesomvattend, geïntegreerd (vs
specifiek klein stuk, alleenstaand, los)
3. Dataverzamelingsmethode (vaak kwal methoden gelijkgesteld aan dit kenmerk)
Meerdere methoden, vaak 1 dominant, langdurig en intens contact, flexibel in gebruik methoden,
balans betrokkenheid en afstand nemen, iteratief verzamelen en analyseren
4. Analyse
Eerder op basis v teksten, (cijfers kunnen helpen als randinformatie), doel= betekenis achterhalen,
processen staan centraal, in diepte te begijpen en niet in statistisch representatief, geen
voorgeprogrammeerde routines in analyse software -> inzicht in betekenisgeving processen zoeken
via: 1) Verstehende’ methode (Weber): ‘role taking’ (Mead) / het vermogen je te verplaatsen in de
positie van individu of groep 2) verder dan inner-perspective op sociale werkelijkheid vb.
categoriseren in begrippen oa. Grounded Theory / bestaande theoretisch/ conceptuele kaders toe te
passen als bril
5. Rapporteren
- Onderzochten worden betrokken: feedback op resultaten, vorm van kwaliteitscontrole
- Zoveel mogelijk context van het geheel: dus niet zo compact mogelijk, materiaal laten
spreken
- Invloed van onderzoeker geëxpliciteerd: wat is jou achtergrond, wereldbeeld, ...
Klassieke verwijten v kwantitatieve methoden:
◦ Niet-wetensch: ‘wetensch’= paradigma (positivisme inderdaad geen wetensch methode dan,
maar ander paradigma dan wel, want systematiek en kennis zijn nodig om onderzoek goed
uit te voeren)
◦ Persoonlijke opinies: niet die van onderzoeker, maar onderzochte centraal!! Niet enkel
opinies, ook gedrag; onderzoeker moet eigen achtergrond expliciteren; systematische
analyse procedures, met checks voorbij persoonlijke opinie
◦ ‘soft onderzoek’ = ‘onnauwkeurig en onzorgvuldig = slechts perceptie (oorzaak: openheid van
design en analyse proces, maar er zijn geijkte procedures om te volgen) Als soft = geen
“exact” cijfer -> cijfers grotere geloofswaarde, maar andere aard van data andere informatie
dan tekst
, ◦ Kleine en niet gerandomiseerde steekproef: Niet generaliseerbaar naar populatie wel
generaliseerbaar naar theoretisch kader -> betekent niet onbetrouwbaar; enkel anders,
Want : eigen procedures/regels, onder andere: theoretische steekproef en tussentijdse
analyse tot saturatie
ENE BENADERING IS NIET BETER DAN ANDERE: KWALITATIEF ONDERZOEK NIET DIEPGAANDER EN
BETER DAN KWANTITATIEF ONDERZOEK (ANDERS DOE JE MEE AAN DE METHODENSTRIJD)
Keuze gehanteerde onderzoeksbenadering = afhankelijk van onderzoeksvraag!
Kritiek op kwantitatief onderzoek is vaak eerder kritiek op (post)positivistische/empirisistische
benadering
Hoofdstuk: 3 Paradigma’s in het kwalitatief onderzoek
Ontologische vraag: wat is de realiteit?
Epistemologische vraag: abstracter (hoe weten we wat we weten over de realiteit; relatie
onderzoeker onderzoeksobject)
Methodologische vraag: praktischer (hoe kan onderzoeker iets te weten komen over de realiteit?)
<-Positivisme - Interpretatief ->
, Positivisme Postpositivisme Constructivisme Kritische theorie en Participati
(dominante andere paradigma
paradigma)
Ontologie Bestaande Realiteit bestaat, maar Geen 1 objectieve Historisch realisme = Participatie
realiteit, slechts gedeeltelijk realiteit, ieder eigen visie virtuele realiteit realiteit: su
onderhevig aan kenbaar door op realiteit, groepen die gevormd door sociale objectieve
natuurwetten en imperfecte menselijke sociale constructies delen pol, econ, gender en Er is een ko
mechanismen waarnemingsinstrume ethnische waarden, (harde real
nten en ongrijpbare gekristaliseerd in de krijgt vorm
aard van realiteit tijd cocreatie m
menselijke
geest
Epistemol Dualistische en Aangepast dualisme en Onderzoeker en Transactioneel/ Ervaringsge
ogie objectivistische objectivisme onderzoeksobject subjectief; waarde (directe em
verbonden, wetenschap gebonden resultaten waarnemin
wordt geconstrueerd proposition
(concepten
praktische k
(hoe iets do
cocreatie va
bevindinge
Methodol Hypothesen Kritisch multiplisme en Continue interactie Confrontatie Actie onder
ogie formuleren en variant v Grounded onderzoeker opzoeken: optimaliser
hypothetishe Theory onderzoeksobject; dialogisch/dialectisch menselijke
testen; vooral intersubjectiviteit
kwantificerende
methoden
Voorbeeld Aantal uren slaap Vaderschap, nachtrust Vaderschap: hoe voelt dat Vaderschap: invloed Vaderschap
en meten voor de vader zelf aan?, op externe structuren onderzoek
verhaal achter uren slaap op beleving nieuwe vad
groep wille
hoe ze mee
betrokken k
zijn in de op
van hun kin
Constructivistische stromingen (paradigma’s):
1. Symbolisch interactionisme
H. Blumer (Chicago school) :
Menselijk handelen gaat samen met zelf-interactie processen; Leren en wijzigen betekenissen in
interactie
8 principes : (Denzin)
• Vertrek vanuit gedrag
• Onderzoeken vanuit wijzigende betekenis zelf van respondent
• Onderzoeker verbindt betekenissen van respondenten aan sociale groepen die betekenissen
aanleveren