Samenvatting Motorische Spraakstoornissen
SPRAAK: THERAPIE
Deel 1: Motorische spraakstoornissen
1. Inleiding
Het gesproken woord
- Taalprocessen: ideeën omzetten in woorden, zinnen,
verhaal
Afasie
- Cognitieve processen: executieve vaardigheden, geheugen,
aandacht en concentratie
Cognitieve communicatiestoornissen
- Sensorimotorische processen: de zintuiglijke verwerking
van spraakklanken, de motorische verwerking van spraak.
Waar spraak heel hard op berust. Het sensorische is ons
feedbacksysteem. Motorische is echt de input, de
aansturing van spraak.
Spraakapraxie (Bij motor planning en motor
programming) en dysartrie (bij motor execution)
Feedback= zintuiglijk, kan zowel auditief als tactiel/proprioceptief (interactief netwerk tussen
sensorische en motorische info)
Hersenschade of schade aan craniale zenuwen kan sensori-motorische verwerking aantasten
= ontstaan van MSS
Therapie: hoe kunnen we als logo…
ICF optimaliseren, spraakverstaanbaarheid vaak verminderd + impact op psychosociaal functioneren
Doel= optimaliseren van dagelijkse communicatie en verbeteren psychosociaal welbevinden
Therapie MSS’en
- Hindernissen
Therapie-effectstudies zijn bijzonder schaars
Geen effectmetingen tav activiteiten, participatie en psychosociaal welbevinden
Zeer veel beïnvloedende therapievariabelen
- Uitdaging mee kunnen met de rest van de stroom
2. Managementbenaderingen
Motorische spraakstoornissen verschillen in:
- Ernst (discreet, mild, ernstig, zeer ernstig)
- Onderliggende pathofysiologie (planning/programmering, incoördinatie, hypo of
hyperkinesie, slapte, spasticiteit)
- Spraakkarakterisitieken (ademhaling, stem, resonantie, articulatie, prosodie)
- Mutiple begeleidende factoren (prognose, etiologie, fase van neurologisch herstel,
persoonlijkheid, omgeving, noden, emotionele beleving van de beperking, …)
2
, Ook in die types zien we nog heel veel verschillende kenmerken of op dezelfde manier gestoord
zijn. Bv bij de ene persoon kan dit op de stem en bij de andere op articulatie.
Prognose: is dit iets dat we kunnen wegnemen of niet? Of is het iets dat alleen maar erger kan
worden op termijn? Etiologie: wat is de oorzaak?
MSS’en: 3 benaderingen
1. De medische benadering (farmacologisch, chirurgisch)
Onderliggende ziekte genezen, soms echter neveneffecten. Farmacologisch: hersenabsces,
myasthenia gravis, hersentumor, zv PS, orofaciale dystonie. Samenwerking arts is belangrijk!
Wel communicatieafhankelijk, soms communicatienood opvangen.
Chirurgie: oncologische problemen => oorzaak wordt direct aangepakt en de symptomen
verdwijnen, verbeteren, verslechteren.
2. De prothetische benadering (mechanische en elektronische hulpmiddelen)
Geen letterlijke prothese, wel een hulpmiddel
3. De gedragsinterventie (spraak georiënteerd, communicatie georiënteerd, spraak- en
communicatiegeoriënteerd)
Grootste deel van de populatie met MSS, altijd tot doel om de comm te MAX.
Als de nood heel groot is gaan we al starten. Samenwerking met de arts is in dit geval wel heel
belangrijk. Hetzelfde doel: verbeteren communicatie
3. Therapiedoelen en beïnvloedende variabelen in gedragsinterventie bij mss’en, maximaliseren
van communicatie en welbevinden
- Therapie gebonden factoren
Inhoud (welke taken laten we de persoon met een MSS uitvoeren)
Intensiteit (frequentie over een bepaalde periode)
Therapiesetting (taken, planning, groep, individueel) vermoeidheid vermijden
- Medische factoren
Oorzaak of prognose: progressief verbeteren/verslechteren? Snel/traag? Medische
oplossing? => starten, uitstellen, stoppen.
Ernst en de aard van de stoornis correleert niet altijd met impact op
participatieniveau
Fase van herstel (acuut, post-acuut of chronisch)
- Demografische karakteristieken
Leeftijd
Geslacht
Opleiding
Beroep
- Persoonlijke factoren en omgevingsfactoren
Nood en motivatie
Persoonlijkheid en ingesteldheid
Zorgnetwerk en relaties
Fysieke factoren zoals vermoeidheid, additionele beperkingen zoals een cognitieve
stoornis, medicatie
ICF, nood en motivatie om de MSS te verbeteren?
CVA li HMN
2
, - Diagnose
- Communicatie
- Impact
Ernst en aard van de stoornis correleert niet altijd met de impact op particiaptieniveau.
4. Neurale Herstelmechanismen
Neurorevalidatie = een complex medisch proces dat tot doel heeft het letsel aan het ZWS te helpen
herstellen, aanpassen of compenseren en eventuele functionele veranderingen die daar het gevolg
van zijn tot een minimum te beperken en/ of te compenseren.
Gedragsplasticiteit= functionele verandering = het zichtbaar gedrag dat verandert (hersteld?
Aangepast? Gecompenseert?)
Neuroplasticiteit= de veranderin in het brein (hersteld? Aangepast? Gecompenseer?)
Hoe ga jij zorgen dat die functie, dat die hersenen gaan herstellen? Hoe beïnvloedt neurale
verandering communicatief gedrag? En omgekeerd, hoe verandert nieuw communicatief gedrag de
neurale verandering = de manier waarop therapie-effecten inslijpen en blijven?
Je ziet letterlijk het neurologisch netwerk groeien. Dus door het gedrag aan te pakken krijg je een
verandering in de hersenen. Omgekeerd geldt dit ook een verandering in de hersenen is een
verandering in gedrag.
In een acute fase is dit anders. Bv cliënt is met de fiets gevallen. Het kan dat er een oedeem ontstaat
of een infarct. Stuk valt uit maar is daarom niet afgestorven. In de acute fase hebben we een ander
herstelmechanisme. Hoewel er veel methodes zijn beschreven voor bv spraakapraxie en dysartrie,
wordt er nog te weinig rekening gehouden met het mechanisme dat aan de grondslag ligt, namelijk
het hersenletsel. Het is belangrijk wat men met een interventie voor ogen heeft: tracht de therapeut
het herstel te bevorderen of wordt er aangestuurd op bepaalde vormen van neurale aanpassing?
Neurorevalidatie
2
, - Kennis over herstelmechanismen van het brein: therapie doelgericht inzetten en laten
aansluiten op de natuurlijke herstelmechanismen van het brein
- Maladaptieve plasticiteit voorkomen
We grijpen in op wat er al vanzelf mogelijk zou zijn
Interhemisferische reorganisatie, maladaptieve plasticiteit, functieherstel kan vertragen
Een neurale aanpassing. Li; meer spraak en taal, Re; is meer het ruimtelijke.
Ze zijn elk dominant in hun eigen deel dus ze gaan het andere deel ook afremmen voor bepaalde
zaken wanneer zij hier meer dominant in uitblinken. Is een evenwicht. Ze remmen elkaar even hard
af. Kan zijn dat als je een letsel hebt bv in de linkerkant dat die rechterkant niet goed meer kan
afremmen maar rechts werkt wel nog dus links wordt wel nog steeds even hard afgeremd dus het
werkt nog slechter.
Herstel en Aanpassing
A. Neurale reactivatie (restitutie): echt herstel, het gebied herstelt tot op premorbide niveau
Vrachtwagen wilt naar het gele huis, als dit mogelijk is op hersenniveau spreken we van
neurale reactivatie. De neuronen die verstoord waren gaan volledig terug gebruiken dus we
kunnen onze functie even efficiënt gebruiken als voorheen. Noemen we volledig herstel en
komt vooral voor bij acute.
Het oorspronkelijke neurale netwerk dat oorspronkelijk bij de functie betrokken was, kan
weer ingezet worden
- Leidt tot herstel van de oorspronkelijke functie bv articuleren (activiteit/participatie). Bv.
Patiënt kan weer even goed en snel articuleren. Omdat gebieden rond het letsel weer actief
worden.
- Acute fase in de gebieden rond het letsel
- CVA infarct core, penumbra (valt functioneel uit maar sterft niet af omdat de O2 nog
toereikend is)
Penumbra (Paene= half, umbra= schaduw)
Wanneer we een infarct hebben, heb je een core of een kern die afsterft omdat het te
weinig zuurstof krijgt. Het deel errond valt ook functioneel mee uit en valt stil maar
heeft niet te weinig zuurstof gekregen om echt af te sterven. Wanneer die schaduw
2