Sociologie van media en ICT
H1 Inleiding mediasociologie
Sociologie > de studie van de maatschappij
Focus op de structurering van sociale relaties en sociale instituties binnen een ruime gemeenschap van mensen
We leven niet naast elkaar, maar met elkaar
Om chaos te vermijden (met oog op sociale orde) leven we volgende impliciete en expliciete afspraken
= sociale structuren
o Sociale structuur = een overkoepeling en organisatie van sociale relaties en sociale instituties die de
abstract
samenleving vormen: brengt orde, maar varieert in tijd & ruimte
o Sociale instituties = door de samenleving ontworpen en opgelegde
handelingspatronen vb. gezin, onderwijs, religie, politiek, media, …+
concreet vervullen essentiële functies bv. media: socialisatie
o Sociale categorie = mensen die bepaalde kenmerken delen (vb.
geslacht, leeftijd, geloof, beroep, ..)
Het gaat dus voorbij het individu op zich (= sociale psychologie)
Ruimere processen op overkoepelend niveau (= samenleving)
o Deze processen oefenen ook voortdurend een invloed uit op het
dagelijks sociale handelen van individuele actoren
o Samenlevingen evolueren, verschillen en is niettemin eigen biografie
1.1 Mediasociologie: de relatie tussen media en maatschappij
Mediasociologie = subveld waarin de relaties tussen de samenleving en de media worden behandeld
o Gaat kijken naar de plaats binnen de samenleving
o Welke sociale groepen maken er gebruik van en waarom?
- ↔ mediapsychologisch > wat trekt een individu aan? (psychologische motieven)
- Hoe wordt deze relatie geconceptualiseerd?
> 3 heersende denkbeelden
1. De media als vormende kracht = media-inhouden hebben het potentieel om mensen te beïnvloeden in
hun denken en handelen
o Media kan dus de richting en vorm van verandering in de samenleving beïnvloeden
o Bv. Beelden van oorlogsfilm beïnvloedt hoe mensen over oorlog denken
o Media > Maatschappij
2. De media als afspiegeling = Media houden de samenleving een spiegel voor, ze functioneren enkel
als doorgeefluik van wat in de samenleving ‘leeft’
o Er worden denkbeelden belicht die reeds dominant zi
o Bv. Als afbeeldingen van seksualiteit explicieter worden dan is dit omdat we leven in een
maatschappij waarin de openlijke beleving van seksualiteit reeds een gegeven is
o Maatschappij > Media
3. De middenweg die de verhouding tussen media en maatschappij beschrijft: circulaire relatie: er is dus
wederzijdse beïnvloeding = wisselwerking tussen media en maatschappij
o Onderwerpen in de media zijn niet willekeurig maar vormen onderwerp van het publiek debat
o Evenmin resultaat van neutraal proces: actieve selectie en constructie
o Maar tegelijkertijd is het geen neutrale, waardevrije afspiegeling van de werkelijkheid
o Mediaproductie is een selectief proces: inhoud van media niet uit de lucht gegrepen
o Media-inhouden vormen representaties > deze informeren op hun beurt de bredere samenleving > dit kan
leiden tot beïnvloeding
1
, lOMoARcPSD|15781725
⟶ Cursus hanteert deze derde benadering:
Verhouding tussen media en maatschappij = een complex, interactief proces
Wisselwerking > ze geven elkaar voortdurend vorm
2 soorten bronnen:
1) Algemene sociologische bronnen
2) Meer recente ontwikkelingen binnen de mediasociologie
Vb NOS moet besparen op sportjournalistiek > minder voetbal? NEE, want voetbal meest beoefende sport in
Nederland (= afspiegeling) of JA, want juist die aandacht voor voetbal zorgt ervoor dat veel mensen gaan
voetballen, en dat gaat ten kosten van andere sporten (= vormende kracht)
1.2 De historische relatie tussen mediastudies en sociologie
Communicatiewetenschappen: focus op de individuele effecten > gedomineerd door
sociaalpsychologische invloeden
Origine?
o Scheurden zich af van de sociologie (sociologie > mediasociologie >
communicatiewetenschappen)
o Maar sociologie blijf wel een inspiratiebron
⟶ Mediasociologie als zelfstandige subdiscipline + bestuderen van media binnen sociale structuur, ie
wisselwerking met andere sociale instituties
1.3 Sociologie van de moderne maatschappij
1.3.1 Reflexieve, ‘hoge’, ‘late’ moderniteit
Sociologie leeft onder het besef dat samenlevingen continu veranderen
Als we spreken van ‘de samenleving’ dan spreken we over de ‘moderne samenleving’:
Moderniteit: historische periode die loopt vanaf het Europese verlichtingsdenken in de 17de eeuw tot
ten minste de jaren 1980
o Secularisering en rationalisering: Religieuze autoriteit werd vervangen door het
rationeel wetenschappelijk denken
o Traditionele ideeën werden vervangen door methodisch denken en het procedureel
inzetten van kennis en middelen om beoogde doelen te bereiken
o Post-feodale processen: kapitalisme, industrialisering, bureaucratisering,
urbanisering, consumentisme, democratisering en globalisering
> natiestaten verschillen in tempo van modernisering
Moderniteit staat onder druk: sommigen argumenteren dat we leven in een postmoderniteit
Postmoderniteit = gebaseerd op de overtuiging dat samenlevingen niet onvermijdelijk op een uniforme,
gestructureerde wijze in dezelfde richting evolueren
o Rationaliteit heeft ook negatieve effecten gehad (conflicten, milieuvervuiling)
o Uniformiteit heeft plaats gemaakt voor diversiteit en pluraliteit
o Traditionele pijlers van het moderniteitsdenken worden ondermijnd door massamedia,
globalisering, immigratiestromen… bv klimaat crisis ontkenners (modernisten) vs pessimisten
(postmodernisten)
10
, lOMoARcPSD|15781725
Ondanks kritiek nog steeds erg waardevol > Giddens: late/hoge/reflexieve moderniteit: erkent zowel de positieve
als de negatieve consequenties van de evolutie van traditionele, feodale naar moderne samenlevingen
Erkent dat er geen eenduidige weg naar ‘de’ moderne samenleving bestaat > elke samenleving evolueert via
een uniek parcours (moderniteit is in sommige landen nog steeds de realiteit)
1.3.2 Sociologische metaprocessen boven ons hoofd
Enkele processen die eigen zijn aan de overgang van traditionele naar moderne samenlevingen:
o Industrialisering:
- 18e eeuw: GB en West-EU
- Fundamentele technologische ontwikkelingen vervangen van menselijke en dierlijke arbeid
door machinatie
➔ Doel: efficiëntere productie
- Verhuizing van platteland naar steden > sterke impact op dagelijks leven: welvaart?
- Absoluut kernproces in de evolutie naar een moderne samenleving
o Urbanisering:
- Toename van de bevolkingsdichtheid in stedelijke gebieden (zie ook hierboven): hand in hand
met industrialisering
- Lossere en meer geïndividualiseerde associaties tussen mensen (ipv hechte gemeenschappen) >
individualisering, ontheemding
o Bureaucratisering:
- Omvat de hiërarchische organisatie op basis van geschreven, formele regels, procedures en
aanspreekpunten die kenmerkend zijn voor geïndustrialiseerde samenlevingen
- Verbonden met de complexiteit van moderne samenlevingen
- Gestandaardiseerd met een strikte regelgeving (‘ sociale machine’)
o Kapitalisme:
- Steunt op winstmaximalisatie binnen een vrije markt
- Gevoed door investeringen die tot groei en winst leiden
• Karl Marx & Friederich Engels: zien het als een systeem van exploitatie waarbij
de kapitalistische klasse over het kapitaal beschikt (maakt hen dominant
tegenover de arbeidsklasse) > systeem van uitbuiting
• Max Weber: ziet het als een voedingsbodem tot zelfontplooiing, competitie en
innovatie > drijvende kracht
- Kent ook een inhoudelijke evolutie (bv. informatiekapitalisme)
o Consumentisme:
- Men haalt persoonlijke voldoening uit consumeren, maar het consequenties
- Motor van het kapitalisme
- Vanaf vorige eeuw (1960 piek): van beperkte elite tot een zo breed mogelijk consumentenpubliek
- Materialistische levensstijlen en massaconsumptie
- ‘I shop therefore I am’
o Globalisering:
- Omvat het verkleinen van de afstand tussen geografisch verspreide populaties door
ze met elkaar in contact te brengen, hetgeen schijnbaar leidt tot een eengemaakte,
globale samenleving
- Minder isolatie: een toenemend transnationaal karakter op politiek, cultureel en economisch vlak
H2: Decompositie van media
Media = kanalen die een zender in de mogelijkheid stellen om een boodschap over te brengen naar een ontvanger
o 4 componenten: zender (krant, televisie,..), kanaal (nieuws kijken via internet, krant, ..),
boodschap, ontvanger vb. journalisten links georiënteerd?
- Zender (journalisten) geanalyseerd door surveys, interviews, observaties
- Boodschap of media-inhouden kwantitatief (linkse politici meer aan het woord) en kwalitatief
(linkse politici beter in beeld?) analyseren
- Ontvanger (publiek) bevragen
o Vertaalt zich in de massacommunicatiecontext in doorgaans professionele mediabedrijven
die inhoud produceren om deze via een technologische infrastructuur aan te bieden aan een
3
, lOMoARcPSD|15781725
zo ruim mogelijk publiek bv. Een fictieserie tegen betaling van een zender gecreëerd door een
productiehuis= complex samenspel van verschillende factoren
Ruimere maatschappelijke context - mediaproductie als complex samenspel van verschillende factoren
o Media als industrie
o Media als inhoud
o Media als technologie
o Media als impact op het publiek
➔ Deze cursus: samenspel staat centraal (geen eenzijdige benadering)
2.1 Media als industrie (= zender)
Media = industrietak op een immense schaal
o => Productie en distributie gebeuren binnen een economische logica die mogelijk een impact heeft op
de organisatie van die productie
1. Kritische politieke economie perspectief op media – aansluitend met Marx
Vertrekpunt = economische principe dat schaarse middelen worden ingezet om te voldoen aan bepaalde
noden, terwijl andere noden onvervuld blijven --> er moeten keuzes gemaakt worden
Mosco = studie van sociale relaties (machtsrelaties) die de kern uitmaken van productie, distributie en
consumptie van middelen; inzet van en controle over middelen
o Wie oefent controle uit over de verdeling van die middelen?
o Wat is de maatschappelijke impact van deze gemaakte keuzes?
o Wie krijgt toegang tot informatie en wat staat er tegenover?
2. Media-economisch perspectief op media– aansluitend bij Weber
= redeneert volgens liberale logica van efficiënte marktwerking: welvaartscreatie gebaseerd op vrije
markprincipes, vrijheid leidt tot kwaliteit > competitie is drijvende kracht.
↔ Kritische politieke economie van media:
o = Subset van politieke economie: veelal volgens (neo)Marxistische school
o Legt de nadruk op ongelijkheden in de verdeling van de macht, en de mechanismen die
de ongelijkheden in stand houden
o Normatief karakter: streeft naar positieve, sociale verandering (diagnose + remedie)
o Speuren naar en problematiseren mechanismen die vrije informatiegaring en
verstrekking ondermijnen: informatie als publiek goed, diversiteit is prioriteit
o Ingebakken scepsis tegen ingebouwde machtwerking en de rol van het beleid op het al dan
niet ingrijpen op de markt
Bv. onderzoek naar de toegang tot kwaliteitsvol nieuws voor elke burger (men zal onderzoek doen,
oplossingen formuleren… )
Aandachtspunten: de verregaande commercialisering van media > wantrouwen commercialisering
1.Vrije marktwerking
o Privatisering = delen van de publieke omroepen worden verkocht aan private investeerders vb. TFI
o Liberalisering = openbreken van de markt voor private en commerciële spelers vb. VRT niet de
enige zender meer, VTM nu ook
o Deregulering = versoepelen van de regels (bv. reclame in media)
o Verzelfstandiging = de publieke media krijgt commerciële druk => nieuwe commerciële
4