Dit is een samenvatting van het gedeelte semiotiek, het eerste hoofdstuk dat behandeld wordt tijdens de lessen van Taal en betekenis.
Moest je nog vragen hebben, kan je me gerust een berichtje sturen! :)
Samenvatting Taal & betekenis
4. Semiotiek
Betekenisgeving: niet enkel op niveau van taal maar ook op volledig zintuigelijke pallet
De wetenschap die zich bezighoudt met de studie van
o Tekens
Iets dat verwijst naar iets anders; het geeft een representatief karakter
Een plaatsvervanger
Stelt een relatie in met andere tekens, met datgene waarvoor het staat en
met de gebruiker van het teken voorwie het functioneert
o Tekensystemen
o Taaltekens (letters, woorden, zinnen)
Hebben pas betekenis als relatie tussen betekenisdrager & de betekende die
het taalsysteem kent waartoe de betreffende tekens behoren
o Betekenisprocessen
Grondleggers van moderne semiotiek
Charles Sanders Peirce
o Zag tekens en symbolen als centrale kenmerken van taal & communucatie, alsook
van het denken en de wetenschap
Ferdinand de Saussure
o In continentale traditie gaat men eerder door op structuralisme van de Saussurre
o Legt nadruk op taal & tekst
Charles William Morris
o In traditie van analytische denken & niet gebaseerd op taalwetenschap zet Morris
het werk van Pierce verder
Roland Barthes
o Gaat verder op de Saussurre
Wat is betekenis?
In analytische taalfilosofie
o Betekenis draait om de relatie: taal & werkelijkheid
In semiotiek
o Taal is niet enkel symbolische taal (onze natuurlijke taal)
o Veel meer dingen dan dat zijn drager van betekenis
o Tekens in het algemeen: een teken is alles wat voor iets anders stat
o Semiotiek is geen filosofische deeldiscipline maar een thematische discipline, net als
taalfilosofie (bij taalfilo meer connotatie met analytische filosofie)
Aristoteles heeft grote bijdrage geleverd aan logica
o Niet de moderne logica die we nu zien, de propositionele logica
o Maar de Aristoteliaanse logica
Werkt met redeneerschema's of sylogisme; al van toen draait de logica om
het zoeken naar kwaliteitscriteria voor redeneringen
Je kan dat louter inhoudelijk doen, door te focussen op de
redeneringen zelf
1
, Je kan dat domein ook opentrekken naar wat we argumentatieleer/
retorica noemen waar je andere ook contextuele aspecten gaat
betrekken
Retorica; de kunst om te overtuigen, je moet niet perse gelijk
hebben
Hij denkt na over mogelijke vormen die een subject van een propositie (taalkundige zin)
kunnen hebben, hij onderscheid er 10
1. Substantie
2. Kwantiteit
3. Kwaliteit
4. Relatie
5. Plaats
6. Tijd
7. Toestand
8. Hebben
9. Doen
10. Ondergaan
Bv.: Rood is een voorbeeld van een eigenschap
Bv.: 4 cm is een voorbeeld van kwantiteit
Dan maak ik geen propositie,
Pas in combinatie kunnen proposities worden gemaakt die kunnen waar of onwaar zijn
Logica: kwaliteitscriteria (negatief, kritisch) voor taalgebruik en argumentatiestructuur = negatieve
kwaliteitscriteria
Ze zijn kritisch en leveren een instrument om te beoordelen of argument al dan niet
aanvaardbaar is
Onaanvaardbare argumenten zijn drogredenen
Louter op vlak van taal & argumentatie kan je op verschillende niveaus een kritische toets
gaan uitoefenen; de driedeling tussen logica, argumentatieleer & retorica
Een argument is al of niet aanvaardbaar; argumentatieleer
o Onaanvaardbare argumenten, drogredenen
Ad hominem (persoonlijke aanval)
Ad verecundiam (zich beroepen op twijfelachtige autoriteit)
‘Het staat in de krant’
Ad populum (meerderheid, populisme)
‘Iedereen denkt er zo over’
Ad baculum (bedreigingen om iemand te dwingen een bepaald standpunt in
te nemen)
‘Wanneer je dit niet aanvaard ga je naar de hel’
Aristoteles houdt zich in zijn logica ook bezig met verschillende soorten redeneringen
Inductie
Deductie
2
, Retorica: positieve kwaliteitscriteria worden meegegeven voor de kunst van het uitdrukken van
proposities/ teksten en argumenten
Retorica heeft het nog ruimer over allerlei zaken die de aanvaarding van die argumenten al
dan niet logisch onderbouwd kunnen dienen; gaat over hele setting (discussie bv; relatie
toehoren & publiek)
Welsprekendheid is belangrijk bij overtuigingskracht
Logos, ethos; pathos
Volgens Arist. worden er in de retorica 5 fasen onderscheiden, vandaag gaat het vaak
alleen over de elocutio
o Inventio
o Dispositio
o Elocutio (verwoording)
Klankfiguren
Woord- en zinfiguren
Gedachtefiguren
Stijlfiguren
Figuurlijk taalgebruik (beeldspraak – metafoor en metonymie)
o Momoria
o Pronuntiatio/ actio
Taalfilosofie van Aristoteles
Gaat uit van de veronderstellingen van de Linguistic turn: het denken is onlosmakelijk
verbonden met en begint met het verwoorden van ideeën, hypothesen, vaststellingen
Zolang ideeën niet worden uitgedrukt kan je je afvragen of ze eigenlijk wel bestaan
Filosofie begint met het verwoorden van ideeën, hypothesen en feitelijke vaststellingen
waardoor men erover kan discussiëren of dialogeren
Alle filosofische problemen worden geformuleerd IN de taal met de taal moeten we daar ook
een oplossing mee zoeken
“We kunnen in een discussie de dingen niet zelf meebrengen, dus moeten we ons
bedienen van hun namen als symbolen of plaatsvervangers”
o Met deze uitspraak kunnen we Aristoteles de eerste semioticus noemen
o Verschillende taalaspecten fungeren als plaatsvervangers, dat de verschillende
elementen waar we ons van bedienen in de taal dat die verwijzen naar een andere
werkelijkheid die al dan niet op hetzelfde moment aanwezig is
Metonomie; iets staat in de plaats van iets anders
Basisidee taal; je kan loskomen van de werkelijkheid en toch over werkelijkheid praten
Aristoteles spreekt over S,I,IT Pierce zal dat anders noemen
o Symbool
Symbolisch karakter verwijst naar het omgekeerde; iets staat voor
iets anders -> kan puur op conventionele wijze geconstitueerd zijn;
er hoeft geen relatie van gelijkenis te zijn
o Icoon
Iconische karakter verwijst naar gelijkenis
o Inferentieel teken
Of de aanwijzing
3
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur antje3. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €6,49. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.