Samenvatting: Nederlands communicatie en variatie deel 2
NED: COMMUNICATIE & VARIATIE
DEEL 2
ARGUMENTATIE
OPBOUW VAN EEN ARGUMENTATIE
- Je vertrekt vanuit een standpunt
- Je onderbouwt je standpunt met argumenten
- Je legt uit waarom
- Je hoopt de andere te overtuigen
- Volgorde is ook belangrijk (sterk zwak): aandachtspiek is het hoogste in het begin
Advies:
Probeer je te beperken tot 2 à 3 argumenten
Gebruik bij een argument maximaal 1 à 2 ondersteunende argumenten
Mensen wantrouwen het gebruik van veel argumenten
Mensen kunnen zich onder druk gezet voelen
Door te veel (complexe) argumenten, doorzien mensen de argumentatie niet meer
FEITEN VS MENING
Feit Bewering waarvan je kunt controleren of ze waar is of niet
Mening Iets wat een individu of een groep vindt, en waarmee je het eens of oneens
kan zijn
Standpunt Feit of mening waarover gediscussieerd kan worden
Feit ≠ argument Ook een mening kan als argument gebruikt worden MAAR een argument is
overtuigender als ze onderbouwd zijn met feiten
Academische Je geeft een gedetailleerde beschrijving van feiten om de lezer te
context informeren, NIET om de lezer te overtuigen van je eigen standpunten (=
argumenteren)
KWALITEIT VAN DE ARGUMENTEN BEOORDELEN
Basisvragen:
1
, Samenvatting: Nederlands communicatie en variatie deel 2
- Kloppen de feiten?
- Zijn de argumenten relevant?
KLOPPEN DE FEITEN?
Bronnen consulteren (boeken, tijdschriften, websites, personen, organisaties, …)
o Deskundigheid van de bron (combinatie van kennis en ervaring)
o Objectiviteit van de bron (persoonlijk belang)
Peerreview
De resultaten van een wetenschapper worden beoordeeld door twee of drie specialisten uit
hetzelfde wetenschapsdomein (= peers) voordat deze gepubliceerd worden
Als dit anoniem gebeurd, noemt dit double blind peerreview (auteur anoniem + peers anoniem)
De beoordelaars (= reviewers) schrijven een verslag met werkpunten
Boeken en artikelen die peerreview hebben ondergaan, worden als kwalitatief sterker gezien
ZIJN DE ARGUMENTEN RELEVANT?
Je moet argument en standpunt met elkaar kunnen verbinden in een als/dan-zin
Bv: een reiziger wordt bestolen bij een Egyptisch zwembad
Relevant argument Irrelevant argument
“als u uw schadeclaim voor uw gestolen camera “als u met prijsstunter Ryan Air naar Egypte
pas ruim na een jaar na de diefstal indient, gevlogen bent, (dan) vergoeden we uw gestolen
(dan) vergoeden we de schade niet” camera niet”
Logisch Onlogisch
Je denkt spontaan “waarom niet?”
Hoe degelijk en relevant ook, je kan nooit iedereen overal van overtuigen:
- De boodschap moet vaak enkele keren per week herhaald worden
- Informatie moet goed gedoseerd worden
- Mensen hebben tijd nodig om na te denken
2
, Samenvatting: Nederlands communicatie en variatie deel 2
ARGUMENTATIE EN FORMULERING
ARGUMENTATIEVE SIGNAALWOORDEN
Standpunt Ik vind …, volgens mij …, mijns inziens …, naar mijn mening …, dus, waarom,
Argument Want, immers, tenslotte, namelijk, omdat, doordat, aangezien, daar (formeel)
Tegenargument Maar, echter, anderzijds, aan de andere kant
Structuur van de Ook, bovendien, daarnaast, tevens, ten eerste/ten tweede
argumentatie
Soms is het begrijpelijker om korte zinnen te gebruiken zonder argumentatieve signaalwoorden.
GENUANCEERDE STANDPUNTEN FORMULEREN
Standpunten worden genuanceerd geformuleerd, o.a. door voorwaarden en/of een voorbehoud toe
te voegen. Op die manier kan het standpunt niet meteen onderuitgehaald worden door een kritische
lezer.
Elementen met toenemende nuance Nuance
Waarschijnlijk Niet 100% zeker
Het is niet ondenkbaar dat Weinig zekerheid
Een van de regio’s Er zijn er meerdere
SOORTEN ARGUMENTEN
Een argument kan gebaseerd zijn op:
Analogie Specifieke gevallen worden met elkaar vergeleken
Generalisering/veralgemening Uit een voorbeeld wordt een algemene regel afgeleid
Causaliteit (≠ correlatie) Uit een oorzaak wordt een gevolg afgeleid (of andersom)
Autoriteit Het is zo omdat een autoriteit (mens of bron) het zegt
Doel-middelredenering Het middel is goed, want het leidt tot het gewenste doel
Eigenschap-oordeelredenering Het oordeel is gebaseerd op de aanwezigheid van bepaalde
kenmerken of eigenschappen
Bv: een vink heeft vleugels en kan vliegen, dus is het een vogel
3