Ergotherapie bij personen met
ontwikkelingsproblemen
Hoofdstuk 1: Verstandelijke beperking
Een verstandelijke beperking begint gedurende de ontwikkelingsperiode met
beperkingen in zowel het verstandelijk als het adaptieve functioneren, in de conceptuele,
sociale en praktische domeinen.
Er moet worden voldaan aan 3 criteria:
• Deficiënties in de intellectuele functies
• Deficiënties in het adaptieve functioneren (aanpassing)
• Deficiënties beginnen gedurende ontwikkelingsperiode
1. Verstandelijke beperking omschrijving volgens de AAIDD*
Een ‘verstandelijke beperking’ verwijst naar functioneringsproblemen die worden
gekenmerkt door significante (opvallend / sterk afwijkende) beperkingen in zowel het
intellectuele functioneren als in het adaptieve gedrag zoals dat tot uitdrukking komt in
conceptuele, sociale en praktische vaardigheden. De functioneringsproblemen ontstaan
voor de leeftijd van 18 jaar.
*American Association on Intellectual and Developmental Disabilities
1.1 Enkele topics
• Wat zijn adaptieve vaardigheden?
• Wat zijn conceptuele vaardigheden?
• Oorzaken van verstandelijke beperking?
• vervuiling
• drugs- of drank verslaving
• ‘Handicap” is een socio-ecologisch gegeven?
• betekent dat het altijd in relatie staat met de omgeving, stel: je hebt zelf een
normaal IQ, maar de omgeving waarin je woont heeft een heel hoog IQ, dan
wordt jij een beetje gezien als de ‘dommerik’. Kan ook in omgekeerde weg zijn, jij
hebt een heel hoog IQ en de omgeving een veel lager IQ, wordt jij gezien als de
‘slimmerik’.
2. Gevolgen voor het functioneren, mate van ernst
• licht
• matig
• ernstig
• zeer ernstig
Pagina 1 van 51
,2.1 Hoe verhouden deze niveaus zich t.a.v. IQ & normale ontwikkeling?
IQ-BEREIK ONTWIKKELINGSLEEFTIJD
Licht verstandelijke IQ 50-55 tot 6,5-12 jaar
beperking 70
Matig verstandelijke IQ 35-40 tot 4-6,5 jaar
beperking 50-55
Ernstig verstandelijke IQ 20-25 tot 2-4 jaar
beperking 35-40
Zeer ernstig verstandelijke IQ < 20-25 0-2 jaar
beperking
2.2 Typering van de subgroepen
2.2.1 Licht verstandelijke beperking
• IQ: 50-55 à 70
• Verschillen op vlak van gezichts- en gehoorvermogen, epilepsie, kleurenblindheid,
articulatie, lengte- en groeicurve, t.a.v. leeftijdgenoten zonder beperking.
• Vaak komen ze uit multiprobleemgezinnen
• “willen er bijhoren” maar slagen er niet in
• Impulsiviteit in denken & handelen
• Rigiditeit & starheid, ze kunnen moeilijk om met veranderingen
• Fragmentarische ervaringen, cognitief weinig verbanden kunnen leggen
• Tekort aan psychische weerbaarheid
• Falende sociale perceptie
• Weinig zicht op eigen mogelijkheden of beperking – onrealistisch zelfbeeld
• Assessments zijn ter beschikking (MOHO, COPM, PVQ, VQ, COSA, OSA, SCOPE)
2.2.2 Matig verstandelijke beperking
• IQ: 35-40 à 50-55
• Oriëntatie in tijd en ruimte in het hier-en-nu kunnen bv. weg terugvinden volgens
geleerde routes, kunnen personen onderscheiden en herinneren
• Motorisch: moeite met “afwerking” van beweging of fijn-motorische handelingen,
lager tempo van beweging
• Grote variatie in spraakontwikkeling: van enkele woorden tot eenvoudige zinnen
• Vertraagd denkvermogen
• Impulsieve, associatieve perceptie
• Terugvallen op stereotiep niveau
Pagina 2 van 51
, • Geen zelfstandige oordeelsvorming
• Kunnen leren uit eenvoudige ervaringen
• Moeite met concentratie
• Nood aan doe-activiteiten
• Nood aan herhaling & veilige structuren
• In staat tot eenvoudige arbeid
• Assessments zijn voorhanden
2.2.3 Ernstig verstandelijke beperking
• IQ: 20 à 35-40
• Meer bijkomende motorische, sensorische & fysieke beperkingen
• Weinig aanpassingsgedrag
• Vaak gedragsstoornissen
• Weinig uitgewerkte fijnmotorische vaardigheden & beperkte oog-handcoördinatie
• Beperkt inzicht in tijd & ruimte
• Woordenschat beperkt tot enkele situaties, objecten & gebeurtenissen uit de
dagelijkse leefwereld.
• Drukken zich vaak uit met pre-spraakvocalisaties, gebaren, gelaatsexpressie en
lichaamstaal.
• Passieve taalgebruik beter ontwikkeld dan het actieve, ze begrijpen meer dan wat ze
kunnen uiten. é
• Persoonlijk zelfredzaamheid varieert van volledig zelfstandig met toezicht tot
volledig afhankelijk.
• Beperkte sociale verbondenheid met anderen.
• Assessments voorhanden.
2.2.4 Zeer ernstig verstandelijke beperking
• IQ < 20
• Veel bijkomende beperkingen (vaak overlap met groep meervoudige beperking)
zoals fysieke & zintuiglijke stoornissen, motorische problemen, epilepsie.
• Vaak broze gezondheid (luchtwegen, spijsvertering,…)
• Weinig of niet zelfredzaam (vaak afhankelijk van motorische mogelijkheden)
• Reageren weinig op stimuli uit de omgeving.
• Beperkte expressieve vaardigheden bemoeilijken de interactie met de omgeving.
• Zelfbeeld / persoonlijke effectiviteit ?
• Beperkte herinnering t.a.v. weerkerende personen, handelingen & plaatsen.
• Gedrags- en psychische problemen: rumineren (reageren op prikkels uit hun eigen lichaam,
zoals herkauwen van voedsel) , automutilatie (zelfverwonding), agressie, autistoform gedrag
(autisme), dwangmatig gedrag,…
• Weinig assessment
Pagina 3 van 51
, 2.3 In welke percentages komen de verschillende niveaus voor?
Mannen/vrouwen Ca. 1,5/1
Lichte verstandelijke beperking Ca. 75%
Matige verstandelijke beperking Ca. 17%
Ernstige verstandelijke beperking Ca. 7%
Zeer ernstige verstandelijke beperking Ca.1-2%
Hoeveel procent van de mensen met een verstandelijke beperking zou ook autisme
hebben? antwoord: ongeveer de helft.
3. Theorie van ervaringsordeningen Dorothea Timmers-huigens (p. 75-77)
Ervaringen worden op een bepaalde manier geordend
Geen niveaus van ordening
Wel dominante ordening
In het gewone leven flitsen we heen & weer tussen de verschillende ordeningen
Pagina 4 van 51