B
BUSINESS BASICS
SAMENVATTING
Abstract
Samenvatting voor het examen Business Basics op basis van de PowerPoint
Event & Project Management – Jaar 1
Lauren Peeters
, Inleiding – Micro-economie
1. Inleiding
Het doel is om begrippen in eigen woorden te kunnen bespreken.
1. Doel van de economische wetenschap
Economie = de studie van het menselijk streven naar bevrediging van behoeften, met behulp
van schaarse middelen.
Aan bijna alle menselijk handelen, zit een economisch aspect namelijk keuzes maken.
Elementen van die keuze:
1. Veel behoeften
- = aanvoelen van een tekort
- Ik heb honger
- Ernaar streven om dit tekort te bevredigen (dus ik wil eten)
- Soorten behoeften
1. Primaire behoeften
- = levensnoodzakelijke behoeften
- Basisvoeding, basiskleding, basishuisvesting …
2. Materiële of immateriële behoeften
3. Collectieve behoeften of individuele behoeften
- Onderwijs, wegen, recreatiezones of kledij, ontspanning
2. Schaarse middelen
- Goederen en diensten kunnen onze behoeften bevredigen MAAR wij
kunnen met ons inkomen niet al die goederen en diensten kopen
- We kunnen dus NIET tegelijk al onze behoeften voldoen
- De middelen zijn dus schaars!
3. Keuzeprobleem
- We zijn dus verplicht om te kiezen
- De mens wil een maximale behoeftebevrediging volgens zijn beschikbare
middelen
= economisch principe
1
, 2. Soorten goederen
Economische goederen (schaarse middelen) bestaan uit:
1. Consumptiegoederen
= Worden door consumenten gekocht om in hun behoeften te voorzien
1. Verbruiksgoederen
- Niet duurzaam
- Melk, brood …
2. Gebruiksgoederen
- Duurzaam
- Koelkast
2. Investeringsgoederen
= Goederen die dienen om consumptiegoederen te produceren
1. Vlottende investeringsgoederen
- Niet-duurzaam, levensduur < 1jaar
- Grondstoffen, voorraden …
2. Kapitaalgoederen
- Duurzaam, levensduur > 1 jaar
- Gebouwen, machines …
➔ Het gebruik bepaalt het verschil tussen consumptie- en investeringsgoederen.
Auto particulier = gebruiksgoed, auto in een bedrijf = kapitaalgoed
3. Consumptie en productie
Consumptie = gebruik van economische goederen voor niet-productieve doeleinden. Het
gaat gepaard met besteding van het inkomen.
Productie = scheppen van economische goederen of toevoegen van waarde aan
economische goederen. Het gaat gepaard met verwerven van inkomen.
4. Ceteris paribus-clausule
- Ceteris paribus = als het overige gelijk blijft
- Een prijsstijging van goed x zal, ceteris paribus, resulteren in een daling van de vraag
naar dat goed
2
, 5. Micro-, meso- en macro-economie
- Micro-economie
- = bestuderen van gedrag van een individuele (gezins- of bedrijfs-)
huishouding
- Delhaize, Volvo, AB Inbev …
- Macro-economie
- = bestuderen van gedrag van groepen van huishouding
- Belgische supermarkten, de autosector, de bierfabrikanten …
- Macro-economie
- = bestuderen van alle bedrijven, alle gezinnen, alle overheidshuishoudingen.
De economische grootheden van een land (of groter) worden opgeteld.
- Belgische economie, de Europese economie, de wereldeconomie …
2. Consumenten
1. De optimale goederencombinatie
- Besteding van inkomen
- Consument moet een combinatie van goederen en diensten kiezen
- Welke combinatie van goederen?
- Optimale keuze wordt beïnvloed door
1. Economische factoren
- Prijzen en beschikbaar inkomen (budget)
2. Niet-economische factoren
- Preferenties
1. Preferenties
- Subjectief
- Kunnen veranderen in de tijd
- Voor de economie zijn preferenties een gegeven
1. Sociologische factoren
- Gezinssituatie, sociale klasse, religie, woonplaats, nationaliteit
2. Psychologische invloeden
- Persoonlijkheid, levensstijl, attitude
3